Auteur: Peteke Feijten, Coen van Duin, Lenny Stoeldraijer
Verkenning Bevolking 2050 - editie 2024

3. Uitkomsten Bevolkingsvarianten

3.1 Totale bevolking

Op 1 januari 2023 woonden er in Nederland 17,8 miljoen mensen. Volgens de variant Midden, die overeenkomt met de Bevolkingsprognose 2023-2070 (Stoeldraijer, Feijten & Van Duin, 2023), zal het aantal inwoners groeien tot 19,7 miljoen in 2050. Dat zijn er 1,9 miljoen meer dan in 2023. De variant Groei, waarin zowel migratie als kindertal en levensverwachting hoog zijn, laat voor 2050 het hoogste aantal inwoners zien: 21,8 miljoen, een groei van 4,0 miljoen ten opzichte van 2023. De tegenovergestelde variant Krimp, met lage migratie, kindertal en levensverwachting, leidt tot het laagste aantal inwoners in 2050, namelijk 17,8 miljoen. Dit is de enige variant die in 2050 een inwonertal heeft dat lager is dan het huidige aantal inwoners (37 duizend minder).

De varianten Arbeid en Asiel, waarin alleen de migratie hoog is ten opzichte van de variant Midden, laten in 2050 een hoger aantal inwoners zien, met respectievelijk een groei van 2,9 miljoen tot 20,8 miljoen en een groei van 2,4 miljoen tot 20,2 miljoen inwoners. De variant Lage Migratie geeft een lager aantal inwoners van 18,2 miljoen in 2050, een groei van 0,4 miljoen ten opzichte van 2023.

De varianten Groen en Grijs verschillen beperkt ten opzichte van de variant Midden, met 19,8 miljoen en 19,5 miljoen in 2050. Dit komt doordat in variant Grijs het positieve effect van een hoge levensverwachting wordt gecompenseerd door het negatieve effect van een laag kindertal (er worden minder kinderen geboren). Het omgekeerde geldt voor de variant Groen (er overlijden meer mensen).

3.1.1 Bevolking in 2023 en 2050 (varianten)
JaarVariantBevolking (x mln)
2023Waarneming17,811
2050Krimp17,774
2050Lage Migratie18,247
2050Grijs19,541
2050Midden19,684
2050Groen19,804
2050Asiel20,163
2050Arbeid20,757
2050Groei21,810

3.2 Bevolking naar leeftijd

In 2023 woonden er 10,5 miljoen mensen in Nederland die tussen de 20 en 65 jaar oud zijn. Dit is 59 procent van de bevolking. Naar verwachting groeit deze leeftijdsgroep in de variant Midden naar 10,8 miljoen in 2050. Als aandeel van de bevolking is echter een daling te verwachten naar 55 procent. Deze daling is ook in alle bevolkingsvarianten te zien, zelfs in varianten met een hoger migratiesaldo. In de variant Groei zal 54 procent in 2050 tussen de 20 en 65 jaar oud zijn, in de variant Arbeid is dat 56 procent en in de variant Asiel 55 procent. In de varianten Lage Migratie en Krimp neemt het aantal 20- tot 65-jarigen niet alleen procentueel af (naar respectievelijk 54 en 57 procent), maar ook in absolute zin (respectievelijk naar 9,8 en 10,1 miljoen in 2050).

3.2.1 Bevolking naar leeftijd in 2023 en 2050 (varianten)
JaarVariant0 tot 20 jaar (x mln)20 tot 65 jaar (x mln)65 jaar en ouder (x mln)
2023Waarneming3,75010,4603,601
2050Krimp3,35610,0724,346
2050Lage Migratie3,6419,8494,757
2050Grijs3,38310,7585,400
2050Midden4,04210,8344,809
2050Groen4,69210,8904,222
2050Asiel4,18911,1434,831
2050Arbeid4,29311,6024,862
2050Groei4,81711,7185,275

In 2023 woonden er in Nederland 3,6 miljoen 65-plussers, 20 procent van het totaal aantal inwoners. Het aantal neemt naar verwachting toe naar 4,8 miljoen in 2050 (variant Midden). Dan bestaat 24 procent van de bevolking in Nederland uit mensen van 65 jaar of ouder. In alle bevolkingsvarianten neemt de leeftijdsgroep 65 jaar en ouder toe, zowel in absolute als in relatieve zin, ook als de levensverwachting matig stijgt. In de variant Grijs is de toename van het aantal (tot 5,4 miljoen in 2050) en aandeel (28 procent in 2050) 65-plussers het grootst; daarin stijgt de levensverwachting meer, maar worden er ook minder kinderen geboren. Ook in de variant Lage migratie is het aandeel 65-plussers in 2050 (26 procent) groot, door het relatief lage aantal migranten die de bevolking gemiddeld jong houden. In variant Groen, waarin de levensverwachting minder toeneemt en het kindertal hoog is, is het aandeel 65-plussers in 2050 het laagst (21 procent).

