Familiebedrijven in Nederland, 2022

Over deze publicatie

In deze publicatie worden de resultaten van onderzoek naar familiebedrijven in 2022 belicht.
In de resultaten komen naast het aantal bedrijven, ook cijfers aan bod over het aantal werknemersbanen, werknemers en kenmerken daarvan, de omzet en toegevoegde waarde. Cijfers worden onder andere uitgesplitst naar bedrijfsgrootte en provincie. Bekostigd door: ministerie van Economische Zaken.

Samenvatting

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft op verzoek van de Tweede Kamer en in opdracht van het ministerie van Economische Zaken (EZ) cijfers samengesteld over familiebedrijven in Nederland.

In de resultaten van dit onderzoek komen naast het aantal bedrijven, ook cijfers aan bod over het aantal werknemersbanen en kenmerken daarvan, en de omzet en toegevoegde waarde. Cijfers worden onder andere uitgesplitst naar bedrijfstak, bedrijfsgrootte en provincie. Op de CBS-website is een tabellenset gepubliceerd, die als statistische bijlage kan worden gezien bij dit rapport, met het volledige cijfermateriaal van dit onderzoek.

Een microdatabestand met de populatie familiebedrijven is in CBS Remote Access voor externe onderzoekers beschikbaar.

De belangrijkste uitkomsten uit deze publicatie zijn:

  • Op 1 januari 2022 telde Nederland ruim 299 duizend familiebedrijven.
  • Het aandeel familiebedrijven was het grootst onder het microbedrijf (bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen).
  • Familiebedrijven komen relatief het meest voor in de landbouw, bosbouw en visserij. Ook in de horeca, de autohandel en -reparatie en de groothandel komen familiebedrijven relatief vaak voor.
  • Vergeleken met niet-familiebedrijven en bedrijven van ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon zijn familiebedrijven naar verhouding ouder. Van de familiebedrijven was ruim 18 procent 30 jaar of ouder.
  • Familiebedrijven zorgden voor ruim 2,7 miljoen werknemersbanen. Het aandeel van familiebedrijven in het totaal aantal banen is ruim 31 procent.
  • Ruim 72 procent van de werknemersbanen bij familiebedrijven was bij bedrijven die volledig in eigendom van een familie waren.
  • Bijna één op de vijf werknemersbanen bij familiebedrijven was voor 12 uur of minder per week. Bij niet-familiebedrijven is dit ruim één op de tien.
  • De werknemers bij familiebedrijven zijn relatief jong. Ruim een kwart van de werknemers was jonger dan 25 jaar.
  • In brede zin werd ruim 714 miljard euro omzet en bijna 203 miljard euro toegevoegde waarde in familie-eigendom gerealiseerd bij bedrijven in het niet-financiële bedrijfsleven.
  • Het aandeel van familiebedrijven in de omzet en de toegevoegde waarde was het grootst onder bedrijven met minder dan 50 werkzame personen.

1. Inleiding

1.1 Aanleiding van het onderzoek

Op 11 oktober 2021 stelden Kamerleden Van Haga en Amhaouch een motie in de Tweede Kamer voor (Tweede Kamer, 2021a). In de motie constateren zij dat er geen structurele data over familiebedrijven worden verzameld. Verder schrijven zij dat actuele gegevens over familiebedrijven belangrijk zijn om ontwikkelingen te kunnen volgen en indien nodig beleid te maken. Daarom verzochten zij de regering om, samen met het CBS, vanaf 2022 periodiek onderzoek te doen naar familiebedrijven en de resultaten met de Kamer te delen. De Tweede Kamer nam deze motie op 26 oktober 2021 met algemene stemmen aan.

Het ministerie van Economische Zaken (EZ) schreef vervolgens aan de Tweede Kamer dat het besloten heeft dat het CBS de komende jaren onderzoek naar familiebedrijven blijft doen (Tweede Kamer, 2021b). Afgesproken werd dat jaarlijks de identificatie van familiebedrijven plaatsvindt en dat tevens een maatwerktabellenset samengesteld wordt die via www.cbs.nl gepubliceerd wordt. Tweejaarlijks stelt het CBS een webpublicatie samen met een beschrijving van de belangrijkste resultaten. Deze editie is de tweede editie van deze reeks. Het CBS stelt tevens een microdatabestand samen dat in CBS Remote Access beschikbaar is voor externe onderzoekers.

1.2 Uitgangspunten

Bij de uitvoering van het onderzoek heeft het CBS een aantal algemene keuzes gemaakt over de methode, de gebruikte bronnen en de definitie van familiebedrijven.

Methode

In 2016 heeft het CBS een grote basis gelegd voor een methode om familiebedrijven te identificeren (CBS, 2017). Er bestaat immers geen register waaruit familiebedrijven direct geselecteerd kunnen worden om cijfers erover samen te stellen. Sinds het onderzoek in 2016 zijn een aantal kwaliteitsverbeteringen en veranderingen in de methode uitgevoerd. Zo is in het onderzoek over de verslagjaren 2015-2018 meer recente informatie over de bedrijven gebruikt en is de identificatie onder BV’s en NV’s uitgebreid met vennootschappen waar de familiaire bestuurlijke betrokkenheid zich beperkt tot de RvC (CBS, 2020). Met ingang van verslagjaar 2019 is het UBO-register (“Ultimate Beneficial Owner”/uiteindelijke belanghebbende) als nieuwe bron aan de methode toegevoegd (CBS, 2021). Het gebruik van het UBO-register draagt er onder andere aan bij dat in recentere jaren meer familiebedrijven zijn gevonden en dat er meer informatie beschikbaar is over het type zeggenschap bij familiebedrijven. In het onderzoek van 2020 is de doorkoppeling naar de eigenaren van de bedrijven verder verbeterd. Door deze methodewijzigingen zijn de cijfers niet altijd een-op-een te vergelijken met eerder gepubliceerde cijfers. De precieze kwantitatieve gevolgen van de verbeteringen en wijzigingen zijn niet verder nader te duiden. Voor een uitgebreide beschrijving van de methode wordt verwezen naar bijlage 1.

Gebruikte bronnen

Om te weten of een bedrijf een familiebedrijf is, kiest het CBS ervoor om uitsluitend gegevens uit registers te combineren. In vergelijking met steekproefonderzoek biedt dit een basis voor het samenstellen van een completere populatie. Door deze vervolgens te koppelen aan de (integrale) databronnen bij het CBS zijn gedetailleerdere inzichten mogelijk op nationaal en regionaal niveau. Zo kunnen vragen over familiebedrijven, die tot dusver lastig kwantitatief te beantwoorden zijn, tegen maatschappelijk zo laag mogelijke kosten beantwoord worden. Door het combineren van informatie uit registers en bestaande data wordt bovendien gezorgd dat extra lastendruk voor bedrijven wordt vermeden.

Definitie

Het CBS neemt de definitie van familiebedrijven van de Europese Commissie (Europese Commissie, 2009) als uitgangspunt. Deze definitie is vastgesteld door een groep van experts, bestaande uit wetenschappers en beleidsmedewerkers uit verschillende landen. De definitie wordt breed geaccepteerd.

De definitie omvat ook eerste generatie familiebedrijven die nog niet aan een volgende generatie zijn overgedragen. En eenmanszaken en bedrijven van zelfstandigen zijn volgens deze definitie ook familiebedrijven.

Nadere verbijzondering

Het CBS ziet dat het nodig is om specifieke groepen familiebedrijven binnen de Europese definitie te onderscheiden. Omdat de definitie ook eerste generatie familiebedrijven en bedrijven van zelfstandigen omvat, kan het als een brede definitie worden gezien. Als de definitie geheel gevolgd zou worden, dan overlapt dit met al beschikbare informatie. En vooral met informatie die over het kleinbedrijf beschikbaar is. Uit eerder CBS-onderzoek (zoals CBS, 2017) bleek dat familiebedrijven in meerderheid voorkomen onder kleinere bedrijven.

Verder is hét familiebedrijf geen natuurkundig verschijnsel waarvan de kenmerken feitelijk vaststaan. Bij het definiëren van ‘het familiebedrijf’ vallen keuzes te maken. Keuzes draaien om de vraag welke eigenschappen maken dat een bedrijf een familiebedrijf ‘is’. Gangbare eigenschappen zijn familielidmaatschap, eigenaarschap en de werkzame rol van personen binnen het bedrijf (Tagiuri en Davis, 1982). En vervolgens gaan keuzes bijvoorbeeld over de overlap van die eigenschappen of het niveau dat van die eigenschappen moet worden waargenomen om van ‘een familiebedrijf’ te spreken1). Sharma en Nordqvist (2008) onderscheiden op die manier al 72 verschillende categorieën familiebedrijven. Verder kan ook de status van ‘het familiebedrijf’ niet als iets statisch worden gezien, maar als iets wat – in de tijd – kan schommelen tussen een familiebedrijf en een niet-familiebedrijf (Europese Commissie, 2009). Hét familiebedrijf is dus allerminst zwart-wit af te bakenen.

Door bovenstaande redenen worden in dit onderzoek onder andere bedrijven van zelfstandigen zonder personeel apart onderscheiden van (familie)bedrijven met twee of meer werkzame personen. Het CBS kiest er niet voor om deze groep buiten beschouwing te laten. Dit maakt de vergelijking met reguliere CBS-cijfers gemakkelijker. Ook instellingen die geen bedrijf zijn (waaronder de overheid en het basis, voortgezet en hoger onderwijs) worden voor de vergelijking met reguliere CBS-cijfers als aparte groep onderscheiden.

Verder maakt het CBS onder andere een nadere verbijzondering naar zeggenschap. Zo wordt aan de ene kant aangesloten bij de breed geaccepteerde Europese definitie, maar kan aan de andere kant ook meer gedetailleerde informatie worden gepresenteerd.

Praktische uitgangspunten

Tot slot zijn er enkele praktische uitgangspunten van het onderzoek te benoemen.

Bij het onderscheiden van familiebedrijven wordt onder andere informatie uit belastingaangiften gebruikt. Personen en bedrijven doen in 2024 aangifte over het jaar 2023. Daardoor is niet alle benodigde informatie tijdens het onderzoek beschikbaar voor cijfers over 2023. Een voorlopige populatie is afgebakend voor het jaar 2023. Bedrijven waarvoor al informatie uit 2023 beschikbaar is voor de identificatie, zijn geclassificeerd volgens die informatie. Bedrijven waarvoor nog geen informatie beschikbaar is, zijn geclassificeerd volgens de categorie van 2022. De cijfers over 2023 zijn zodoende met een grotere onzekerheidsmarge omgeven.

Het CBS publiceert alleen statistische informatie als natuurlijke personen of bedrijven niet herkenbaar of herleidbaar zijn in de uitkomsten. Het risico van herleiding neemt toe bij relatief kleine (sub)groepen. Bijvoorbeeld als er meer gedetailleerde uitsplitsingen worden gemaakt. Mede met het oog op de omvang van het onderzoek is met het ministerie van EZ gekozen voor algemene uitsplitsingen. Andere uitsplitsingen zijn niet bij voorbaat uitgesloten.

1.3 Leeswijzer

In deze publicatie van het CBS wordt een beeld geschetst van familiebedrijven in Nederland. Tenzij anders is aangegeven, hebben de cijfers betrekking op 2022. In hoofdstuk 2 wordt aandacht besteed aan het aantal familiebedrijven in Nederland en hun kenmerken. Vragen die onder andere in het hoofdstuk worden beantwoord zijn: hoeveel familiebedrijven zijn er in Nederland en hoe zijn ze verdeeld naar grootte en type eigendom, in welke bedrijfstakken komen zij veel voor en waar zijn familiebedrijven gevestigd? Hoofdstuk 3 gaat dieper in op de familiebedrijven die werkgever zijn. Het hoofdstuk besteedt aandacht aan werknemersbanen en de kenmerken daarvan. Ook de kenmerken van de werknemers komen aan bod. Tot slot, staan in hoofdstuk 4 de familiebedrijven in het niet-financiële bedrijfsleven centraal. Het niet-financiële bedrijfsleven is een afbakening die veel wordt gebruikt bij het maken van bedrijfsstatistieken. In het hoofdstuk worden vragen beantwoord als: hoeveel bedrijven zijn er in het niet-financiële bedrijfsleven en hoeveel werknemers hebben zij in dienst? Het grootste deel van het hoofdstuk gaat over de vragen: hoeveel omzet en toegevoegde waarde realiseerden deze bedrijven?

