3. Werknemers en hun banen
Hoeveel familiebedrijven zijn als werkgever actief? Voor hoeveel werknemersbanen zorgen deze bedrijven? Wat zijn de kenmerken van deze banen? En wat zijn de achtergrondkenmerken van de werknemers? Tenzij anders vermeld, gaan de cijfers in dit hoofdstuk over de banen en werknemers in december 2022.
3.1 Aantal werknemersbanen
Ruim 3 op de 10 werknemersbanen is een baan bij een familiebedrijf
In Nederland waren er in december 2022 8,9 miljoen werknemersbanen. In brede zin waren er 2,9 miljoen banen bij bedrijven in familie-eigendom en 5,9 miljoen banen bij bedrijven en instellingen niet in familie-eigendom.
Familiebedrijven zorgden voor bijna 2,8 miljoen werknemersbanen (figuur 3.1.1). Het aandeel van familiebedrijven in het totaal aantal banen is ruim 31 procent. Bedrijven en instellingen die niet in familie-eigendom waren, telden ruim 4,5 miljoen werknemersbanen. De resterende werknemersbanen waren te vinden bij instellingen die geen bedrijf zijn (1,43 miljoen) en ondernemingen met 1 werkzaam persoon (158 duizend).
Bedrijfstype | Banen (x 1 000) |
---|---|
Bedrijven van ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon | 158,0 |
Familiebedrijven | 2785,5 |
Niet-familiebedrijven | 4524,4 |
Geen bedrijf | 1433,0 |
1)Hiertoe behoren ook de directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) |
Ontwikkeling aandeel van familiebedrijven in het aantal werknemersbanen relatief stabiel
Het aandeel van familiebedrijven in het totaal van werknemersbanen is vrij stabiel gebleven door te tijd. In de periode 2015-2022 lag dit rond 30 procent (figuur 3.1.2).
Jaren | Bedrijven van ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon (x 1 000) | Familiebedrijven (x 1 000) | Niet-familiebedrijven (x 1 000) | Geen bedrijf (x 1 000) |
---|---|---|---|---|
2015 | 116,8 | 2349,2 | 4050,9 | 1274,8 |
2016 | 119,6 | 2369,2 | 4147,4 | 1286,2 |
2017 | 124,9 | 2470,0 | 4240,3 | 1316,9 |
2018 | 128,9 | 2461,2 | 4461,7 | 1315,5 |
2019 | 133,3 | 2586,4 | 4460,3 | 1344,0 |
2020 | 137,5 | 2629,8 | 4308,7 | 1362,9 |
2021 | 147,9 | 2727,4 | 4386,2 | 1397,3 |
2022 | 158,0 | 2785,5 | 4524,4 | 1433,0 |
1)Hiertoe behoren ook de directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) |
3.2 Werknemersbanen per bedrijfsgrootte
Aandeel van familiebedrijven in het aantal werknemersbanen neemt af naarmate de bedrijfsgrootte toeneemt
Omdat familiebedrijven vooral microbedrijven (zie paragraaf 2.2) zijn, neemt het aandeel van familiebedrijven in het aantal werknemersbanen per bedrijfsgrootte af. Het aandeel familiebedrijven was het grootst onder het kleinbedrijf - tot 50 werkzame personen – (61 procent). Niet-familiebedrijven telden zowel absoluut als relatief meer banen in het midden- en grootbedrijf (tabel 3.2.1).