Het aantal inwoners jonger dan 20 jaar was in 2023 3,8 miljoen. De verwachting is dat dit aantal in de variant Midden iets toeneemt naar 4,0 miljoen in 2050. Zowel in 2023 als in 2050 is dat 21 procent van de bevolking. In de varianten met een hoog gemiddeld kindertal (Groei en Groen) neemt het aantal en aandeel 0- tot 20-jarigen toe. In de variant Groen neemt het toe tot 24 procent van de bevolking in 2050. Bij een laag gemiddeld kindertal, zoals in variant Grijs, is er een afname van het aantal en aandeel 0- tot 20-jarigen te verwachten, tot 17 procent in 2050. Meer of minder migratie leidt ook tot meer of minder kinderen in de bevolking, maar het effect is minder groot dan van een hoog kindertal.

Demografische druk

De verhouding tussen het aantal kinderen, de mensen in de werkzame leeftijd en het aantal ouderen is van belang voor de samenleving. Mensen in de werkzame leeftijd zorgen grotendeels voor de economische groei, betalen via de inkomstenbelasting een aanzienlijk deel van de publieke voorzieningen, zoals onderwijs en zorg, en verrichten veel onbetaalde zorg voor kinderen en hulpbehoevende ouderen. Als de verhouding tussen mensen in en buiten de werkzame leeftijdsgroepen –de demografische druk– ongunstiger wordt, wordt het moeilijker om het bestaande niveau van de verzorgingsstaat overeind te houden.

De totale demografische druk, die in 2023 gelijk was aan 70, is het hoogst in variant Groei (86), en het laagst in variant Krimp (76). Dat de demografische druk hoog is in variant Groei komt doordat daar twee processen zijn die de bevolkingsaantallen buiten de werkzame leeftijd doen groeien: een hoog kindertal, dus veel 0- tot 20-jarigen, en een hoge levensverwachting, dus veel 65-plussers. De daarnaast verhoogde migratie, van vooral mensen in de werkzame leeftijd, weegt daar maar beperkt tegenop. Variant Krimp heeft tegenovergestelde processen: een laag kindertal, een lage levensverwachting, en verlaagde migratie, wat in totaal leidt tot een bescheidener toename van de demografische druk. In varianten Grijs en Groen komt de demografische druk in 2050 hetzelfde uit als in de variant Midden (82), alleen bestaat die in Groen hoofdzakelijk uit groene druk en in variant Grijs hoofdzakelijk uit grijze druk.

In 2023 was de groene druk 36: op honderd 20- tot 65-jarigen waren er 36 0- tot 20-jarigen. De grijze druk, het aantal 65-plussers ten opzichte van de 20- tot 65-jarigen, was in 2023 gelijk aan 34. Naar verwachting, volgens de variant Midden, is de groene druk in 2050 nagenoeg gelijk aan 2023 (37) en neemt de grijze druk toe naar 44. De zeven bevolkingsvarianten variëren in de verhouding tussen leeftijdsgroepen en daardoor ook in de groene en grijze druk die ontstaat. De groene druk is, door het hoge kindertal, het hoogst in de variant Groen (43) en door een laag kindertal het laagst in de variant Grijs (31). De grijze druk zal in alle varianten toenemen tot 2050. Deze is het hoogst in de varianten Grijs (50) en Lage Migratie (48) en het laagst in de varianten Groen (39) en Arbeid (42).