In bijlage 1 - ‘Naar een populatie van familiebedrijven’ - wordt de methode beschreven waarmee het CBS familiebedrijven heeft geïdentificeerd. Een korte omschrijving van de databronnen en methoden die in deze publicatie zijn gebruikt, is opgenomen in bijlage 2 ‘databronnen en methoden’.

Niet alle informatie van het onderzoek past (letterlijk) in de publicatie. Daarom is op de CBS-website een tabellenset gepubliceerd met alle cijfers uit het onderzoek.

Bij vergelijking van cijfers met die uit eerdere jaren moet rekening gehouden worden met het feit dat ‘ontwikkelingen’ ook veroorzaakt kunnen worden door methodewijzigingen (zie paragraaf 1.2) of nieuwere informatie over de bedrijven. Effecten van methodewijzigingen zijn sterk te zien in de cijfers naar zeggenschap en dragen eraan bij dat in recentere jaren meer familiebedrijven zijn gevonden.

Belangrijke begrippen

Net als in eerder onderzoek gebruikt het CBS de term ‘familiebedrijf’ als een ondernemingengroep met meer dan 1 werkzaam persoon die als zodanig geïdentificeerd is. Die identificatie vindt plaats op een niveau wat in de Europese bedrijfsstatistieken de ‘ondernemingengroep’ wordt genoemd. De aantallen die in deze publicatie worden vermeld, gaan (tenzij anders aangegeven) over de bedrijfseenheid, kortweg het bedrijf. De bedrijfseenheid is een statistische eenheid om de economische werkelijkheid te beschrijven (en niet zozeer een juridische, fiscale of administratieve werkelijkheid). Een ondernemingengroep kan uit één of meerdere bedrijfseenheden bestaan. De bedrijfseenheid kan daarin worden omschreven als het deel van die onderneming dat feitelijk de goederen of diensten produceert en in zekere mate zelfstandig over dat proces kan beslissen. De eenmanszaken en zelfstandigen (beide zonder personeel) zoals genoemd in de definitie, worden daarom ‘bedrijven van ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon’ genoemd.

1) Die keuzes zijn ook in de definitie van de Europese Commissie terug te zien.

2. Kenmerken van bedrijven

Dit hoofdstuk gaat over het aantal familiebedrijven in Nederland en hun kenmerken. Vragen die onder andere worden beantwoord zijn: hoeveel familiebedrijven zijn er en hoe zijn ze verdeeld naar grootte en type eigendom? In welke bedrijfstakken zijn familiebedrijven veel te vinden? En waar zijn familiebedrijven gevestigd?

2.1 Aantal bedrijven en instellingen

Nederland telt bijna 300 duizend familiebedrijven

In Nederland waren er in 2022 ruim 2 miljoen bedrijven en instellingen. In brede zin waren er ruim 1,85 miljoen bedrijven in familie-eigendom en ruim 229 duizend niet in familie-eigendom.

Van de bedrijven in familie-eigendom was het merendeel, ruim 1,55 miljoen, een bedrijf van ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon (figuur 2.1.1). Dit zijn dus vooral eenmanszaken zonder personeel en besloten vennootschappen (BV) zonder personeel die uit één juridische eenheid bestaan. Bijna 300 duizend bedrijven waren familiebedrijven. De bedrijven en instellingen die niet in familie-eigendom waren, telden 190 duizend niet-familiebedrijven. De resterende ruim 39 duizend betrof instellingen die geen bedrijf waren, waaronder overheidsorganisaties en scholen in het lager, voortgezet en hoger onderwijs.

2.1.1 Aantal bedrijven en instellingen naar type, 1 januari 2022
Type bedrijfaantal (x 1000)
Bedrijven van ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon1553,4
Familiebedrijven299,9
Niet-familiebedrijven190,0
Geen bedrijf39,3

2.2 Bedrijfsgrootte

Meeste familiebedrijven zijn microbedrijven

Per bedrijfsgrootte neemt het aandeel bedrijven in familie-eigendom af (tabel 2.2.1). Het aandeel familiebedrijven was het grootst onder het microbedrijf (bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen). Niet-familiebedrijven telden zowel absoluut als relatief meer bedrijven met meer dan 50 werkzame personen. Van de bedrijven en instellingen in het grootbedrijf (250 of meer werkzame personen) was 18 procent (595 bedrijven) een familiebedrijf.

2.2.1 Aantal bedrijven en instellingen naar bedrijfsgrootte, 1 januari 2022
Bedrijven van
ondernemingengroepen
met 1 werkzaam persoon
FamiliebedrijvenNiet-familiebedrijvenGeen bedrijfTotaal
Bedrijfsgrootte
1 werkzaam persoon1)1 553 4304 74063 35530 6501 652 175
2-10 werkzame personen 256 52097 8554 470358 845
10-50 werkzame personen 33 50520 6352 09556 240
50-250 werkzame personen 4 4956 1751 29511 965
250 of meer werkzame personen 5951 9908003 385
Totaal1 553 430299 855190 01539 3102 082 610
1) De identificatie heeft plaatsgevonden op het niveau van ondernemingengroepen. Onderliggende bedrijven kunnen kleiner zijn. Zodoende zijn er familiebedrijven, niet-familiebedrijven en geen bedrijven met 1 werkzaam persoon.

2.3 Bedrijfstak

Relatief veel familiebedrijven in de landbouw, bosbouw en visserij

Familiebedrijven komen in de hele Nederlandse economie voor (figuur 2.3.1). Relatief het meest in de landbouw, bosbouw en visserij (47 procent). Ook in de horeca, de autohandel en -reparatie en de groothandel komen familiebedrijven relatief vaak voor. Familiebedrijven komen relatief minder vaak voor in de bedrijfstakken informatie en communicatie en specialistische zakelijke diensten.

2.3.1 Bedrijven en instellingen naar type per bedrijfstak, 1 januari 2022
BedrijfstakFamiliebedrijven (%)Bedrijven van ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon (%)Niet-familiebedrijven (%)Geen bedrijf (%)
Landbouw, bosbouw en visserij47,347,84,80,1
Horeca39,343,516,21,0
Autohandel en -reparatie30,460,39,20,1
Groothandel en handelsbemiddeling26,352,221,40,1
Detailhandel (niet in auto's)24,063,412,50,1
Industrie22,962,814,00,3
Vervoer en opslag21,768,19,60,6
Waterbedrijven en afvalbeheer20,155,221,43,4
Verhuur en handel van onroerend goed19,254,123,43,3
Verhuur en overige zakelijke diensten17,072,69,60,9
Bouwnijverheid12,282,85,00,0
Energievoorziening8,944,545,61,1
Gezondheids- en welzijnszorg8,680,99,21,3
Overige dienstverlening8,675,13,512,8
Financiële dienstverlening8,281,19,81,0
Delfstoffenwinning8,161,330,60,0
Informatie en communicatie8,077,413,70,9
Specialistische zakelijke diensten7,484,77,40,5
Cultuur, sport en recreatie5,380,65,48,6
Onderwijs4,688,64,52,3
Openbaar bestuur en overheidsdiensten0,619,01,878,6

2.4 Type familie-eigendom

Meeste familiebedrijven volledig in handen van één familie

Ruim 90 procent van de familiebedrijven waren volledig in handen van één familie. Bij 23 procent van de bijna 300 duizend familiebedrijven had één eigenaar de volledige zeggenschap over het bedrijf (figuur 2.4.1). We noemen dit enig eigenaar. Familiegeleide ondernemingen zijn bedrijven met meerdere eigenaren die samen één familie vormen en zo de volledige zeggenschap hadden. Bijna 68 procent van de familiebedrijven waren familiegeleide ondernemingen. Bij ruim 9 procent had het familiebedrijf meerdere eigenaren waarbij de familie wel de meerderheid, maar niet de volledige zeggenschap van het bedrijf had. Dit zijn de familiegecontroleerde ondernemingen. Familiegecontroleerde ondernemingen zijn vaker grotere familiebedrijven.

2.4.1 Familiebedrijven naar zeggenschap, 1 januari 2022
Type zeggenschapaandeel
Enig eigenaar23,0
Familiegeleide onderneming67,5
Familiegecontroleerde onderneming9,4
Niet met zekerheid vast te stellen0,1

2.5 Leeftijd van bedrijven

Familiebedrijven zijn ouder

De leeftijd van bedrijven is zo veel mogelijk met de oorspronkelijke oprichtingsdatum berekend. Vergeleken met niet-familiebedrijven en bedrijven van ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon zijn familiebedrijven naar verhouding ouder (figuur 2.5.1). Van de familiebedrijven was ruim 18 procent 30 jaar of ouder. Bij de niet-familiebedrijven was dit ruim 8 procent. Het grootste deel van de familiebedrijven (46 procent) had een leeftijd van 10 tot 30 jaar. Bijna 28 procent van de niet-familiebedrijven was in deze leeftijdsklasse te vinden. Van de familiebedrijven van 30 jaar of ouder behoorde 77 procent tot het microbedrijf en 18 procent tot het kleinbedrijf. Bijna 4 procent behoorde tot het middenbedrijf en minder dan een half procent tot het grootbedrijf. Deze laatste twee groepen tellen samen 2 235 familiebedrijven.

2.5.1 Bedrijven en instellingen naar leeftijd, 1 januari 2022
LeeftijdJonger dan 3 jaar (%)3 tot 5 jaar (%)5 tot 10 jaar (%)10 tot 30 jaar (%)30 jaar of ouder (%)
Familiebedrijven11,77,216,946,018,2
Bedrijven van ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon33,113,922,128,12,7
Niet-familiebedrijven30,913,519,927,78,1
Geen bedrijf20,613,819,032,114,5

2.6 Generaties in het bestuur

De meeste familiebedrijven hebben één generatie van de familie in het bestuur

Van de bijna 300 duizend familiebedrijven hadden ruim 37 duizend bedrijven (bijna 13 procent) meer dan één generatie van de familie in het bestuur (directie en/of raad van commissarissen) van de onderneming. Het percentage familiebedrijven dat meer dan één generatie van de familie in het bestuur heeft, neemt toe naar bedrijfsgrootte (figuur 2.6.1). Onder familiebedrijven in het midden- en grootbedrijf had respectievelijk bijna 17 en ruim 24 procent van de bedrijven meer dan één generatie van de familie in het bestuur.

2.6.1 Generaties in het bestuur bij familiebedrijven, 1 januari 2022
BedrijfsgrootteEén generatie in het bestuur (%)Meer dan één generatie in het bestuur (%)
0 tot 50 werkzame personen87,412,6
50-250 werkzame personen83,216,8
250 en meer werkzame personen75,624,4
Totaal87,412,6

2.7 Regionale spreiding

Bedrijven en instellingen kunnen vestigingen hebben in verschillende regio’s. Voor het beschrijven van het aantal familiebedrijven per regio wordt daarom de vestiging als meeteenheid gebruikt. In 2022 waren er in totaal 2 275 235 vestigingen. Gezamenlijk hadden familiebedrijven 378 315 vestigingen. In absolute aantallen waren de meeste vestigingen van familiebedrijven te vinden in Zuid-Holland, Noord-Brabant en Noord-Holland. Als je alle vestigingen in Nederland van familiebedrijven bij elkaar optelt, dan was 51 procent in deze provincies te vinden. Bij de niet-familiebedrijven was dit nog wat meer: 56 procent. Als je alle vestigingen in een provincie bij elkaar optelt en kijkt welk aandeel familiebedrijven daarin hebben, dan loopt dat aandeel per provincie uiteen. Zeeland telde relatief meer vestigingen van familiebedrijven. Van het totaal aantal vestigingen in Zeeland hoorde 23 procent bij een familiebedrijf. In Noord-Holland was dat met 13 procent relatief het minst.

