2. Langdurige zorgsituaties en verlof
In dit hoofdstuk worden de resultaten met betrekking tot langdurige zorgsituaties en het gebruik en de behoefte aan verlof binnen dergelijke situaties beschreven. Deze cijfers hebben betrekking op een partner, kind, een familielid, vriend of bekende die door gezondheidsproblemen langer dan twee weken zorg of hulp nodig had.
In 2023 waren er in totaal 807 duizend werknemers van 15 tot 75 jaar die te maken hadden met een langdurige zorgsituatie. Bijna driekwart heeft ook zelf de zorg verleend. De meeste zorgsituaties hadden betrekking op een ouder of schoonouder. Bij 315 duizend werknemers was dat het geval. Daarna volgde zorg voor een partner (153 duizend), zorg voor een familielid, vriend of een bekende (94 duizend) en een (stief- of pleeg-)kind (91 duizend). Ruim een kwart heeft niet gezorgd. Bijna de helft daarvan wilde wel zorgen en de andere helft wilde niet of gaf geen antwoord op de vraag of men wel had willen zorgen. De belangrijkste reden om niet te zorgen is dat het niet nodig was vanwege voldoende hulp van anderen (187 duizend). Daarna gaven 108 duizend werknemers aan dat het niet mogelijk is vanwege het werk, vaak vanwege drukte (38 duizend). Vervolgens werd ongeveer even vaak genoemd dat het financieel niet mogelijk was (55 duizend) of emotioneel of lichamelijk te zwaar was (49 duizend). 30 duizend waren niet bekend met verlofregelingen en 26 duizend zeiden dat het mogelijk slecht zou zijn voor de carrière. Nog eens 70 duizend hadden een andere reden dan bovengenoemde om niet te zorgen.
Aanpassingen in het werk
Ruim vier op de tien werknemers (243 duizend) die gezorgd hebben voor een langdurig zieke, hebben daarvoor aanpassingen gedaan in hun werk. De meeste daarvan (104 duizend) zijn op andere tijden of dagen gaan werken. Met 91 duizend werknemers waren er ook relatief veel die (meer) zijn gaan thuiswerken. Minder uren gaan werken (42 duizend), tijdelijk stoppen met werken (14 duizend) of van functie wisselen (7 duizend) kwam minder vaak voor. Daarnaast waren er ook nog 3 duizend werknemers die een andere aanpassing hebben gedaan. Werknemers kunnen overigens meerdere aanpassingen tegelijk hebben gedaan, waardoor het totaal aan aanpassingen hoger uitvalt dan het aantal werknemers dat een aanpassing heeft gedaan.
Verlof opnemen
Bijna zes op de tien werknemers die zorg verleenden bij een langdurige zorgsituatie, nam hiervoor enige vorm van verlof op. De meest gebruikte verlofsoort binnen langdurige zorgsituaties waren vakantiedagen (158 duizend), daarna volgde het kortdurend zorgverlof (74 duizend). Langdurend zorgverlof werd door 6 duizend werknemers gebruikt. Calamiteiten- of kort verzuimverlof (27 duizend), bijzonder of buitengewoon verlof (29 duizend) en overig verlof (30 duizend) werden ongeveer evenveel gebruikt. Werknemers kunnen meerdere verlofsoorten combineren, waardoor het totaal aan verlofsoorten hoger uitvalt dan het aantal werknemers dat verlof nam.
Ruim vier op de tien werknemers die zorgden bij een langdurige zorgsituatie, namen geen verlof op. Het grootste deel kreeg al voldoende hulp van familie, vrienden of kennissen (111 duizend), thuiszorg of andere professionele hulp (74 duizend) of hulp van de partner (37 duizend). 39 duizend werknemers gaven aan dat het niet mogelijk was vanwege het werk, vooral vanwege drukte (18 duizend). 20 duizend werknemers waren niet bekend met de regelingen, voor 14 duizend was het financieel niet mogelijk en 11 duizend gaven aan dat het mogelijk slecht zou zijn voor de carrière. Een grote groep (127 duizend) had een andere reden om geen verlof op te nemen.
Het gebruik van verlof verschilt per zorgvrager. Bij een kind ging het om 44 procent, bij een partner om 38 procent. Bij een ouder was het 29 procent. Bij een overig familielid, vriend of bekende was het 20 procent. Ook wordt er vaker gebruikgemaakt van verlof bij palliatieve zorg of stervensbegeleiding (57 procent) dan bij een chronische aandoening of beperking (42 procent), tijdelijke ziekte of beperking (43 procent) en andere gezondheidsproblemen of ouderdom (45 procent). Voltijdswerkenden gebruiken vaker verlof bij een langdurige zorgsituatie (54 procent) dan deeltijders (37 procent).
Verlof (x 1000) | Geen verlof (x 1000) | Onbekend (x 1000) | |
---|---|---|---|
Kind (of stief- of pleegkind) | 44 | 46 | 1 |
Partner | 73 | 79 | 1 |
Ouder of schoonouder | 142 | 171 | 2 |
Familielid, vriend of bekende | 33 | 61 | 0 |
Tijdelijke ziekte of beperking | 78 | 102 | 1 |
Chronische aandoening of beperking | 68 | 93 | 1 |
Palliatieve zorg of stervensbegeleiding | 39 | 29 | 1 |
Ander gezondheidsprobleem of ouderdom | 74 | 92 | 0 |
Arbeidsduur: deeltijd | 112 | 193 | 1 |
Arbeidsduur: voltijd | 155 | 132 | 3 |