3.2.2 Demografische druk in 2023 en 2050 (varianten)
JaarVariantDemografische druk (%)Grijze druk (%)Groene druk (%)
2023Waarneming703436
2050Krimp764333
2050Arbeid794237
2050Asiel814338
2050Grijs825031
2050Midden824437
2050Groen823943
2050Lage Migratie854837
2050Groei864541
 

Een andere indicator die inzicht geeft in de ontwikkelingen die van belang zijn voor verschillende beleidsterreinen, zoals de zorg, is de mantelzorgratio. Die geeft inzicht in de verhouding van de generatie oudsten (85-plussers) tot de generatie die veelal mantelzorg levert (50- tot 75-jarigen). De verwachting is, in de variant Midden, dat het aantal 85-plussers meer dan verdubbelt, van 0,4 miljoen in 2023 tot 1 miljoen in 2050. Zij maken dan 5 procent van de bevolking uit, tegen 2 procent in 2023. In variant Grijs, waarbij de mensen langer leven, neemt het aantal 85-plussers het meest toe (1,5 miljoen in 2050) en in de variant Groen het minst (0,7 miljoen). Door de dubbele vergrijzing, dit houdt in dat binnen de groep 65-plussers het deel 85-plussers toeneemt, loopt de mantelzorgratio snel op. In 2023 waren er 7 85-plussers per honderd 50- tot 75-jarigen, in 2050 zullen dat er naar verwachting 19 zijn. In de variant Grijs neemt de mantelzorgratio het meest toe, tot 26 in 2050, in de variant Groen het minste, tot 13.

Verhoging AOW-leeftijd

De demografische en grijze druk hanteren een leeftijd van 65 jaar als grens tussen de (potentieel) werkende en niet-werkende bevolking. Sinds 1 januari 2013 is echter de AOW-leeftijd in Nederland stapsgewijs verhoogd. Ook in de toekomst zal de AOW-leeftijd, op basis van de huidige wet waarin de AOW-leeftijd is gekoppeld aan de ontwikkeling van de levensverwachting, waarschijnlijk verder toenemen. De verhouding tussen het aantal mensen van 20 jaar tot de AOW-leeftijd en het aantal mensen vanaf de AOW-leeftijd, ook wel de dynamische grijze druk genoemd, geeft daarom een beter beeld van de verhouding van het niet-werkzame deel van de bevolking tot het werkzame deel van de bevolking dan de grijze druk.

In 2023 was de AOW-leeftijd 66 jaar en 10 maanden. Op basis van de huidige wet en de meest waarschijnlijke ontwikkeling van de levensverwachting, neemt de AOW-leeftijd tot 2050 toe naar 68 jaar en 9 maanden (variant Midden). In de varianten Groei en Grijs neemt de levensverwachting meer toe dan in de meest waarschijnlijke ontwikkeling, en als gevolg daarvan ook de AOW-leeftijd (Groei: 70 jaar, Grijs: 70 jaar en 9 maanden). Voor de varianten Krimp en Groen geeft de matige groei van de levensverwachting een lagere AOW-leeftijd in 2050 (Krimp: 67 jaar en 6 maanden, Groen: 67 jaar). In de varianten waarin alleen het migratiesaldo is aangepast, is de AOW-leeftijd hetzelfde als in de variant Midden, omdat in deze varianten de levensverwachting gelijk is aan de variant Midden.

De dynamische grijze druk in 2023 is lager dan de grijze druk, 30 tegen 34. Ook in de varianten is de dynamische grijze druk steeds lager dan de grijze druk en dat komt doordat de verhouding tussen werkzame en niet-werkzame personen altijd gunstiger uitpakt bij AOW-leeftijden die hoger liggen dan 65 jaar – en dat is bij alle varianten het geval. Volgens dezelfde logica is te zien dat hoe hoger de AOW-leeftijd ligt, hoe groter het verschil is tussen dynamische grijze druk en grijze druk. De hoogste AOW-leeftijd vinden we in de variant Grijs. Hoewel deze variant een relatief oude bevolking heeft, is de dynamische grijze druk hier laag (36) in vergelijking met de ‘gewone’ grijze druk (50) omdat mensen hier pas met 70 jaar en 9 maanden hun pensioengerechtigde leeftijd bereiken.

3.2.3 Dynamische grijze druk en grijze druk in 2023 en 2050 (varianten)
JaarVariantDynamische grijze druk (%)Grijze druk (%)
2023Waarneming3034
2050Arbeid3342
2050Groei3345
2050Groen3439
2050Asiel3443
2050Midden3544
2050Grijs3650
2050Krimp3743
2050Lage migratie3848

3.3 Bevolking naar herkomst

In 2023 telde Nederland 2,8 miljoen inwoners die buiten Nederland waren geboren en 15,0 miljoen inwoners die in Nederland waren geboren. Van die 15,0 miljoen waren er 2,1 miljoen van wie een of beide ouders in het buitenland waren geboren (de tweede generatie). De overige 13 miljoen hadden een Nederlandse herkomst (zowel zelf als beide ouders zijn in Nederland geboren).