In alle provincies had de bedrijfstak handel de meeste vestigingen van familiebedrijven (in absolute zin). De landbouw, bosbouw en visserij had een aanzienlijk aandeel in de noordelijke provincies en Zeeland.

2.7.1 Aandeel vestigingen van familiebedrijven per gemeente, 1 januari 2022
GemeenteGemeentecode
Groningen (gemeente)13
Almere12
Stadskanaal25
Veendam22
Zeewolde22
Achtkarspelen22
Ameland35
Harlingen20
Heerenveen19
Leeuwarden16
Ooststellingwerf23
Opsterland21
Schiermonnikoog31
Smallingerland20
Terschelling27
Vlieland22
Weststellingwerf23
Assen17
Coevorden22
Emmen21
Hoogeveen21
Meppel19
Almelo20
Borne18
Dalfsen25
Deventer16
Enschede17
Haaksbergen25
Hardenberg27
Hellendoorn24
Hengelo (O.)18
Kampen23
Losser23
Noordoostpolder26
Oldenzaal22
Ommen26
Raalte24
Staphorst35
Tubbergen31
Urk25
Wierden26
Zwolle15
Aalten24
Apeldoorn17
Arnhem12
Barneveld25
Beuningen18
Brummen19
Buren22
Culemborg15
Doesburg15
Doetinchem20
Druten19
Duiven20
Ede21
Elburg21
Epe21
Ermelo21
Harderwijk18
Hattem19
Heerde21
Heumen16
Lochem22
Maasdriel23
Nijkerk22
Nijmegen12
Oldebroek23
Putten24
Renkum13
Rheden15
Rozendaal12
Scherpenzeel20
Tiel18
Voorst23
Wageningen13
Westervoort15
Winterswijk23
Wijchen20
Zaltbommel23
Zevenaar19
Zutphen15
Nunspeet23
Dronten21
Amersfoort12
Baarn14
De Bilt12
Bunnik16
Bunschoten29
Eemnes16
Houten14
Leusden16
Lopik25
Montfoort22
Renswoude28
Rhenen21
Soest15
Utrecht (gemeente)10
Veenendaal18
Woudenberg19
Wijk bij Duurstede17
IJsselstein16
Zeist12
Nieuwegein15
Aalsmeer19
Alkmaar15
Amstelveen12
Amsterdam10
Bergen (NH.)16
Beverwijk16
Blaricum13
Bloemendaal10
Castricum15
Diemen11
Edam-Volendam17
Enkhuizen17
Haarlem11
Haarlemmermeer16
Heemskerk17
Heemstede12
Heiloo14
Den Helder17
Hilversum12
Hoorn16
Huizen13
Landsmeer14
Laren (NH.)16
Medemblik20
Oostzaan16
Opmeer20
Ouder-Amstel14
Purmerend16
Schagen20
Texel27
Uitgeest17
Uithoorn16
Velsen15
Weesp15
Zandvoort14
Zaanstad14
Alblasserdam23
Alphen aan den Rijn18
Barendrecht18
Drechterland19
Brielle18
Capelle aan den IJssel15
Delft12
Dordrecht15
Gorinchem17
Gouda13
's-Gravenhage (gemeente)11
Hardinxveld-Giessendam22
Hellevoetsluis17
Hendrik-Ido-Ambacht19
Stede Broec17
Hillegom17
Katwijk21
Krimpen aan den IJssel20
Leiden11
Leiderdorp13
Lisse18
Maassluis16
Nieuwkoop21
Noordwijk19
Oegstgeest10
Oudewater22
Papendrecht16
Ridderkerk21
Rotterdam12
Rijswijk (ZH.)15
Schiedam12
Sliedrecht21
Albrandswaard17
Westvoorne19
Vlaardingen14
Voorschoten13
Waddinxveen18
Wassenaar15
Woerden19
Zoetermeer13
Zoeterwoude18
Zwijndrecht19
Borsele23
Goes20
West Maas en Waal23
Hulst23
Kapelle22
Middelburg (Z.)17
Reimerswaal26
Terneuzen23
Tholen24
Veere28
Vlissingen16
De Ronde Venen17
Tytsjerksteradiel19
Asten24
Baarle-Nassau24
Bergen op Zoom18
Best20
Boekel26
Boxtel18
Breda15
Deurne24
Pekela21
Dongen18
Eersel21
Eindhoven14
Etten-Leur19
Geertruidenberg21
Gilze en Rijen20
Goirle17
Helmond17
's-Hertogenbosch15
Heusden18
Hilvarenbeek22
Loon op Zand20
Nuenen, Gerwen en Nederwetten17
Oirschot22
Oisterwijk19
Oosterhout17
Oss19
Rucphen21
Sint-Michielsgestel19
Someren24
Son en Breugel18
Steenbergen24
Waterland15
Tilburg14
Valkenswaard18
Veldhoven17
Vught15
Waalre15
Waalwijk20
Woensdrecht21
Zundert24
Wormerland17
Landgraaf18
Beek (L.)22
Beesel21
Bergen (L.)25
Brunssum18
Gennep19
Heerlen18
Kerkrade18
Maastricht16
Meerssen17
Mook en Middelaar14
Nederweert26
Roermond18
Simpelveld20
Stein (L.)18
Vaals19
Venlo18
Venray23
Voerendaal22
Weert21
Valkenburg aan de Geul22
Lelystad15
Horst aan de Maas23
Oude IJsselstreek23
Teylingen18
Utrechtse Heuvelrug13
Oost Gelre26
Koggenland19
Lansingerland18
Leudal23
Maasgouw21
Gemert-Bakel24
Halderberge21
Heeze-Leende20
Laarbeek21
Reusel-De Mierden26
Roerdalen19
Roosendaal19
Schouwen-Duiveland24
Aa en Hunze20
Borger-Odoorn22
De Wolden22
Noord-Beveland23
Wijdemeren16
Noordenveld20
Twenterand26
Westerveld20
Lingewaard18
Cranendonck21
Steenwijkerland21
Moerdijk22
Echt-Susteren22
Sluis31
Drimmelen20
Bernheze23
Alphen-Chaam23
Bergeijk24
Bladel24
Gulpen-Wittem24
Tynaarlo17
Midden-Drenthe24
Overbetuwe20
Hof van Twente26
Neder-Betuwe27
Rijssen-Holten26
Geldrop-Mierlo16
Olst-Wijhe22
Dinkelland29
Westland21
Midden-Delfland19
Berkelland26
Bronckhorst24
Sittard-Geleen17
Kaag en Braassem19
Dantumadiel22
Zuidplas19
Peel en Maas25
Oldambt21
Zwartewaterland30
Súdwest-Fryslân23
Bodegraven-Reeuwijk19
Eijsden-Margraten20
Stichtse Vecht14
Hollands Kroon22
Leidschendam-Voorburg12
Goeree-Overflakkee22
Pijnacker-Nootdorp16
Nissewaard16
Krimpenerwaard21
De Fryske Marren24
Gooise Meren12
Berg en Dal15
Meierijstad22
Waadhoeke21
Westerwolde24
Midden-Groningen19
Beekdaelen20
Montferland21
Altena24
West Betuwe23
Vijfheerenlanden20
Hoeksche Waard21
Het Hogeland22
Westerkwartier20
Noardeast-Fryslân23
Molenlanden25
Eemsdelta22
Dijk en Waard17
Land van Cuijk23
Maashorst21
Voorne aan Zee0

2.8 Snelle groeiers

Een heel klein deel (0,5 procent) van alle bedrijven en instellingen is een snelle groeier. Dit zijn bedrijven met een gemiddelde jaarlijkse groei (in aantal werknemers) van 10 procent per jaar of meer, over een periode van 3 achtereenvolgende jaren. Van de bijna 300 duizend familiebedrijven waren er 5 385 een sneller groeier. Onder de ruim 190 duizend niet-familiebedrijven was dat aantal ruim 4,5 duizend. Van alle snelle groeiers was bijna 52 procent een familiebedrijf (figuur 2.8.1).

2.8.1 Bedrijven en instellingen onder snelle groeiers, naar type, 2022
Bedrijfstypesnelle groeiers (%)
Familiebedrijven51,9
Niet-familiebedrijven44,1
Geen bedrijf4,0

3. Werknemers en hun banen

Hoeveel familiebedrijven zijn als werkgever actief? Voor hoeveel werknemersbanen zorgen deze bedrijven? Wat zijn de kenmerken van deze banen? En wat zijn de achtergrondkenmerken van de werknemers? Tenzij anders vermeld, gaan de cijfers in dit hoofdstuk over de banen en werknemers in december 2022.

3.1 Aantal werknemersbanen

Ruim 3 op de 10 werknemersbanen is een baan bij een familiebedrijf

In Nederland waren er in december 2022 8,9 miljoen werknemersbanen. In brede zin waren er 2,9 miljoen banen bij bedrijven in familie-eigendom en 5,9 miljoen banen bij bedrijven en instellingen niet in familie-eigendom.

Familiebedrijven zorgden voor bijna 2,8 miljoen werknemersbanen (figuur 3.1.1). Het aandeel van familiebedrijven in het totaal aantal banen is ruim 31 procent. Bedrijven en instellingen die niet in familie-eigendom waren, telden ruim 4,5 miljoen werknemersbanen. De resterende werknemersbanen waren te vinden bij instellingen die geen bedrijf zijn (1,43 miljoen) en ondernemingen met 1 werkzaam persoon (158 duizend).

3.1.1 Werknemersbanen1), december 2022
BedrijfstypeBanen (x 1 000)
Bedrijven van ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon158,0
Familiebedrijven2785,5
Niet-familiebedrijven4524,4
Geen bedrijf1433,0
1)Hiertoe behoren ook de directeuren-grootaandeelhouders (dga’s)

Ontwikkeling aandeel van familiebedrijven in het aantal werknemersbanen relatief stabiel

Het aandeel van familiebedrijven in het totaal van werknemersbanen is vrij stabiel gebleven door te tijd. In de periode 2015-2022 lag dit rond 30 procent (figuur 3.1.2).

3.1.2 Werknemersbanen1) per jaar, december
JarenBedrijven van ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon (x 1 000)Familiebedrijven (x 1 000)Niet-familiebedrijven (x 1 000)Geen bedrijf (x 1 000)
2015116,82349,24050,91274,8
2016119,62369,24147,41286,2
2017124,92470,04240,31316,9
2018128,92461,24461,71315,5
2019133,32586,44460,31344,0
2020137,52629,84308,71362,9
2021147,92727,44386,21397,3
2022158,02785,54524,41433,0
1)Hiertoe behoren ook de directeuren-grootaandeelhouders (dga’s)

3.2 Werknemersbanen per bedrijfsgrootte

Aandeel van familiebedrijven in het aantal werknemersbanen neemt af naarmate de bedrijfsgrootte toeneemt

Omdat familiebedrijven vooral microbedrijven (zie paragraaf 2.2) zijn, neemt het aandeel van familiebedrijven in het aantal werknemersbanen per bedrijfsgrootte af. Het aandeel familiebedrijven was het grootst onder het kleinbedrijf - tot 50 werkzame personen – (61 procent). Niet-familiebedrijven telden zowel absoluut als relatief meer banen in het midden- en grootbedrijf (tabel 3.2.1).

3.2.1 Werknemersbanen1) (x 1 000) naar bedrijfsgrootte, december 2022
Bedrijven van
ondernemingengroepen
met 1 werkzaam persoon
FamiliebedrijvenNiet-familiebedrijvenGeen bedrijfTotaal
Bedrijfsgrootte
0-50 werkzame personen158,01 457,9 697,186,72 399,6
50-250 werkzame personen643,6 774,6162,81 581,0
250 of meer werkzame personen684,13 052,71 183,54 920,2
Totaal158,02 785,54 524,41 433,08 900,9
1) Hiertoe behoren ook de directeuren-grootaandeelhouders (dga’s).