Bedrijven van ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon | Familiebedrijven | Niet-familiebedrijven | Geen bedrijf | Totaal | |
---|---|---|---|---|---|
Bedrijfsgrootte | |||||
0-50 werkzame personen | 158,0 | 1 457,9 | 697,1 | 86,7 | 2 399,6 |
50-250 werkzame personen | 643,6 | 774,6 | 162,8 | 1 581,0 | |
250 of meer werkzame personen | 684,1 | 3 052,7 | 1 183,5 | 4 920,2 | |
Totaal | 158,0 | 2 785,5 | 4 524,4 | 1 433,0 | 8 900,9 |
1) Hiertoe behoren ook de directeuren-grootaandeelhouders (dga’s). |
3.3 Werknemersbanen per bedrijfstak
Relatief veel werknemersbanen bij familiebedrijven in de landbouw
Hoeveel banen er per bedrijfstak zijn door familiebedrijven verschilt. Relatief veel werknemersbanen bij familiebedrijven waren te vinden in de landbouw, bosbouw en visserij, de autohandel en reparatie, de horeca en de bouwnijverheid (figuur 3.3.1). In andere bedrijfstakken, zoals de energievoorziening en gezondheids- en welzijnszorg, waren relatief veel werknemersbanen bij niet-familiebedrijven.
In het totaal aan werknemersbanen bij familiebedrijven hadden de detailhandel, horeca en bouwnijverheid een aanzienlijk groter aandeel dan bij de niet-familiebedrijven. Gezondheids- en welzijnszorg had een aanzienlijk kleiner aandeel.
Bedrijfstak | Familiebedrijven (%) | Bedrijven van ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon (%) | Niet-familiebedrijven (%) | Geen bedrijf (%) |
---|---|---|---|---|
Landbouw, bosbouw en visserij | 75,5 | 1,9 | 24,5 | 0,2 |
Delfstoffenwinning | 1,7 | 0,0 | 5,9 | 0,2 |
Industrie | 278,9 | 2,7 | 432,4 | 67,7 |
Energievoorziening | 1,5 | 0,4 | 29,8 | 0 |
Waterbedrijven en afvalbeheer | 9,3 | 0,1 | 20,6 | 8 |
Bouwnijverheid | 213,8 | 6,7 | 133,3 | 0,1 |
Autohandel en -reparatie | 82,0 | 1,6 | 35,5 | 0,2 |
Groothandel en handelsbemiddeling | 231,9 | 6,2 | 294,9 | 0 |
Detailhandel (niet in auto's) | 404,1 | 4,1 | 406,9 | 0,3 |
Vervoer en opslag | 142,3 | 1,8 | 247,7 | 11,5 |
Horeca | 285,1 | 1,7 | 166 | 2,4 |
Informatie en communicatie | 85,9 | 8,0 | 228,8 | 5,1 |
Financiële dienstverlening | 57,3 | 54,5 | 172,1 | 4,3 |
Verhuur en handel van onroerend goed | 22,7 | 3,9 | 33,8 | 10,5 |
Specialistische zakelijke diensten | 177,4 | 46,2 | 341,1 | 15,6 |
Verhuur en overige zakelijke diensten | 426,5 | 4,0 | 584 | 17,6 |
Openbaar bestuur en overheidsdiensten | 0 | 0 | 0,3 | 583,1 |
Onderwijs | 25,2 | 1,8 | 31,2 | 534,9 |
Gezondheids- en welzijnszorg | 184,7 | 8,9 | 1256,1 | 56,6 |
Cultuur, sport en recreatie | 41,7 | 1,6 | 56,8 | 48,9 |
Overige dienstverlening | 38,1 | 1,9 | 22,7 | 65,8 |
3.4 Werknemersbanen naar zeggenschap
Familiebedrijven met één eigenaar hebben het grootste aandeel in de werknemersbanen van familiebedrijven
Ruim 72 procent van de werknemersbanen bij familiebedrijven was bij bedrijven die volledig in eigendom van een familie waren. Ruim 13 procent was bij familiebedrijven met een enig eigenaar. 59 procent was bij familiegeleide ondernemingen en bijna 24 procent bij familiegecontroleerde ondernemingen (figuur 3.4.1).