Verwacht wordt dat het aantal mensen met een Nederlandse herkomst in de toekomst zal afnemen. In 2050 zijn dat er naar verwachting 12,0 miljoen, 8 procent minder dan in 2023. Ook in alle bevolkingsvarianten wonen er in 2050 minder mensen met een Nederlandse herkomst in Nederland dan in 2023. De variant Krimp, waarin kindertal, levensverwachting en migratie laag zijn, laat de meeste afname zien (14 procent), variant Groei de minste afname (2 procent).

3.3.1 Bevolking naar herkomst in 2023 en 2050 (varianten)
JaarVariantNederlandse herkomst (x mln)Tweede generatie (x mln)Migranten (x mln)
2023Waarneming12,9782,0562,777
2050Groei12,7443,6145,452
2050Groen11,9853,3444,475
2050Arbeid11,9733,3295,455
2050Midden11,9723,1374,574
2050Asiel11,9693,2414,952
2050Lage Migratie11,9662,8763,405
2050Grijs11,9452,9314,665
2050Krimp11,1812,7233,870

Het aantal mensen dat in het buitenland is geboren neemt in de toekomst toe. In 2023 waren dat er 2,8 miljoen en in 2050 zullen dat er op basis van de variant Midden 4,6 miljoen zijn. Ook in relatieve zin groeit het aandeel migranten: van 16 procent in 2023 naar 23 procent in 2050. De groei geldt ook voor alle andere varianten, van minimaal 19 procent in de variant Lage migratie tot maximaal 26 procent (Arbeid) in 2050.

In 2023 behoorde 12 procent van de bevolking tot de tweede generatie, ze waren zelf in Nederland geboren, met minstens één in het buitenland geboren ouder. Naar verwachting zal het aandeel van de tweede generatie op de totale in-Nederland-geboren bevolking in 2050 zijn toegenomen tot 16 procent in de variant Midden. In de andere varianten is dat niet heel anders, tussen de 15 en 17 procent.

In de varianten waar het buitenlandse migratiesaldo hoog is, neemt het aantal mensen met een herkomst buiten Nederland (migranten en tweede generatie samen) meer toe, in de varianten met een laag migratiesaldo minder. Een hoog kindertal zorgt daarnaast voor extra inwoners met een herkomst buiten Nederland vanwege de toename van de tweede generatie.

Van de mensen met een herkomst buiten Nederland vormen degenen uit de arbeids- en studiemigratielanden de grootste groep. In 2023 was dat 47 procent, ruim de helft daarvan komt uit de EU. 37 procent van de inwoners heeft een herkomst in de klassieke migratielanden en de overige 16 procent in de asielmigratielanden. In 2050 is de verwachting (variant Midden) dat het aandeel mensen met een herkomst in de arbeids- en studiemigratielanden en de asielmigratielanden toeneemt, terwijl het aandeel mensen met een herkomst in de klassieke migratielanden afneemt. In de varianten waarbij de (arbeids)migratie hoger is (Groei en Arbeid) zal een groter aandeel van de bevolking een herkomst in de arbeids- en studiemigratielanden hebben. In de variant Asiel heeft een groter deel een herkomst in de asielmigratielanden. Het aandeel met een herkomst in de klassieke migratielanden blijft het grootst wanneer de migratie laag is.

3.3.2 Bevolking met een herkomst buiten Nederland in 2023 en 2050 (varianten)
JaarVariantMigranten, arbeids- en studiemigratielanden (x mln)Migranten, asielmigratielanden (x mln)Migranten, klassieke migratielanden (x mln)Tweede generatie, arbeids- en studiemigratielanden (x mln)Tweede generatie, asielmigratielanden (x mln)Tweede generatie, klassieke migratielanden (x mln)
2023Waarneming1,4570,5420,7770,8130,2391,004
2050Lage Migratie1,9810,7640,6601,2130,5471,116
2050Krimp2,1980,9950,6771,1400,5321,051
2050Grijs2,6291,2250,8111,2280,5891,114
2050Midden2,5911,2090,7741,3360,6621,139
2050Groen2,5491,1890,7371,4460,7361,162
2050Asiel2,5921,5860,7741,3360,7661,139
2050Arbeid3,4721,2090,7741,5290,6621,139
2050Groei3,1641,4130,8751,6000,7921,222