3.3 Werknemersbanen per bedrijfstak

Relatief veel werknemersbanen bij familiebedrijven in de landbouw

Hoeveel banen er per bedrijfstak zijn door familiebedrijven verschilt. Relatief veel werknemersbanen bij familiebedrijven waren te vinden in de landbouw, bosbouw en visserij, de autohandel en reparatie, de horeca en de bouwnijverheid (figuur 3.3.1). In andere bedrijfstakken, zoals de energievoorziening en gezondheids- en welzijnszorg, waren relatief veel werknemersbanen bij niet-familiebedrijven.

In het totaal aan werknemersbanen bij familiebedrijven hadden de detailhandel, horeca en bouwnijverheid een aanzienlijk groter aandeel dan bij de niet-familiebedrijven. Gezondheids- en welzijnszorg had een aanzienlijk kleiner aandeel.

3.3.1 Werknemersbanen naar bedrijfstak, december 2022
BedrijfstakFamiliebedrijven (%)Bedrijven van ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon (%)Niet-familiebedrijven (%)Geen bedrijf (%)
Landbouw, bosbouw en visserij75,51,924,50,2
Delfstoffenwinning1,70,05,90,2
Industrie278,92,7432,467,7
Energievoorziening1,50,429,80
Waterbedrijven en afvalbeheer9,30,120,68
Bouwnijverheid213,86,7133,30,1
Autohandel en -reparatie82,01,635,50,2
Groothandel en handelsbemiddeling231,96,2294,90
Detailhandel (niet in auto's)404,14,1406,90,3
Vervoer en opslag142,31,8247,711,5
Horeca285,11,71662,4
Informatie en communicatie85,98,0228,85,1
Financiële dienstverlening57,354,5172,14,3
Verhuur en handel van onroerend goed22,73,933,810,5
Specialistische zakelijke diensten177,446,2341,115,6
Verhuur en overige zakelijke diensten426,54,058417,6
Openbaar bestuur en overheidsdiensten000,3583,1
Onderwijs25,21,831,2534,9
Gezondheids- en welzijnszorg184,78,91256,156,6
Cultuur, sport en recreatie41,71,656,848,9
Overige dienstverlening38,11,922,765,8

3.4 Werknemersbanen naar zeggenschap

Familiebedrijven met één eigenaar hebben het grootste aandeel in de werknemersbanen van familiebedrijven

Ruim 72 procent van de werknemersbanen bij familiebedrijven was bij bedrijven die volledig in eigendom van een familie waren. Ruim 13 procent was bij familiebedrijven met een enig eigenaar. 59 procent was bij familiegeleide ondernemingen en bijna 24 procent bij familiegecontroleerde ondernemingen (figuur 3.4.1).

3.4.1 Werknemersbanen familiebedrijven naar zeggenschap, december 2022
ZeggenschapWerknemersbanen
Enig eigenaar13,3
Familiegeleide onderneming59,0
Familiegecontroleerde onderneming23,7
Niet met zekerheid vast te stellen4,0

3.5 Regionale spreiding van werknemersbanen

Het aandeel werknemersbanen van familiebedrijven loopt per provincie enigszins uiteen (figuur 3.5.1). Flevoland was de provincie met het hoogste aandeel: bijna 39 procent van de banen bevond zich bij een familiebedrijf. Ook in de provincies Zeeland en Overijssel was het aandeel hoog (beiden 37 procent). In Noord-Holland, Utrecht en Groningen was het aandeel het kleinst.

3.5.1 Aandeel werknemersbanen bij familiebedrijven naar provincie, december 2022
Provinciestatcode
Groningen (provincie)27,7
Fryslân34,9
Drenthe33,9
Overijssel36,8
Flevoland38,7
Gelderland35,7
Utrecht (provincie)27,1
Noord-Holland25,6
Zuid-Holland30,8
Zeeland36,9
Noord-Brabant33,5
Limburg31,8

3.6 Baankenmerken

Verschil in dienstverband van werknemersbanen tussen familie- en niet-familiebedrijven relatief klein

43 procent van alle werknemersbanen bij familiebedrijven is een voltijdbaan (figuur 3.6.1). De familiebedrijven wijken hierin nauwelijks af van de niet-familiebedrijven, waar 44 procent van alle banen een voltijdbaan is.

3.6.1 Werknemersbanen naar dienstverband, december 2022
Type bedrijfFamiliebedrijven (%)Niet-familiebedrijven (%)Geen bedrijf (%)
Voltijd434446
Deeltijd575654

Relatief meer contracten voor bepaalde tijd bij familiebedrijven

Bij 41 procent van de werknemersbanen van familiebedrijven hoorde een contract voor bepaalde tijd. Bij niet-familiebedrijven was dit 33 procent (figuur 3.6.2).

3.6.2 Werknemersbanen naar contractsoort, december 2022
Type bedrijfFamiliebedrijven (%)Niet-familiebedrijven (%)Geen bedrijf (%)
Bepaalde tijd413322
Contractsoort onbepaalde tijd546678
Contractsoort niet van toepassing1)500
1) Directeuren-grootaandeelhouders

Relatief meer kortere werknemersbanen bij familiebedrijven

Bijna één op de vijf werknemersbanen bij familiebedrijven was voor 12 uur of minder per week (figuur 3.6.3). Bij niet-familiebedrijven is dit ruim één op de tien. Het grotere belang van de detailhandel en de horeca (met relatief veel kortere werknemersbanen) in het totaal aan werknemers bij familiebedrijven verklaart deels het verschil. In vrijwel alle andere bedrijfstakken hebben familiebedrijven relatief ook meer werknemersbanen van minder dan 12 uur per week. 46 procent van de werknemersbanen bij familiebedrijven kenden een wekelijke arbeidsduur van meer dan 35 uur per week. Dit percentage ligt bij niet-familiebedrijven een fractie hoger (47 procent).

3.6.3 Werknemersbanen naar wekelijkse arbeidsduur, december 2022
Wekelijkse arbeidsduurFamiliebedrijven (%)Niet-familiebedrijven (%)Geen bedrijf (%)
minder dan 12 uur per week19127
12 tot 20 uur per week1087
20 tot 25 uur per week91112
25 tot 30 uur per week6813
30 tot 35 uur per week101316
35 uur of meer per week464746

Relatief meer werknemersbanen bij familiebedrijven met een maandloon tot 1 000 euro

Bij 27 procent van de werknemersbanen bij familiebedrijven hoorde een maandloon tot 1 000 euro (figuur 3.6.4). Bij niet-familiebedrijven was dit 18 procent. Het maandloon hangt enerzijds samen met de wekelijkse arbeidsduur, waar familiebedrijven relatief meer kortere werknemersbanen tellen dan niet-familiebedrijven. Ook de leeftijd van werknemers speelt een rol. Werknemers bij familiebedrijven zijn vaker relatief jong (figuur 3.7.2). Bij 7 procent van de werknemersbanen bij familiebedrijven hoorde een maandloon van 5 000 euro of meer. Bij niet-familiebedrijven bedroeg dit aandeel 14 procent.

3.6.4 Werknemersbanen naar maandloon, december 2022
MaandloonFamiliebedrijven (%)Niet-familiebedrijven (%)Geen bedrijf (%)
minder dan 1 000 euro27189
1 000 tot 1 500 euro975
1 500 tot 2 000 euro11108
2 000 tot 2 500 euro12129
2 500 tot 3 000 euro121212
3 000 tot 3 500 euro81013
3 500 tot 4 000 euro6811
4 000 tot 4 500 euro459
4 500 tot 5 000 euro347
5 000 euro of meer71416

3.7 Persoonskenmerken

Relatief meer mannelijke werknemers bij familiebedrijven

In totaal was 59 procent van de werknemers bij familiebedrijven een man (figuur 3.7.1). Bij niet-familiebedrijven was de verdeling man-vrouw bijna gelijk. Dit hangt samen met het hoge aantal vrouwelijke werknemers in de gezondheids- en welzijnszorg en het lage percentage familiebedrijven in deze bedrijfstak.

3.7.1 Werknemers naar geslacht, december 2022
GeslachtFamiliebedrijven (%)Niet-familiebedrijven (%)Geen bedrijf (%)
Mannen594945
Vrouwen415155

Werknemers bij familiebedrijven zijn relatief jong

De werknemers bij familiebedrijven zijn relatief jong. Ruim een kwart van de werknemers was jonger dan 25 jaar (figuur 3.7.2). Bij niet-familiebedrijven was het aandeel van jongeren 20 procent. Het grotere belang van de detailhandel en de horeca (waar relatief veel jongeren werken) in het totaal aan werknemers bij familiebedrijven verklaart enerzijds het verschil. Anderzijds hebben een aantal bedrijfstakken waar relatief meer oudere werknemers werken een groot belang in het totaal aan werknemers bij niet-familiebedrijven.

3.7.2 Werknemers naar leeftijd, december 2022
LeeftijdFamiliebedrijven (%)Niet-familiebedrijven (%)Geen bedrijf (%)
jonger dan 15 jaar310
15 tot 25 jaar25198
25 tot 35 jaar202321
35 tot 45 jaar171922
45 tot 55 jaar192024
55 tot 65 jaar141624
65 jaar of ouder312

Verschillen tussen familie- en niet-familiebedrijven in herkomstland van werknemers klein

De verdeling van werknemers naar herkomstland laat bij de familiebedrijven grofweg hetzelfde beeld zien als bij de niet-familiebedrijven (figuur 3.7.3). Bijna drie kwart van de werknemers bij familiebedrijven had Nederland als herkomstland, terwijl dit voor zeven op de tien werknemers bij niet-familiebedrijven gold.

3.7.3 Werknemers naar herkomstland, december 2022
HerkomstlandFamiliebedrijven (%)Niet-familiebedrijven (%)Geen bedrijf (%)
Nederland737080
Europa (excl. Nederland)12126
Buiten Europa151814
Onbekend000

4. Familiebedrijven in het niet-financiële bedrijfsleven

In dit hoofdstuk staan de familiebedrijven in het niet-financiële bedrijfsleven (ook wel ‘business economy’ genoemd) centraal. Deze selectie uit alle bedrijfstakken2) wordt veel gebruikt bij het maken van bedrijfsstatistieken. Voor een compleet beeld komen enkele onderwerpen uit de vorige hoofdstukken terug. Hoeveel bedrijven zijn er en hoeveel werknemers hebben zij in dienst? Het grootste deel van het hoofdstuk geeft antwoord op de vraag: hoeveel omzet en toegevoegde waarde realiseerden deze bedrijven?

4.1 Aantal bedrijven

Het niet-financiële bedrijfsleven telde in 2022 ruim 1,3 miljoen bedrijven en instellingen. Daarvan waren er ruim 1,2 miljoen in familie-eigendom en 148 duizend niet in familie-eigendom. Van de bedrijven in familie-eigendom was het merendeel, ruim 987 duizend, een bedrijf van ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon. Bijna 217 duizend bedrijven waren familiebedrijven. De bedrijven en instellingen die niet in familie-eigendom waren, telden ruim 142 duizend niet-familiebedrijven. De resterende 6,5 duizend betrof instellingen die geen bedrijf waren.

4.2 Werknemersbanen

In het niet-financiële bedrijfsleven zorgden familiebedrijven voor ruim 2,3 miljoen werknemersbanen in december 20223) (tabel 4.2.1). Het aandeel van familiebedrijven in het totaal aan werknemersbanen in het niet-financiële bedrijfsleven komt daarmee op bijna 43 procent.

4.2.1 Werknemersbanen1) (x 1 000) in het niet-financiële bedrijfsleven, december 2022
Bedrijven van
ondernemingengroepen
met 1 werkzaam persoon
FamiliebedrijvenNiet-familiebedrijvenGeen bedrijfTotaal
Bedrijfsgrootte
0-50 werkzame personen87,81 171,4549,6 12,61 821,5
50-250 werkzame personen 569,0636,422,31 227,6
250 of meer werkzame personen 625,91 776,104,32 506,2
Totaal 87,82 366,32 962,0139,25 555,3
1) Hiertoe behoren ook de directeuren-grootaandeelhouders (dga’s).