Zeggenschap | Werknemersbanen |
---|---|
Enig eigenaar | 13,3 |
Familiegeleide onderneming | 59,0 |
Familiegecontroleerde onderneming | 23,7 |
Niet met zekerheid vast te stellen | 4,0 |
3.5 Regionale spreiding van werknemersbanen
Het aandeel werknemersbanen van familiebedrijven loopt per provincie enigszins uiteen (figuur 3.5.1). Flevoland was de provincie met het hoogste aandeel: bijna 39 procent van de banen bevond zich bij een familiebedrijf. Ook in de provincies Zeeland en Overijssel was het aandeel hoog (beiden 37 procent). In Noord-Holland, Utrecht en Groningen was het aandeel het kleinst.
Provincie | statcode |
---|---|
Groningen (provincie) | 27,7 |
Fryslân | 34,9 |
Drenthe | 33,9 |
Overijssel | 36,8 |
Flevoland | 38,7 |
Gelderland | 35,7 |
Utrecht (provincie) | 27,1 |
Noord-Holland | 25,6 |
Zuid-Holland | 30,8 |
Zeeland | 36,9 |
Noord-Brabant | 33,5 |
Limburg | 31,8 |
3.6 Baankenmerken
Verschil in dienstverband van werknemersbanen tussen familie- en niet-familiebedrijven relatief klein
43 procent van alle werknemersbanen bij familiebedrijven is een voltijdbaan (figuur 3.6.1). De familiebedrijven wijken hierin nauwelijks af van de niet-familiebedrijven, waar 44 procent van alle banen een voltijdbaan is.
Type bedrijf | Familiebedrijven (%) | Niet-familiebedrijven (%) | Geen bedrijf (%) |
---|---|---|---|
Voltijd | 43 | 44 | 46 |
Deeltijd | 57 | 56 | 54 |
Relatief meer contracten voor bepaalde tijd bij familiebedrijven
Bij 41 procent van de werknemersbanen van familiebedrijven hoorde een contract voor bepaalde tijd. Bij niet-familiebedrijven was dit 33 procent (figuur 3.6.2).
Type bedrijf | Familiebedrijven (%) | Niet-familiebedrijven (%) | Geen bedrijf (%) |
---|---|---|---|
Bepaalde tijd | 41 | 33 | 22 |
Contractsoort onbepaalde tijd | 54 | 66 | 78 |
Contractsoort niet van toepassing1) | 5 | 0 | 0 |
1) Directeuren-grootaandeelhouders |
Relatief meer kortere werknemersbanen bij familiebedrijven
Bijna één op de vijf werknemersbanen bij familiebedrijven was voor 12 uur of minder per week (figuur 3.6.3). Bij niet-familiebedrijven is dit ruim één op de tien. Het grotere belang van de detailhandel en de horeca (met relatief veel kortere werknemersbanen) in het totaal aan werknemers bij familiebedrijven verklaart deels het verschil. In vrijwel alle andere bedrijfstakken hebben familiebedrijven relatief ook meer werknemersbanen van minder dan 12 uur per week. 46 procent van de werknemersbanen bij familiebedrijven kenden een wekelijke arbeidsduur van meer dan 35 uur per week. Dit percentage ligt bij niet-familiebedrijven een fractie hoger (47 procent).
Wekelijkse arbeidsduur | Familiebedrijven (%) | Niet-familiebedrijven (%) | Geen bedrijf (%) |
---|---|---|---|
minder dan 12 uur per week | 19 | 12 | 7 |
12 tot 20 uur per week | 10 | 8 | 7 |
20 tot 25 uur per week | 9 | 11 | 12 |
25 tot 30 uur per week | 6 | 8 | 13 |
30 tot 35 uur per week | 10 | 13 | 16 |
35 uur of meer per week | 46 | 47 | 46 |
Relatief meer werknemersbanen bij familiebedrijven met een maandloon tot 1 000 euro
Bij 27 procent van de werknemersbanen bij familiebedrijven hoorde een maandloon tot 1 000 euro (figuur 3.6.4). Bij niet-familiebedrijven was dit 18 procent. Het maandloon hangt enerzijds samen met de wekelijkse arbeidsduur, waar familiebedrijven relatief meer kortere werknemersbanen tellen dan niet-familiebedrijven. Ook de leeftijd van werknemers speelt een rol. Werknemers bij familiebedrijven zijn vaker relatief jong (figuur 3.7.2). Bij 7 procent van de werknemersbanen bij familiebedrijven hoorde een maandloon van 5 000 euro of meer. Bij niet-familiebedrijven bedroeg dit aandeel 14 procent.