In de leeftijdsgroep 20 tot 65 jaar neemt het aantal mensen met een Nederlandse herkomst naar verwachting af, van 7,3 miljoen in 2023 naar 5,9 miljoen in 2050 volgens de variant Midden. In de andere varianten zijn de aantallen niet heel anders: tussen 5,8 miljoen in de variant Krimp en 6,0 miljoen in de variant Groei. De groei zit hem vooral in de toename van het aantal migranten, maar ook de omvang van de tweede generatie neemt toe. Het aantal 20- tot 65-jarigen met een herkomst in de arbeids- en studiemigratielanden zal waarschijnlijk toenemen van 1,5 miljoen in 2023 naar tussen de 2,0 miljoen (Lage Migratie) en 3,1 miljoen (Groei) in 2050. Het aantal mensen van 20 tot 65 jaar met een herkomst in de klassieke migratielanden blijft in de alle onderzochte varianten ongeveer gelijk.

3.3.3 Bevolking van 20 tot 65 jaar naar herkomst in 2023 en 2050 (varianten)
JaarVariantNederlandse herkomst (%)Arbeids- en studiemigratielanden (%)Asielmigratielanden (%)Klassieke migratielanden (%)
2023Waarneming7014511
2050Lage Migratie6021810
2050Krimp58221010
2050Groen55241110
2050Midden55241110
2050Grijs55241110
2050Asiel53231310
2050Groei52271210
2050Arbeid51291010

Van alle 0- tot 20-jarigen die in Nederland zijn geboren had in 2023 ongeveer een kwart een of twee ouders die in het buitenland zijn geboren. Dat aandeel zal tot aan 2050 groeien, tot iets meer dan een derde in de varianten Asiel, Arbeid en Groei. In de overige varianten is het iets lager. Op dit moment behoort bijna driekwart van de jongeren met een herkomst buiten Nederland tot de tweede generatie en de resterende kwart is zelf in het buitenland geboren. Het aandeel tweede generatie zal in de meeste varianten iets toenemen tot 2050.

3.3.4 Bevolking van 0 tot 20 jaar naar herkomst in 2023 en 2050 (varianten)
JaarVariantNederlandse herkomst (%)Tweede generatie (%)Migranten (%)
2023Waarneming70228
2050Lage Migratie68266
2050Krimp65269
2050Groen62308
2050Midden62299
2050Grijs612911
2050Asiel603110
2050Groei58329
2050Arbeid583210

Het meest voorkomende herkomstgebied van 0- tot 20-jarigen met een herkomst buiten Nederland was in 2023 de klassieke migratielanden (32 procent), maar dit percentage zal in de meeste varianten in 2050 zijn gehalveerd. In de variant Asiel neemt vooral het aandeel jongeren met een herkomst in de asielmigratielanden toe, in de varianten Arbeid en Lage Migratie vooral het aandeel met een herkomst in de arbeids- en studiemigratielanden. In de andere varianten neemt het aandeel van beide herkomstgroepen ongeveer evenveel toe.

Het aantal 65-plussers met een herkomst buiten Nederland bedroeg in 2023 ruim een half miljoen en dat zal naar verwachting volgens de variant Midden ruim verdubbelen tot 1,3 miljoen in 2050. Niettemin vormen ook in 2050 mensen met een herkomst buiten Nederland nog een minderheid binnen de groep ouderen. In 2023 was hun aandeel 15 procent, en dat neemt in alle varianten toe tot ruim 25 procent. De verschillen tussen hoge- en lage-migratievarianten zijn beperkt (26 procent in de variant Lage Migratie en 27 procent in de variant Arbeid). Zowel nu als in 2050 is de meerderheid van de ouderen met een herkomst buiten Nederland zelf migrant; een minderheid behoort tot de tweede generatie.

3.4 Bevolking naar opleidingsniveau

Ontwikkelingen in opleidingsniveau in de bevolking worden vooral veroorzaakt door verschuiving in generaties. Jongere generaties zijn gemiddeld hoger opgeleid dan oudere generaties. Doordat jongere generaties de plaats innemen van oudere generaties, zal het opleidingsniveau van de bevolking in 2050 hoger zijn dan in 2023. Bijvoorbeeld, van de huidige zestigers heeft ongeveer 30 procent een hbo- of universitair diploma. De zestiger in 2050 was in 2023 tussen de 33 en 42 jaar oud. Van deze leeftijdsgroep had ongeveer 45 procent een hbo- of universitair diploma in 2023.