4.3 Omzet en toegevoegde waarde

Merendeel van de omzet en toegevoegde waarde gerealiseerd door niet-familiebedrijven

De bedrijven in het niet-financiële bedrijfsleven realiseerden 2 305 miljard euro omzet en 542 miljard euro toegevoegde waarde in 2022 (figuur 4.3.1). In brede zin werd ruim 714 miljard euro omzet en bijna 203 miljard euro toegevoegde waarde in familie-eigendom gerealiseerd. Het merendeel van de omzet en toegevoegde waarde, respectievelijk bijna 595 miljard euro en ruim 152 miljard euro, werd gerealiseerd door familiebedrijven. Het grote aantal bedrijven van ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon realiseerde zo ruim 119 miljard euro omzet en ruim 51 miljard euro toegevoegde waarde.

De bedrijven en instellingen in het niet-financiële bedrijfsleven die niet in familie-eigendom waren, realiseerden het merendeel van de omzet in de business economy (ruim 1 590 miljard euro) en toegevoegde waarde (bijna 339 miljard euro). Niet-familiebedrijven realiseerden daarin ruim 1 565 miljard euro omzet en 320 miljard euro toegevoegde waarde.

4.3.1 Omzet en toegevoegde waarde in het niet-financiële bedrijfsleven, 2022
KengetalBedrijven van ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon (mld euro)Familiebedrijven (mld euro)Niet-familiebedrijven (mld euro)Geen bedrijf (mld euro)
Omzet119,6594,91565,724,8
Toegevoegde waarde50,7152,3320,418,3

Aandeel van familiebedrijven in de omzet en toegevoegde waarde van het niet-financiële bedrijfsleven neemt af naarmate de bedrijfsgrootte toeneemt

Het aandeel van familiebedrijven in de omzet en de toegevoegde waarde was het grootst onder bedrijven met minder dan 50 werkzame personen. Binnen deze groep kwam ruim 43 procent van de omzet voor rekening van familiebedrijven. Omdat familiebedrijven vooral microbedrijven zijn (zie paragraaf 2.2) neemt dit aandeel af naarmate de grootte van het bedrijf toeneemt. Een groot deel van de omzet en toegevoegde waarde wordt door grotere niet-familiebedrijven gerealiseerd (tabel 4.3.2).

4.3.2 Omzet en toegevoegde waarde (x mln euro) in het niet-financiële bedrijfsleven, 2022
Bedrijven van
ondernemingengroepen
met 1 werkzaam persoon
FamiliebedrijvenNiet-familiebedrijvenGeen bedrijfTotaal
Omzet
0-50 werkzame personen 119 629 324 274 315 423 3 671 762 997
50-250 werkzame personen 146 709 470 233 17 620 634 561
250 of meer werkzame personen 123 952 779 996 3 485 907 434
Totaal 119 629 594 9361 565 652 24 7762 304 992
Toegevoegde waarde
0-50 werkzame personen 50 737 88 734 65 151 1 814 206 437
50-250 werkzame personen 33 522 82 150 13 587 129 259
250 of meer werkzame personen 29 997 173 121 2 863 205 980
Totaal 50 737 152 253 320 422 18 264 541 676

Familiebedrijven goed voor bijna 69 procent toegevoegde waarde in de bouwnijverheid

In de bouwnijverheid was het aandeel van familiebedrijven – in brede zin - in de toegevoegde waarde het grootst (figuur 4.3.3). Bijna 70 procent van de toegevoegde waarde in deze branche werd gerealiseerd door familiebedrijven in 2022. Ook in de autohandel en reparatie en horeca was het aandeel van familiebedrijven relatief groot. In de bedrijfstak informatie en communicatie was het aandeel toegevoegde waarde van familiebedrijven, met ruim 27 procent, het kleinst.

4.3.3 Toegevoegde waarde in het niet-financiële bedrijfsleven naar bedrijfstak, 2022
BedrijfstakFamiliebedrijven (%)Bedrijven van ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon (%)Niet-familiebedrijven en geen bedrijf (%)
Industrie24,42,273,4
Bouwnijverheid47,021,631,4
Autohandel en -reparatie58,38,832,8
Groothandel en handelsbemiddeling32,64,862,6
Detailhandel (niet in auto's)43,15,951,0
Vervoer en opslag28,17,664,3
Horeca54,46,139,5
Informatie en communicatie15,012,372,7
Specialistische zakelijke diensten20,427,851,8
Verhuur en overige zakelijke diensten34,35,859,9

Familiebedrijven met één eigenaar hebben het grootste aandeel in de omzet en toegevoegde waarde van familiebedrijven

Bijna 61 procent van de omzet en 66 procent van de toegevoegde waarde van familiebedrijven werd in volledig eigendom gerealiseerd. Ruim 6 procent van de omzet en ruim 7 procent van de toegevoegde waarde van familiebedrijven werd gerealiseerd bij bedrijven met één eigenaar. Familiegeleide ondernemingen waren goed voor bijna 55 procent van de omzet en bijna 59 procent van de toegevoegde waarde. De familiegecontroleerde ondernemingen realiseerden bijna 32 procent van de omzet en 27 procent van de toegevoegde waarde (figuur 4.3.4).

4.3.4 Omzet en toegevoegde waarde familiebedrijven naar zeggenschap, 2022
ZeggenschapEnig eigenaar (%)Familiegeleide onderneming (%)Familiegecontroleerde onderneming (%)Niet met zekerheid vast te stellen (%)
Omzet6,154,831,67,6
Toegevoegde waarde7,458,627,56,4

Familiebedrijven in omzet en toegevoegde waarde van belang voor Overijssel, Fryslân en Gelderland

In Overijssel leverden vestigingen van familiebedrijven relatief de grootste bijdrage aan de omzet (bijna 44 procent) en toegevoegde waarde (ruim 41 procent) in het niet-financiële bedrijfsleven (figuur 4.3.5 en figuur 4.3.6). Ook voor Fryslân en Gelderland gold dat meer dan 39 procent van de omzet door vestigingen van familiebedrijven gerealiseerd werd. In Noord-Holland was de bijdrage van familiebedrijven aan de omzet en toegevoegde waarde met respectievelijk ruim 16 procent en bijna 18 procent relatief het kleinst.

4.3.5 Omzetaandeel familiebedrijven in het niet-financiële bedrijfsleven per provincie, 2022
Provinciestatcode
Groningen (provincie)17,6
Fryslân41,3
Drenthe33,8
Overijssel43,7
Flevoland36,8
Gelderland41,0
Utrecht (provincie)29,6
Noord-Holland16,2
Zuid-Holland18,9
Zeeland33,2
Noord-Brabant31,4
Limburg27,5

4.3.6 Aandeel toegevoegde waarde familiebedrijven in het niet-financiële bedrijfsleven per provincie, 2022
Provinciestatcode
Groningen (provincie)29,1
Fryslân39,0
Drenthe22,3
Overijssel41,5
Flevoland37,1
Gelderland38,8
Utrecht (provincie)23,5
Noord-Holland18,0
Zuid-Holland28,1
Zeeland35,9
Noord-Brabant30,0
Limburg32,0

2) De landbouw, bosbouw en visserij, de financiële dienstverlening, het onderwijs, de gezondheids- en welzijnszorg, cultuur, sport en recreatie, belangen- en hobbyverenigingen en overige persoonlijke dienstverlening behoren niet tot het niet-financiële bedrijfsleven.
3) Omdat het niet-financiële bedrijfsleven een deel is van alle bedrijven en instellingen is dit aantal dus lager dan gerapporteerd in hoofdstuk 3.

Literatuur

CBS (2017). Familiebedrijven in Nederland. Centraal Bureau voor de Statistiek, Heerlen, Den Haag, Bonaire.

CBS (2020). Familiebedrijven in Nederland 2015-2018. Centraal Bureau voor de Statistiek, Heerlen, Den Haag, Bonaire.

CBS (2021). Familiebedrijven in Nederland 2019-2020. Centraal Bureau voor de Statistiek, Heerlen, Den Haag, Bonaire.

Europese Commissie (2009). Final report of the Expert Group. Overview of family-business-relevant issues: research, networks, policy measures and existing studies. Europese Commissie, Brussel.

Sharma, P. en Nordqvist, M. (2008). A Classification Scheme for Family Firms: From Family Values to Effective Governance to Firm Performance. in J. Tapies & J.L. Ward (eds), Family Values and Value.

Tagiuri, R. en Davis, J.A. (1982). Bivalent attributes of the family firm. Working Paper, Harvard Business School, Cambridge, herdrukt 1996, Family Business Review, vol. 9, no. 2, pp. 199-208.

Tweede Kamer (2021a). Motie van de leden Van Haga en Amhaouch over periodiek onderzoek naar familiebedrijven samen met het CBS en andere kennispartners. Vergaderjaar 2021–2022, 35 724, nr. 8.

Tweede Kamer (2021b). Periodiek onderzoek CBS naar familiebedrijven. Vergaderjaar 2021–2022, 35 724, nr. 17.

Bijlage 1 Naar een populatie van familiebedrijven

Definitie van familiebedrijven

Om familiebedrijven in kaart te brengen, moet eerst worden vastgesteld wat onder een familiebedrijf wordt verstaan. Het CBS volgt de definitie van de Europese Commissie. Deze definitie is in 2009 vastgesteld.

De definitie van de Europese Commissie geeft aan dat een bedrijf een familiebedrijf is als:

  • De meerderheid van de besluitvormingsrechten in het bezit is van de natuurlijke perso(o)n(en) die de onderneming opgericht heeft, of in het bezit is van de natuurlijke perso(o)n(en) die het aandelenkapitaal van de onderneming verworven heeft, of in het bezit is van hun echtgenoten, ouders, kinderen of directe erfgenamen van kinderen;
  • De meerderheid van de besluitvormingsrechten indirect of direct zijn;
  • Ten minste één vertegenwoordiger van de familie of verwanten formeel betrokken is bij het bestuur van de onderneming;
  • Beursgenoteerde ondernemingen voldoen aan de definitie van familiebedrijf als de persoon die de onderneming opgericht of verworven heeft (aandelenkapitaal) of hun familieleden of afstammelingen 25 procent van de beslissingsbevoegdheid bezitten.

De definitie omvat ook eerste generatie familiebedrijven die nog niet aan een volgende generatie zijn overgedragen. Eenmanszaken1) en zelfstandigen zonder personeel zijn volgens deze definitie ook familiebedrijven, mits er een juridische entiteit is die kan worden overgedragen (Europese Commissie, 2009).

Op zoek naar bronnen

Er bestaat geen register waaruit familiebedrijven direct geselecteerd kunnen worden. Om te weten of een bedrijf een familiebedrijf is, kiest het CBS er voor om gegevens uit bestaande registers te combineren. In vergelijking met steekproefonderzoek biedt dit een basis voor completere en gedetailleerdere inzichten. Bovendien voldoet het CBS hiermee aan de CBS-wet om de administratieve lastendruk voor ondernemingen zo laag mogelijk te houden.

Bij het zoeken naar geschikte bronnen is eerst gekeken naar de relevantie van de bron. Biedt de bron informatie die op grond van de definitie nodig is? Oftewel, biedt een bron ofwel informatie over de populatie van bedrijven, dan wel informatie over hun juridische structuren, zeggenschap, de formele betrokkenheid bij het bestuur of familierelaties tussen personen. Daarna is gekeken naar een aantal aanvullende (statistische) criteria zoals validiteit, objectiviteit, tijdigheid, beschikbaarheid, transparantie en onafhankelijkheid.