Maandloon | Familiebedrijven (%) | Niet-familiebedrijven (%) | Geen bedrijf (%) |
---|---|---|---|
minder dan 1 000 euro | 27 | 18 | 9 |
1 000 tot 1 500 euro | 9 | 7 | 5 |
1 500 tot 2 000 euro | 11 | 10 | 8 |
2 000 tot 2 500 euro | 12 | 12 | 9 |
2 500 tot 3 000 euro | 12 | 12 | 12 |
3 000 tot 3 500 euro | 8 | 10 | 13 |
3 500 tot 4 000 euro | 6 | 8 | 11 |
4 000 tot 4 500 euro | 4 | 5 | 9 |
4 500 tot 5 000 euro | 3 | 4 | 7 |
5 000 euro of meer | 7 | 14 | 16 |
3.7 Persoonskenmerken
Relatief meer mannelijke werknemers bij familiebedrijven
In totaal was 59 procent van de werknemers bij familiebedrijven een man (figuur 3.7.1). Bij niet-familiebedrijven was de verdeling man-vrouw bijna gelijk. Dit hangt samen met het hoge aantal vrouwelijke werknemers in de gezondheids- en welzijnszorg en het lage percentage familiebedrijven in deze bedrijfstak.
Geslacht | Familiebedrijven (%) | Niet-familiebedrijven (%) | Geen bedrijf (%) |
---|---|---|---|
Mannen | 59 | 49 | 45 |
Vrouwen | 41 | 51 | 55 |
Werknemers bij familiebedrijven zijn relatief jong
De werknemers bij familiebedrijven zijn relatief jong. Ruim een kwart van de werknemers was jonger dan 25 jaar (figuur 3.7.2). Bij niet-familiebedrijven was het aandeel van jongeren 20 procent. Het grotere belang van de detailhandel en de horeca (waar relatief veel jongeren werken) in het totaal aan werknemers bij familiebedrijven verklaart enerzijds het verschil. Anderzijds hebben een aantal bedrijfstakken waar relatief meer oudere werknemers werken een groot belang in het totaal aan werknemers bij niet-familiebedrijven.
Leeftijd | Familiebedrijven (%) | Niet-familiebedrijven (%) | Geen bedrijf (%) |
---|---|---|---|
jonger dan 15 jaar | 3 | 1 | 0 |
15 tot 25 jaar | 25 | 19 | 8 |
25 tot 35 jaar | 20 | 23 | 21 |
35 tot 45 jaar | 17 | 19 | 22 |
45 tot 55 jaar | 19 | 20 | 24 |
55 tot 65 jaar | 14 | 16 | 24 |
65 jaar of ouder | 3 | 1 | 2 |
Verschillen tussen familie- en niet-familiebedrijven in herkomstland van werknemers klein
De verdeling van werknemers naar herkomstland laat bij de familiebedrijven grofweg hetzelfde beeld zien als bij de niet-familiebedrijven (figuur 3.7.3). Bijna drie kwart van de werknemers bij familiebedrijven had Nederland als herkomstland, terwijl dit voor zeven op de tien werknemers bij niet-familiebedrijven gold.
Herkomstland | Familiebedrijven (%) | Niet-familiebedrijven (%) | Geen bedrijf (%) |
---|---|---|---|
Nederland | 73 | 70 | 80 |
Europa (excl. Nederland) | 12 | 12 | 6 |
Buiten Europa | 15 | 18 | 14 |
Onbekend | 0 | 0 | 0 |