3.4.1 Bevolking van 20 jaar en ouder naar leeftijd en opleidingsniveau (relatief) in 2023
leeftijdbasisonderwijs, vmbo, mbo1 (%)havo, vwo, mbo2-4 (%)hbo, wo (%)
20 tot 25 jaar166519
25 tot 30 jaar114444
30 tot 35 jaar154045
35 tot 40 jaar164044
40 tot 45 jaar193942
45 tot 50 jaar204140
50 tot 55 jaar224335
55 tot 60 jaar254431
60 tot 65 jaar294230
65 tot 70 jaar323929
70 tot 75 jaar383626
75 tot 80 jaar443323
80 tot 85 jaar493120
85 tot 90 jaar542917
90 tot 95 jaar572815
95 jaar en ouder592813

3.4.2 Bevolking van 20 jaar en ouder naar leeftijd en opleidingsniveau (relatief) in 2050 (variant Midden)
leeftijdbasisonderwijs, vmbo, mbo1 (%)havo, vwo, mbo2-4 (%)hbo, wo (%)
20 tot 25 jaar166420
25 tot 30 jaar124147
30 tot 35 jaar123751
35 tot 40 jaar123652
40 tot 45 jaar123752
45 tot 50 jaar113752
50 tot 55 jaar123851
55 tot 60 jaar133949
60 tot 65 jaar153946
65 tot 70 jaar173944
70 tot 75 jaar184043
75 tot 80 jaar184240
80 tot 85 jaar204436
85 tot 90 jaar224335
90 tot 95 jaar234037
95 jaar en ouder233739

Door het generatie-effect neemt het opleidingsniveau van de bevolking in alle varianten toe. In 2023 had 33 procent van de mensen van 20 jaar en ouder een hbo- of universitair diploma, in 2050 zal dat rond de 45 procent zijn, in alle varianten. Het aantal mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma neemt navenant af, door het verdwijnen van generaties met vooral deze diploma’s. Het aandeel mensen met een havo-, vwo- of mbo-diploma neemt iets af: het was 42 procent in 2023 en is in alle varianten rond de 41 procent in 2050.

3.4.3 Bevolking van 20 jaar en ouder naar opleidingsniveau (relatief), 2023 en 2050 (varianten)
JaarVariantbasisonderwijs, vmbo, mbo1 (%)havo, vwo, mbo2-4 (%)hbo, wo (%)
2023Waarneming 25 42 33
2050Groei 15 40 45
2050Asiel 15 41 44
2050Groen 14 41 45
2050Arbeid 15 40 45
2050Midden 15 41 45
2050Grijs 15 41 45
2050Krimp 14 41 45
2050Lage Migratie 14 41 45
 

Van de 20- tot 65-jarigen had 37 procent in 2023 een hbo- of universitair diploma. Dit zal toenemen tot ongeveer 47 procent in 2050. Binnen de 20- tot 65-jarigen was het aandeel vrouwen met een hbo- of universitair diploma in 2023 groter dan dat voor mannen, 38 tegen 35 procent. In 2050 zal dit verschil groter zijn. Dan heeft volgens de variant Midden 51 procent van de vrouwen een hbo- of universitair diploma en van de mannen is dat 43 procent. In de andere varianten zijn deze percentages ongeveer hetzelfde.

3.4.4 Bevolking van 20 tot 65 jaar naar geslacht en opleidingsniveau (relatief), 2023 en 2050 (variant Midden)
JaarGeslachtbasisonderwijs, vmbo, mbo1 (%)havo, vwo, mbo2-4 (%)hbo, wo (%)
2023mannen204535
2023vrouwen194338
2050mannen144343
2050vrouwen113851

Onder de bevolking van 65 jaar en ouder hadden de mannen in 2023 gemiddeld een hoger opleidingsniveau dan vrouwen. De helft van de vrouwen van 65 jaar of ouder had in 2023 hoogstens basisonderwijs of een vmbo-diploma. In 2050 zal het opleidingsniveau mannen en vrouwen van 65 jaar of ouder meer op elkaar lijken. In de variant Midden heeft 41 procent van zowel oudere mannen als vrouwen dan een havo-, vwo- of mbo-diploma, en eveneens rond de 40 procent een hbo- of universitair diploma.