Het onderzoek leverde diverse bronnen op. De volgende bronnen zijn uiteindelijk bij de identificatie van familiebedrijven gebruikt:

  • Het algemeen bedrijven register (ABR) van het CBS. Het ABR bevat informatie over de totale populatie van ondernemingengroepen en bijbehorende bedrijven en vestigingen. Het register is gebaseerd op het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KVK).
  • Het Handelsregister van de KVK is ook direct gebruikt voor informatie over eigenaren, vennoten, maten en bestuurders van bedrijven en aandeelhouderschap.
  • Het UBO-register van de KVK bevat informatie over de mensen die de uiteindelijke eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over een organisatie.
  • Een bestand met fiscale loongegevens van de Belastingdienst bevat informatie over bestuurders en hun besluitvormingsrechten.
  • De Satelliet Zelfstandige Ondernemers (SZO) van het CBS bevat informatie over aandeelhouders. Het register is onder andere gebaseerd op het ABR en aangevuld met registergegevens die door de Belastingdienst aan het CBS zijn verstrekt.
  • Het verbintenissenbestand van het CBS bevat informatie over huwelijk of geregistreerd partnerschap van personen. Het bestand is gebaseerd op de Basisregistratie Personen (BRP).
  • Het kind-ouderbestand van het CBS bevat informatie over personen en hun juridische ouders. Het bestand is gebaseerd op de BRP.

Operationalisering

Toepassing van de definitie

Tijdens het onderzoek zijn een aantal keuzes gemaakt over de interpretatie van de definitie van familiebedrijven.

Identificatie op het niveau van ondernemingengroepen

Statistieken hebben tot doel informatie te geven over een verzameling van elementen met bepaalde (gelijke) kenmerken: de doelpopulatie. Met bedrijfsstatistieken kunnen bijvoorbeeld uitspraken gedaan worden over de doelpopulatie ‘bedrijven’. Om statistisch verantwoorde uitspraken te doen, moet op een bepaalde welomschreven manier duidelijk zijn wat als ‘een bedrijf’ wordt gezien. In het ABR van het CBS worden bedrijven en instellingen vastgesteld en geregistreerd in voor statistisch onderzoek geschikte eenheden.

De statistische eenheid van het CBS waarop familiebedrijven zijn geïdentificeerd is de ondernemingengroep (OG)2). Dit is een term van het CBS voor de meest omvattende verzameling van in Nederland gevestigde juridische eenheden waarover overwegende zeggenschap kan worden uitgeoefend. De identificatie op het niveau van de OG is relevant omdat de definitie aangeeft dat de meerderheid van de besluitvormingsrechten (en bij beursgenoteerde ondernemingen 25 procent) indirect of direct kunnen zijn.

Betrokkenheid bij bestuur

De eis in de definitie over de betrokkenheid bij bestuur is geïnterpreteerd als: lid van de directie of lid van de Raad van Commissarissen (RvC).

Het CBS richt zich zowel op de personen die het centrale punt van een onderneming vormen ter zake van alle beleidsvoorbereiding, -vaststelling en uitvoering (de directie) als op personen die toezicht houden op het beleid van het bestuur (in de zin van de directie) en op de algemene gang van zaken in de vennootschap en de met haar verbonden onderneming (RvC).

In de oorspronkelijk Engelstalige definitie staat de term governance als aanduiding voor bestuur. Governance omvat ook het toezicht op het bedrijf. Volgens de Nederlandse wet kunnen besloten vennootschappen (BV) en naamloze vennootschappen (NV) een toezichthoudend orgaan hebben. Dat is de RvC. Bij structuurvennootschappen is de RvC verplicht. Ook heeft hij aanvullende bevoegdheden rond de goedkeuring van bepaalde categorieën bestuursbesluiten (Burgerlijk Wetboek 2, Titel 4 en 5, Afdeling 5 en 6). Bij gewone vennootschappen schrijft de wet niet dwingend voor dat de RvC over specifieke besluitvormingsrechten beschikt. Wel kunnen de statuten aanvullende bepalingen over de taak en bevoegdheden van de RvC bevatten. Informatie of er aanvullende bepalingen zijn over besluitvormingsrechten van een RvC bij een gewone vennootschap is in registers niet beschikbaar. Het CBS is zich bewust dat er in dit onderzoek gewone vennootschappen als familiebedrijf kunnen zijn geïdentificeerd op basis van lid van RvC, terwijl die bij lezing van de aanvullende bepalingen over besluitvormingsrechten van een RvC als niet-familiebedrijf gezien zouden kunnen worden. Uiteraard zou dit alleen opgaan in die gevallen waar een meerderheid van besluitvormingsrechten bestaat én de betrokkenheid van de familie bij het bestuur van de onderneming geheel beperkt is tot de RvC.

Ondernemingengroepen met meer dan 1 werkzaam persoon

Hoewel de definitie van de Europese Commissie ook eenmanszaken en zelfstandigen omvat, zijn ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon wel als aparte groep onderscheiden. Zo zijn de cijfers goed te vergelijken met reguliere CBS-cijfers.
Zoals de definitie vereist, bestaan de ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon uit juridische entiteiten die kunnen worden overgedragen. Hoewel het geen eis volgens de definitie is, vroeg het CBS zich bij de methode van 2016 af of er naast een juridische entiteit ook sprake was van overdraagbare productiefactoren (of ondernemingsgoodwill) om het bedrijf bij overdracht voort te zetten. De handelsnaamwet geeft aan dat de handelsnaam vatbaar is voor overdracht in verbinding met de onderneming.

Identificeren van familiebedrijven

Per rechtsvorm zijn er methoden ontwikkeld om familiebedrijven te identificeren.

Eenmanszaken

De eenmanszaak is een rechtsvorm zonder rechtspersoonlijkheid, waar precies één natuurlijke persoon de eigenaar van een onderneming is (wel kunnen meerdere personen bij de onderneming werkzaam zijn). De eigenaar is per definitie in het bezit van de meerderheid van de besluitvormingsrechten in de onderneming.

De eigenaar is ook geheel aansprakelijk voor alle handelingen en financiën van de onderneming. Hieronder valt ook het privévermogen van de eigenaar. Dit maakt het aannemelijk dat de eigenaar ook formeel betrokken is bij het bestuur van de onderneming. Eenmanszaken kunnen worden overgedragen via een activa-passiva transactie. Kortom, eenmanszaken kunnen worden gezien als familiebedrijf.

Eenmanszaken zijn direct geselecteerd uit het ABR.

Vennootschap onder firma en maatschap

Een vennootschap onder firma is een overeenkomst zonder rechtspersoonlijkheid tussen twee of meer vennoten om een onderneming te voeren. Er is een zakelijk vermogen, ingebracht door de vennoten en afgescheiden van hun privévermogen (‘afgescheiden vermogen’), dat alleen voor de bedrijfsuitoefening mag worden gebruikt. Elke vennoot is geheel aansprakelijk (inclusief hun privévermogen) voor verplichtingen die de vof is aangegaan. Ook als een andere vennoot deze is aangegaan.

Net als een vof is een maatschap een overeenkomst zonder rechtspersoonlijkheid tussen twee of meer maten om een onderneming te voeren. Over de bevoegdheden van elke maat zijn afspraken gemaakt, doorgaans in een maatschapscontract. Een daartoe bevoegde maat kan namens het samenwerkingsverband overeenkomsten afsluiten, waarna alle maten voor gelijke delen aansprakelijk zijn. Een onbevoegd handelende maat bindt alleen zichzelf.

In beide gevallen zijn de besluitvormingsrechten in handen van de vennoten of maten. En gezien dat vennoten en maten geheel aansprakelijk zijn, is het aannemelijk dat zij ook formeel betrokken zijn bij het bestuur van de onderneming. Tot slot kunnen vof’s en maatschappen worden overgedragen via een activa-passiva transactie. Familiebedrijven onder vof’s en maatschappen kunnen worden gevonden als een meerderheid van de vennoten of maten tot één familie behoren. In de eerste stap zijn vof’s en maatschappen geselecteerd in het ABR. Vervolgens is het Handelsregister en het UBO-register gebruikt om de bijbehorende vennoten en maten te selecteren. In de laatste stap zijn de aan- of afwezigheid van familierelaties tussen vennoten en maten vastgesteld (zie vaststellen familierelaties tussen bestuurders, vennoten of maten).

Commanditaire vennootschap

Een commanditaire vennootschap (cv) is een bijzondere vorm van de vof. De vennoten kunnen in de cv een beherende vennoot of stille vennoot zijn. Een beherende vennoot is geheel aansprakelijk (inclusief hun privévermogen) voor verplichtingen die de cv is aangegaan. De beherende vennoot heeft de dagelijkse leiding in het bedrijf. Een stille vennoot is alleen financieel betrokken en slechts aansprakelijk tot het ingebrachte bedrag. Een stille vennoot mag in de winst van de vennootschap delen. De naam van de stille vennoot mag niet binnen de onderneming worden gebruikt. De stille vennoot mag ook geen daad van beheer verrichten, ook niet bij volmacht. Het kapitaal van een cv is niet verdeeld in aandelen (Wetboek van Koophandel, pp. Art.19-20). De besluitvormingsrechten in de cv zijn dus in het bezit van de beherende vennoten. Omdat de beherende vennoten geheel aansprakelijk zijn, is het aannemelijk dat zij ook formeel betrokken zijn bij het bestuur van de onderneming. Cv’s kunnen worden overgedragen via een activa-passiva transactie.

Familiebedrijven kunnen bij cv’s gevonden worden als de meerderheid van beherende vennoten bij één familie hoort. Familiebedrijven onder cv’s met minstens twee beherende vennoten zijn met dezelfde methoden geïdentificeerd als bij vof’s en maatschappen. Naast cv’s met minstens twee beherende vennoten, zijn er ook cv’s met één beherende vennoot. In dat geval vindt de identificatie plaats zoals bij de rechtsvorm eenmanszaak.

Besloten vennootschap en naamloze vennootschap

De besloten vennootschap en naamloze vennootschap zijn rechtspersonen, wiens kapitaal verdeeld is in aandelen. Bij BV’s zijn aandelen op naam en niet vrij verhandelbaar. De aansprakelijkheid van aandeelhouders is beperkt tot de omvang van hun participatie. Bij NV’s zijn aandelen vrij verhandelbaar. De verhandelbaarheid van aandelen kan beperkt zijn en de aandelen kunnen op naam of aan toonder zijn. BV’s en NV’s kunnen worden overgedragen door overdracht van activa en passiva of een transactie van aandelen. Verschillende identificatie methoden zijn gecombineerd om familiebedrijven onder BV’s en NV’s te identificeren:

  • Via fiscale loongegevens
  • Via de satelliet zelfstandige ondernemers of het UBO-register
  • Via het Handelsregister
Familiebedrijven onder BV’s en NV’s identificeren met fiscale loongegevens

De loonheffing bestaat onder andere uit een voorheffing op de inkomstenbelasting en verplichte sociale verzekeringen. De Belastingdienst is verantwoordelijk voor de heffing en inning van de loonheffingen. Loonbelasting en premie volksverzekeringen worden vaak samen loonheffing genoemd, omdat ze als één bedrag worden ingehouden en afgedragen door werkgevers of uitkeringsinstanties.

De premies sociale verzekeringen bestaan deels uit premies werknemersverzekeringen. Dit is een wettelijke sociale verzekering die werknemers verzekert tegen de financiële gevolgen van ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid. Deelname is verplicht en de werkgever neemt de premie volledig voor zijn rekening. De werkgever betaalt deze premies niet voor personen die volgens de wet niet worden gezien als werknemer. Die personen kunnen daardoor ook geen aanspraak maken op voorzieningen van de ziektewet, de wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de werkloosheidswet.