3.4.5 Bevolking van 65 jaar en ouder naar geslacht en opleidingsniveau (relatief), 2023 en 2050 (variant Midden)
JaarGeslachtbasisonderwijs, vmbo, mbo1 (%)havo, vwo, mbo2-4 (%)hbo, wo (%)
2023mannen323830
2023vrouwen493219
2050mannen194140
2050vrouwen204139

Naast de generatie-effecten beïnvloeden migratiepatronen het opleidingsniveau in de bevolking. Bepaalde immigrantengroepen hebben gemiddeld een hoger opleidingsniveau dan andere. Ook het emigratiepatroon doet ertoe: zijn het vooral mbo-, hbo- of universitair geschoolden die Nederland verlaten?

Het migratiesaldo en de herkomst van migranten hebben echter beperkt invloed op de opleidingssamenstelling van de bevolking in 2050. In de variant Asiel zijn er relatief iets meer mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma dan in de variant Lage Migratie, maar het verschil bedraagt slechts een procentpunt. De verschillen tussen de varianten in het aandeel mensen met een hbo- of universitair diploma in de totale bevolking zijn nog kleiner.

Het opleidingsniveau van de bevolking naar geboorteland en herkomst laat tussen 2023 en 2050 wel verschillen zien. In 2023 vormden degenen met een havo-, vwo- of mbo-diploma de grootste groep bij mensen die in Nederland zijn geboren (ruim 44 procent). Mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma vormden een kwart, en mensen met een hbo- of universitair diploma een derde. Bij mensen die buiten Nederland zijn geboren (migranten) waren de drie opleidingsniveausgroepen wat gelijkmatiger van omvang: 31 procent basisonderwijs of een vmbo-diploma, 33 procent met een havo-, vwo- of mbo-diploma en 36 procent met een hbo- of universitair diploma. In 2050 is bij alle groepen het aandeel met basisonderwijs of een vmbo-diploma gedaald en het aandeel met een hbo- of universitair diploma gestegen. De verschuivingen zijn het grootst bij de groep met een Nederlandse herkomst.

3.4.6 Bevolking van 20 jaar en ouder naar herkomst en opleidingsniveau (relatief), 2023 en 2050 (variant Midden)
JaarHerkomstbasisonderwijs, vmbo, mbo1 (%)havo, vwo, mbo2-4 (%)hbo, wo (%)
2023Nederlandse herkomst 24 43 33
2023Tweede generatie 21 46 33
2023Migranten 31 33 35
2050Nederlandse herkomst 11 44 45
2050Tweede generatie 13 45 42
2050Migranten 24 32 44
 

3.5 Samenvatting

De bevolking van Nederland zal in 2050 vrijwel zeker groter zijn dan in 2023. Alleen wanneer zowel het migratiesaldo als het kindertal en de levensverwachting lager zijn dan verwacht (variant Krimp) blijft de bevolkingsomvang gelijk.

Het aantal 0- tot 20-jarigen in de bevolking varieert tussen de varianten; bij een hoog kindertal en ook bij een hoog migratiesaldo neemt het aantal kinderen toe, in de andere varianten neemt het af. De groene druk neemt in de varianten met een hoog migratiesaldo niet veel toe vergeleken met 2023, in de varianten met een hoog kindertal (Groei en Groen) neemt de groene druk wel toe.

In alle varianten neemt het aantal 80-plussers hard toe, relatief gezien. Zelfs als de levensverwachting minder snel stijgt en er veel jonge mensen in de bevolking instromen door geboorte en migratie, zet de vergrijzing de komende decennia door. Dat komt doordat de naoorlogse generatie die tot de jaren ‘70 werd geboren (in 2023 waren zij 53 jaar of ouder) groot van omvang is in vergelijking met de generaties na hen. In 2050 zal een aanzienlijk deel van hen nog in de bevolking aanwezig zijn en dan tot de 80-plussers behoren. De grootste toename in 80-plussers vinden we in varianten Groei en Grijs: daar neemt de groep meer dan 2,5 keer in omvang toe. Dat vindt ook zijn weerslag in een hoge grijze druk en een hoge mantelzorgratio in deze varianten. Ook het aantal mensen vanaf de AOW-leeftijd (die varieert tussen de varianten) neemt toe, maar minder sterk. Varianten Groei en Grijs kennen de grootste toename in het aantal mensen vanaf de AOW-leeftijd (+30 procent). Doordat in variant Groei zowel het aantal kinderen als het aantal ouderen toeneemt, neemt de demografische druk in deze variant het meeste toe tussen 2023 en 2050 (+23 procent).