Of een bestuurder in aanmerking komt voor sociale zekerheid hangt af of de dienstbetrekking wordt beschouwd als een arbeidsverhouding als een werknemer. Een bestuurder wordt niet als werknemer gezien als (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2015):

  1. de bestuurder die, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, houder is van een zodanig aantal aandelen, al dan niet van een bepaalde soort of aanduiding, dat hij, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, ingevolge de statuten van de vennootschap over zijn ontslag kan besluiten; of
  2. de bestuurder die, tezamen met bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, houder is van aandelen, al dan niet van een bepaalde soort of aanduiding, die ten minste twee derde van de stemmen vertegenwoordigen, zodat hij, tezamen met zijn bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, over zijn ontslag kan besluiten;
  3. 1. en 2. zijn ook van toepassing op de bestuurder die een zodanige zeggenschap heeft binnen die vennootschap door tussenkomst van een of meer rechtspersonen, waarvan hij bestuurder is, al dan niet met elkaar in een groep verbonden, of door tussenkomst van vennootschappen waarvan hij aandelen houdt, dat hij hierdoor over zijn ontslag kan besluiten. Dit is ten aanzien van de relatie tot de echtgenoot en bloed- en aanverwanten ook van toepassing.
  4. bestuurders die samen alle aandelen van de vennootschap bezitten en als aandeelhouders een gelijk of nagenoeg gelijk deel van het kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen. Indien een bestuurder aandelen van de vennootschap bezit door tussenkomst van een of meer rechtspersonen waarvan hij bestuurder is of van vennootschappen waarvan hij aandelen houdt, is de eerste zin van overeenkomstige toepassing.

Jaarlijks ontvangt het CBS een bestand van de Belastingdienst met fiscale loongegevens van personen. Dit bestand bevat informatie over inkomenscategorieën waaronder: ‘bestuurder met sociale verzekering’ en ‘bestuurder zonder sociale verzekering’. Respectievelijk worden de inkomenscodes 13 en 17 gebruikt om deze categorieën aan te duiden. De indicatie van bestuurders met inkomenscategorie 17 is bruikbaar voor het identificeren van familiebedrijven. In het geval van één bestuurder, betekent dit kortweg dat deze bestuurder (alleen of met zijn familie) in het bezit is van een meerderheid van de besluitvormingsrechten (gerelateerd aan de eerste drie voorwaarden rond de beschouwing van een arbeidsrelatie).

En tegelijkertijd betekent dit dat deze familie een familielid heeft die betrokken is bij het bestuur van de onderneming. Daarmee kwalificeren deze ondernemingen zich als familiebedrijf.

In het geval van twee of meer bestuurders met inkomenscode 17 (gerelateerd aan de vierde voorwaarde rond de beschouwing van een arbeidsrelatie) moet een familierelatie tussen bestuurders worden vastgesteld om het bedrijf te kunnen kwalificeren als familiebedrijf (zie ‘vaststellen familierelaties tussen bestuurders, vennoten of maten’).

Familiebedrijven onder BV’s en NV’s identificeren met de Satelliet Zelfstandige Ondernemers of het UBO-register

De vennootschapsbelasting is een belasting over de winst. De Belastingdienst onderscheidt voor belasting over winst ‘lichamen’ en natuurlijke personen. Lichamen (zoals bedrijven en organisaties) moeten aangifte vennootschapsbelasting doen. Deze belastingaangiften bevatten ook informatie over aandeelhouders met een aanmerkelijk belang.

In plaats van de ruwe data wordt de SZO van het CBS gebruikt. De SZO is onder andere gebaseerd op het ABR en aangevuld met registergegevens die door de Belastingdienst aan het CBS zijn verstrekt.

In de belastingaangiften wordt gezocht of er één persoon of een familiegroep van personen is die:

  • een meerderheid van aandelen heeft in alle juridische eenheden van de ondernemingengroep die zelfstandig belastingplichtig zijn, of
  • een meerderheid van aandelen heeft in de juridische eenheid die belastingaangifte doet voor de bovenste juridische eenheid van de ondernemingengroep.

De gevonden belastingaangiften worden vervolgens gekoppeld aan het ABR.

Vergelijkbaar als de werkwijze met de belastingaangiften wordt met het UBO-register gezocht of er één persoon of een familiegroep van personen is die een meerderheid van eigendomsbelang heeft.

Ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon worden als aparte groep onderscheiden (zoals eerder aangegeven).

Daarna wordt vastgesteld of er een familielid van de gevonden aandeelhouder(s) betrokken is bij het bestuur van de ondernemingengroep. Twee registers zijn gebruikt om betrokkenheid bij het bestuur vast te stellen:

  • Het bestand fiscale loongegevens van de Belastingdienst
  • Het NHR van de KVK

Het bestand fiscale loongegevens bevat informatie over bestuurders (zie eerder). De geselecteerde ondernemingengroepen met hun aandeelhouders zijn gekoppeld met het bestand fiscale loongegevens om te zien of er een familielid als bestuurder met inkomenscode 13 of 17 is.
Het NHR van de KVK biedt een andere manier om bestuurlijke betrokkenheid van een familielid vast te stellen. De geselecteerde ondernemingengroepen met hun aandeelhouders zijn gekoppeld met het NHR om te zien of een familielid volgens het NHR bestuurslid is.

Familiebedrijven onder BV’s en NV’s identificeren met het Nieuw Handelsregister

Om familiebedrijven te identificeren, kan ook het NHR van de KVK als startpunt worden gebruikt in plaats van de fiscale loongegevens of de SZO.

Om familiebedrijven te identificeren zijn één of meerdere personen geselecteerd die zowel bestuurder als enig aandeelhouder zijn in minstens één juridische eenheid van de ondernemingengroep. Ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon zijn als aparte groep onderscheiden. Aanvullend zijn alleen ondernemingengroepen met de rechtsvormen BV en NV geselecteerd.

Het resultaat bestaat enerzijds uit ondernemingengroepen waar precies één persoon bestuurder en enig aandeelhouders is in minstens één juridische eenheid. En het resulteert in ondernemingengroepen waar minstens twee personen die bestuurder en enig aandeelhouder zijn in minstens één juridische eenheid. In dat geval moet een familierelatie tussen bestuurders worden vastgesteld om het bedrijf te kunnen kwalificeren als familiebedrijf (zie ‘vaststellen familierelaties tussen bestuurders, vennoten of maten’).

Vaststellen van familierelaties tussen bestuurders, vennoten of maten

Er zijn twee methoden gebruikt om een familierelatie tussen bestuurders, vennoten of maten vast te stellen, namelijk via het:

  • NHR van de KVK, en
  • kind-ouderbestand en verbintenissenbestand van het CBS
Met gebruik van het NHR

Het NHR bevat informatie over bestuurders, vennoten of maten, inclusief de familienaam en de familienaam van de echtgenoot. Er wordt aangenomen dat een familierelatie tussen bijvoorbeeld twee bestuurders (BM1 en BM2) bestaat als minstens één van de volgende voorwaarde waar is:

  • Familienaam BM1 = Familienaam BM2
  • Familienaam BM1 = Familienaam echtgenoot BM2
  • Familienaam echtgenoot BM1 = Familienaam BM2
  • Familienaam echtgenoot BM1 = Familienaam echtgenoot BM2

Een familiebedrijf wordt verondersteld als meer dan 50% van de relaties tussen bestuurders met inkomenscode 17 een familierelatie is. Stel dat een ondernemingengroep drie bestuurders heeft met inkomenscode 17 (BM1, BM2, BM3). Dan zijn er drie relaties tussen bestuurders (BM1, BM2), (BM1, BM3) en (BM2, BM3). Om als familiebedrijf te kwalificeren, moeten minstens twee van de drie relaties familierelaties zijn. Eenzelfde gaat op bij vennoten of maten.

Met gebruik van het kind-ouderbestand en het verbintenissenbestand

De belangrijkste bronnen die gebruikt zijn om familierelaties tussen bestuurders, vennoten en maten af te leiden zijn het kind-ouderbestand en het verbintenissenbestand. Hiermee sluit het CBS aan bij hoe personen in het personen- en familierecht tot elkaar staan. Het kind-ouderbestand van het CBS bevat bijna alle (juridische) kind-ouder relaties sinds 1945. Data van kinderen die sinds 1966 zijn geboren, zijn hierin het meest betrouwbaar. Het register is gebaseerd op het BRP.

Het verbintenissenbestand is ook gebaseerd op het BRP. Het bevat huwelijken en geregistreerd partnerschappen sinds 1 januari 1995 van personen die geregistreerd zijn in het BRP en die via huwelijk of geregistreerd partnerschap zijn of waren verbonden.

Populatiekader

De methode gaat uit van een volumekader. In een volumekader zijn alle bedrijven die in een jaar hebben bestaan terug te vinden. Dit verbetert bijvoorbeeld het koppelresultaat wanneer de populatie bedrijven wordt gekoppeld aan andere statistieken. Zo ontstaat er een completer beeld.

Beschouwing

Zoals aangegeven is de methode om familiebedrijven te identificeren verder verfijnd ten opzichte van de methode uit 2020 (CBS, 2020). Met ingang van verslagjaar 2019 is het UBO-register als nieuwe bron aan de methode toegevoegd (CBS, 2021). In dit onderzoek is de doorkoppeling naar de eigenaren van de bedrijven verder verbeterd. Ook is tijdens de laatste revisie van de nationale rekeningen voor een aantal bedrijven de sectorcode gewijzigd. Dit werkt vooral door in een verschuiving van het aantal bedrijven tussen de bedrijfstypen ‘niet-familiebedrijf’ en ‘geen bedrijf’. Voor 2023 is een voorlopige populatie naar typering afgebakend. Bedrijven waar voor 2023 al informatie beschikbaar is voor de identificatie, zijn geclassificeerd volgens die informatie. Bedrijven waarvoor nog geen informatie beschikbaar was, zijn geclassificeerd volgens de categorie van 2022. De cijfers over 2023 zijn zodoende met een grotere onzekerheidsmarge omgeven.

Het is niet uitgesloten dat onderzoeks- of rekenmethodes nog verder worden verfijnd of verbeterd. Bijvoorbeeld op basis van nieuwe inzichten, nader onderzoek, nieuw beschikbare registers en informatie met aanknopingspunten voor het identificeren van familiebedrijven. Daardoor kunnen de cijfers in de toekomst worden gereviseerd.

1) Niet bedoeld in de zin van de rechtsvorm eenmanszaak.
2) De resultaten in deze publicatie op landelijk niveau worden, zoals voor veel bedrijfsstatistieken van het CBS, gerapporteerd op het niveau van de bedrijfseenheid (BE). Waar de OG als de feitelijke actor in financiële processen wordt beschouwd, is de BE de feitelijke actor in het productieproces. Voor de beschrijving van een regionale economie wordt bij het CBS gebruik gemaakt van de lokale bedrijfseenheid (LBE). In veel gevallen omvat een OG één BE, en één LBE. Bij grotere bedrijven komt het vaker voor dat aan een OG meerdere BE en en LBE-en zijn gekoppeld.

Bijlage 2 Databronnen en methoden

Deze bijlage geeft een korte omschrijving van de databronnen en methoden die in deze publicatie zijn gebruikt om de kenmerken en het economisch belang van bedrijven te duiden.

Bedrijfsdemografisch kader

Het Bedrijfsdemografisch kader (BDK) is een bewerkte versie van het Algemeen Bedrijven Register (ABR). Naast dat in het BDK is gecorrigeerd voor methodebreuken en alle bedrijven die in een jaar hebben bestaan erin zijn terug te vinden, bevat het BDK enkele aanvullende kenmerken over bedrijven zoals de oprichtingsdatum en of zij een snelle groeier zijn.

Productiestatistiek

Het CBS verzamelt gegevens over bedrijfsopbrengsten en bedrijfskosten van Nederlandse bedrijven voor de Europese structurele bedrijfsstatistieken. Deze productiestatistieken beschrijven het niet-financiële bedrijfsleven. Daarom heeft het CBS gegevens over: delfstoffenwinning, industrie, energievoorziening, waterbedrijven en afvalbeheer, bouwnijverheid, handel, vervoer en opslag, horeca, zakelijke dienstverlening en reparatie van consumentenartikelen. Van bedrijven met minder dan 10 werkzame personen wordt de informatie verkregen uit registraties van de Belastingdienst of via enquêtering op steekproefbasis. Dit is afhankelijk van de bruikbaarheid van de fiscale informatie voor statistische doeleinden en varieert per bedrijfstak. Bedrijven met 10 tot 50 werkzame personen worden steekproefsgewijs benaderd met een vragenlijst. Bedrijven met 50 of meer werkzame personen ontvangen allemaal een enquêteformulier. Zo beschikt het CBS over gegevens van ongeveer 80 000 bedrijven waarbij bedrijven met 50 of meer werkzame personen grotendeels integraal zijn waargenomen. De op basis van een steekproef ontvangen enquêtegegevens zijn opgehoogd naar het totale aantal bedrijven in een bedrijfstak.