In alle varianten neemt het aantal migranten toe, met 23 procent in variant Lage migratie tot 96 procent in varianten Groei en Arbeid. Het aantal mensen dat in Nederland is geboren neemt in de meeste varianten af of blijft ongeveer gelijk. Daarbinnen zal, in alle varianten, het aandeel mensen van wie één of beide ouders in het buitenland geboren zijn toenemen. Het aandeel mensen met een Nederlandse herkomst neemt af, zelfs als de migratie laag is. In de variant Groei, waar veel kinderen worden geboren en de levensverwachting hoog is, is de afname van inwoners met een Nederlandse herkomst het kleinst (-2 procent). Het aantal mensen met een herkomst buiten Nederland neemt in alle varianten toe, met 30 procent (Lage migratie) tot 88 procent (Groei). Het aantal mensen dat tot de tweede generatie behoort neemt toe met 32 procent in variant Krimp tot 76 procent in variant Groei. In de varianten Asiel en Arbeid neemt de groep migranten beduidend meer toe dan de tweede generatie, in de andere varianten is dat verschil minder groot.

De herkomstgroep die relatief het snelst zal toenemen tot aan 2050 is in alle varianten die met een herkomst in de asielmigratielanden. De toename is vooral sterk in de varianten Asiel en Groei. De grootste toename in absolute aantallen is echter bij de herkomstgroep arbeid- en studiemigratielanden (zie ook figuur 3.3.2). Daarbinnen neemt vooral de groep met een herkomst buiten de EU toe, met 62 procent in variant Krimp tot 140 procent in variant Arbeid.  De groep met een herkomst in de EU groeit minder hard, variërend van resp. 36 procent tot 105 procent. In absolute en relatieve zin zal het aantal mensen met een herkomst in Indonesië, Suriname en de Nederlandse Cariben afnemen, vooral in de varianten Krimp en Lage migratie. De toename van het aantal mensen met een herkomst in Turkije en Marokko is beperkt, en komt vrijwel volledig door (lichte) groei van de tweede generatie.

Het opleidingsniveau stijgt aanzienlijk tussen 2023 en 2050. Het aandeel met een hbo- of universitair diploma stijgt en het aandeel met basisonderwijs of een vmbo-diploma daalt. Dat geldt voor alle leeftijdsgroepen en voor zowel migranten als voor mensen die in Nederland zijn geboren. Het opleidingsniveau van vrouwen neemt meer toe dan dat van mannen: vrouwen zullen in 2050 gemiddeld hoger opgeleid zijn dan mannen. De verschillen in bevolkingssamenstelling naar geslacht, leeftijd en herkomst tussen de varianten geven slechts kleine onderlinge verschillen in het opleidingsniveau van de bevolking.

3.5.1 Demografische indicatoren: procentuele verandering tussen 2023 en 2050 (varianten)
MiddenGroeiKrimpGroenGrijsLage migratieArbeidAsiel
%
Totale bevolking11220111021713
Bevolking naar leeftijd
0 tot 20 jaar828-1125-10-31412
20 tot 65 jaar412-443-6117
65 jaar of ouder3446211750323534
80 jaar of ouder1231628570179122123123
20 jaar tot AOW-leeftijd718-2410-21510
AOW-leeftijd of ouder2530191730242625
Demografische druk en mantelzorgratio
Demografische druk162391616211215
Groene druk415-720-12335
Grijze druk2931251346402226
Dynamische grijze druk1610211218261014
Mantelzorgratio16922411583270181160165
Bevolking naar geboorteland en herkomst
In Nederland geboren19-82-1-121
Nederlandse herkomst-8-2-14-8-8-8-8-8
Tweede generatie5376326343406258
In buitenland geboren6596396168239678
Herkomst buiten Nederland6088366257308270
      Arbeids- en studiemigratielanden731104776704112073
      Asiellanden1401829614713268140201
      Klassieke migratielanden718-378077
Bevolking naar opleidingsniveau
basisonderwijs of vmbo-diploma-28-19-36-29-27-35-24-25
mbo-, havo- of vwo-diploma817051121210
hbo- of universitair diploma4961384453395851