Met de gegevens over bedrijfsopbrengsten en bedrijfskosten is de toegevoegde waarde berekend.

Om de omzet en toegevoegde waarde te regionaliseren zijn voor bedrijven met meerdere vestigingen de landelijke cijfers over de vestigingen verdeeld naar rato van het aantal werkzame personen per vestiging.

Doordat steekproefgegevens zijn gebruikt, hebben de uitkomsten een bepaalde onzekerheidsmarge. Hoe groot de marge is van de gepubliceerde uitkomsten verschilt per cijfer. Hoe kleiner de (sub)populatie is en hoe groter de spreiding van de betreffende variabele, hoe groter de marge zal zijn. Een deel van de onzekerheid is mede ondervangen doordat is afgerond op 5 miljoen euro. Uitkomsten met een te grote marge zijn niet gepubliceerd en vervangen door een punt. Om onthulling van informatie over bedrijven te voorkomen, zijn cijfers ook vervangen door een punt.

Banen en werknemers

De gegevens over werknemers en hun banen komen uit de polisadministratie, de basisregistratie personen (BRP) en een bestand van het CBS met gegevens van personen die een relatie met Nederland hebben, maar die niet zijn ingeschreven in de BRP.

De polisadministratie is gebaseerd op de loonaangiften bij de Belastingdienst. Het omvat alle banen van werknemers bij bedrijven en instellingen in Nederland. Banen van Nederlanders die in het buitenland werken vallen hier niet onder. Daarentegen tellen banen van personen die niet in Nederland wonen en hier wel werken, wél mee. Verder geldt dat alle banen van werknemers meetellen, ongeacht de arbeidsduur van de baan of de leeftijd van de werknemer.

De BRP is een elektronisch bevolkingsregister gebruikt door de gemeenten. Het bevat achtergrondgegevens van alle personen die in de gemeentelijke bevolkingsregisters voorkomen.

Een persoon kan op hetzelfde moment meerdere banen hebben. Elke werknemersbaan telt één keer mee voor de duur dat deze in een maand bestaat. Bij de persoonskenmerken telt elke persoon één keer mee. De banen zijn geregionaliseerd naar de standplaats van de baan in december. Om onthulling van informatie over personen te voorkomen, zijn cijfers afgerond op duizendtallen.

Begrippen

Arbeidsduur

De tussen werkgever en werknemer overeengekomen afspraak over de prestatie en beloning uitgedrukt in uren per periode.

Baan

Een expliciete of impliciete arbeidsovereenkomst tussen een persoon en een economische eenheid waarin is vastgelegd dat arbeid zal worden verricht waartegen een (financiële) beloning staat.

Banen van werknemers in december

Het gemiddeld aantal banen van werknemers in dienst van bedrijven en instellingen in december van het genoemde jaar.

Bedrijfseenheid

De feitelijke transactor in het productieproces gekenmerkt door zelfstandigheid ten aanzien van de beslissingen over dat proces en door het aanbieden van zijn producten aan derden.

Bedrijven in familie-eigendom

Familiebedrijven en bedrijven van ondernemingengroepen met 1 werkzaam persoon.

Bedrijven niet in familie-eigendom

Niet-familiebedrijven en instellingen die geen bedrijf zijn.

Business economy

Zie niet-financiële bedrijfsleven.

Contractsoort: bepaalde tijd

Een arbeidsovereenkomst waarvan de duur door overeenkomst tussen werkgever en werknemer, door de wet of door het gebruik is aangegeven. Na het verstrijken van de overeengekomen periode eindigt de overeenkomst van rechtswege, dat wil zeggen zonder opzegging of andere handeling.

Contractsoort: onbepaalde tijd

Een arbeidsovereenkomst waarvan de einddatum niet is vastgelegd, tenzij door de pensioendatum. Voor beëindiging daarvan moet men een ontslagvergunning aanvragen via het UWV, tenzij de overeenkomst wordt beëindigd op grond van:

  • overlijden werknemer;
  • gewichtige reden (ontbinding door kantonrechter);
  • dringende reden (op staande voet);
  • met wederzijds goedvinden.

Contractsoort: Niet van toepassing

Bij een directeur-grootaandeelhouder (DGA) geldt dat het contractsoort niet van toepassing is.

Dienstverband: deeltijd

Baan van een werknemer waarbij op een bepaald peilmoment/-periode het aantal overeengekomen uren lager ligt dan het aantal dat behoort bij een volledige dag- en weektaak.

Dienstverband: voltijd

Baan van een werknemer waarbij het aantal overeengekomen uren per betaalperiode ten minste gelijk is aan het aantal dat behoort bij de gebruikelijke volledige aanstelling binnen het bedrijf of de bedrijfstak.

Enig eigenaar

Bedrijf waarbij één eigenaar de volledige zeggenschap heeft.

Familiebedrijf

Een bedrijf waarbij één familie, direct of indirect, een meerderheid van zeggenschap heeft (bij beursgenoteerde bedrijven 25 procent). Minimaal één familielid moet formeel betrokken zijn bij het bestuur en het bedrijf moet ook juridisch overdraagbaar zijn.

In deze publicatie zijn het bedrijven die aan deze omschrijving voldoen én waar de ondernemingengroep meer dan 1 werkzaam persoon heeft.

Familiegeleide onderneming

Familiebedrijf met meerdere eigenaren, waar de familie 100 procent van de zeggenschap heeft.

Familiegecontroleerde onderneming

Familiebedrijf met meerdere eigenaren, waarbij de familie een meerderheid maar minder dan 100 procent van de zeggenschap heeft (bij beursgenoteerde bedrijven 25 procent).

Geen bedrijf

Instellingen die niet voor de markt produceren en/of de individuele belangen van leden of een kleine doelgroep behartigen. Zoals: sociale werkplaatsen; openbaar bestuur en overheidsdiensten; basis-, voortgezet- en hoger onderwijs; sportkoepels en -adviesorganen; supportersverenigingen; ideële, belangen-, hobbyverenigingen; instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens, kerkgenootschappen, vereniging van eigenaars.

Geregistreerd partnerschap

Een op het huwelijk lijkende relatie tussen twee personen, vastgelegd in een akte van de Burgerlijke Stand. Per 1 januari 1998 is in Nederland het geregistreerd partnerschap ingevoerd.

Grootbedrijf

Bedrijven met 250 en meer werkzame personen.

Herkomstland

Kenmerk dat weergeeft dat weergeeft in welk land iemand geboren is of waar diens ouders geboren zijn. De volgende categorieën worden onderscheiden:

  • Nederland;
  • Europa (exclusief Nederland);
  • Buiten-Europa.

Kleinbedrijf

Bedrijven met 10 tot 50 werkzame personen.

Lokale bedrijfseenheid

Zie vestiging.

Maandloon

Het maandloon is het overeengekomen bruto loon, exclusief bijzondere beloning, maar inclusief de fiscale waarde van niet in geld uitgekeerde belaste vergoedingen plus overwerkloon. Het belaste privé-voordeel van de auto van de zaak wordt niet tot het maandloon gerekend. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het maandloon inclusief overwerkloon en exclusief overwerkloon.

Microbedrijf

Bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen.

Middenbedrijf

Bedrijven met 50 tot 250 werkzame personen.

MKB

Midden- en kleinbedrijf, bedrijven met minder dan 250 werkzame personen.

Niet-financiële bedrijfsleven

Het niet-financiële bedrijfsleven, een samenstelling van de volgende bedrijfstakken (SBI2008):

  • B Delfstoffenwinning
  • C Industrie
  • D Productie en distributie van en handel in elektriciteit, aardgas, stoom en gekoelde lucht
  • E Winning en distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering
  • F Bouwnijverheid
  • G Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s
  • H Vervoer en opslag
  • I Logies-, maaltijd- en drankverstrekking
  • J Informatie en communicatie
  • L Verhuur van en handel in onroerend goed
  • M Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening
  • N Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening
  • 95 Reparatie van consumentenartikelen

Omzet

De omzet is de opbrengst uit verkoop van goederen en diensten aan derden. De omzet omvat zowel de opbrengst uit hoofdactiviteit als uit nevenactiviteiten. Derden zijn consumenten en bedrijven buiten het (Nederlandse deel van het) eigen concernverband. De omzet is exclusief btw en toeristenbelasting (voor zover van toepassing).

Ondernemingengroep

De meest omvattende verzameling van in Nederland gevestigde juridische eenheden waarover zeggenschap kan worden uitgeoefend en die homogeen is naar institutionele sector; de eenheid die feitelijk optreedt als financiële transactor.

Overwerk

Loon uit overwerk bevat de beloning voor de meer gewerkte uren indien een toeslag van toepassing is. De beloning voor deze uren is inclusief de toeslag.

Snelle groeier

Een bedrijf met een gemiddelde jaarlijkse groei van 10% per jaar of meer, over een periode van 3 achtereenvolgende jaren, gemeten in het aantal werknemers. Dit betekent dat er over een periode van 3 jaar een totale groei van tenminste 33,1% moet worden behaald. Daarnaast moeten de bedrijven aan het begin van de groeiperiode minimaal 10 werknemers hebben en worden bedrijven die zijn opgericht in het startjaar van de groeiperiode niet meegeteld. Een snelgroeiend bedrijf in referentiejaar t heeft dus in de periode t-3 tot t een groei van tenminste 33,1% behaald, heeft in het jaar t-3 minimaal <br>10 werknemers en is opgericht vóór het jaar t-3.

Standaard bedrijfsindeling (2008)

Nederlandse hiërarchische indeling van economische activiteiten die vanaf 2008 door het CBS wordt gebruikt om bedrijfseenheden in te delen naar hun hoofdactiviteit. De economische activiteit is de verzameling van werkzaamheden, gericht op de productie van goederen en diensten. Het gaat hierbij niet alleen om activiteiten van het bedrijfsleven, maar ook om activiteiten van niet op winst gerichte instellingen en de overheid.

Toegevoegde waarde

Het bruto-inkomen uit bedrijfsactiviteiten na correctie voor exploitatiesubsidies en indirecte belastingen.

Vestiging

Elke afzonderlijk gelegen ruimte, terrein of complex van ruimten of terreinen, benut door een onderneming voor de uitoefening van de activiteiten. Iedere onderneming bestaat uit tenminste één vestiging.

Wekelijkse arbeidsduur

Het aantal uren dat een persoon in een normale of gemiddelde werkweek werkt.

Werknemer

Een persoon die in een arbeidsovereenkomst afspraken met een economische eenheid maakt om arbeid te verrichten waartegenover een financiële beloning staat.

Werknemersbaan

Een overeenkomst waarbij een persoon tegen een financiële vergoeding arbeid verricht voor een bedrijf of instelling als werknemer.

Werkzame personen

Alle in het bedrijf werkzame personen (werknemers en de ondernemer zelf bijvoorbeeld).

Afkortingen

ABR Algemeen bedrijvenregister

BDK Bedrijfsdemografisch Kader

BE Bedrijfseenheid

BRP Basisregistratie Personen

BV Besloten vennootschap

CBS Centraal Bureau voor de Statistiek

CV Commanditaire vennootschap

DGA Directeur-grootaandeelhouder

EC Europese Commissie

EU Europese Unie

EZK Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

KVK Kamer van Koophandel

LBE Lokale bedrijfseenheid

MKB Midden- en kleinbedrijf

NHR Nieuw Handelsregister

NV Naamloze vennootschap

OG Ondernemingengroep

RvC Raad van Commissarissen

SBI Standaard bedrijfsindeling

SZO Satelliet Zelfstandige Ondernemers

UBO Ultimate Beneficial Owner (uiteindelijke belanghebbende)

UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

VOF Vennootschap onder firma