3. Dynamiek aanbieders kinderopvang
In het vorige hoofdstuk is het aanbod van kinderopvang in Nederland beschreven. Om het aanbod van kinderopvang in Nederland beter te kunnen begrijpen is het relevant om meer zicht te krijgen op de dynamiek in dit aanbod. Door hoeveel organisaties wordt kinderopvang aangeboden in Nederland en op hoeveel locaties? Zijn er ontwikkelingen over de tijd heen wat betreft het gemiddeld aantal locaties per organisatie? Hoeveel kinderopvanglocaties zijn er van houder veranderd? En hoeveel organisaties hebben nieuwe locaties en overgenomen locaties? Deze vragen worden in dit hoofdstuk beantwoord.
3.1 Aantal organisaties en locaties
In Figuur 3.1.1 staat weergegeven hoeveel organisaties in Nederland kinderopvang bieden en op hoeveel locaties.7) Eén organisatie kan namelijk op meerdere locaties kinderopvang aanbieden. In Figuur 3.1.2 staat weergegeven hoe het gemiddeld aantal locaties per organisatie zich ontwikkeld heeft over de tijd. Dit is interessant om te monitoren omdat het inzicht kan geven in bijvoorbeeld de vraag in hoeverre er in het aanbod van kinderopvang steeds vaker sprake is van grote(re) organisaties die op meerdere locaties kinderopvang aanbieden. In beide figuren gaat het om kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang. Dit omdat een analyse naar het aantal locaties per organisatie niet van toepassing is bij gastouders. Deze informatie is ook te raadplegen via het eerder genoemde dashboard (op de pagina Gemiddeld aantal locaties per organisatie).
Aantal organisaties | Aantal locaties | |
---|---|---|
2017 | 2590 | 15910 |
2019 | 2480 | 16155 |
2021 | 2120 | 16650 |
2022 | 2110 | 16795 |
2023 | 2115 | 16980 |
Jaar | aantal |
---|---|
2017 | 6,1 |
2019 | 6,5 |
2021 | 7,9 |
2022 | 8 |
2023 | 8 |
Het aantal organisaties dat kinderopvang aanbiedt in Nederland neemt af: in 2017 waren dit nog 2 590 organisaties en in 2023 waren dit 2 115 organisaties. Het aantal locaties waar kinderopvang aangeboden wordt neemt echter niet af over de tijd: vanaf 2017 stijgt het aantal locaties (van ruim 15 duizend locaties in 2017 naar bijna 17 duizend locaties in 2023). Het gemiddeld aantal locaties per organisatie is vanaf 2017 gestegen, maar deze stijging is de laatste jaren gestagneerd: zowel in 2022 als in 2023 was het gemiddeld aantal locaties per organisatie acht.
Het totaal aantal beschikbare locaties waar kinderopvang aangeboden wordt, bepaalt de afstand die ouders en kinderen af moeten leggen tot de kinderopvang. Uiteraard is dit afhankelijk van waar de locaties zijn gevestigd. In onderstaande figuur staat de gemiddelde afstand tot de kinderopvang weergegeven over de tijd heen en uitgesplitst naar kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang.
Buitenschoolse opvang | Kinderdagverblijf | |
---|---|---|
2017 | 0,8 | 0,8 |
2019 | 0,7 | 0,6 |
2021 | 0,7 | 0,7 |
2022 | 0,8 | 0,7 |
2023 | 0,8 | 0,7 |
De gemiddelde afstand tot de opvang is bij kinderdagverblijven wat lager dan bij de buitenschoolse opvang.8) De verschillen zijn echter klein. In 2023 was de gemiddelde afstand tot het kinderdagverblijf bijvoorbeeld afgerond 0,7 kilometer en tot de buitenschoolse opvang afgerond 0,8 kilometer. Voor beide soorten opvang is er geen sprake van een duidelijke stijging of daling wat betreft de gemiddelde afstand tot de opvang.
3.2 Locaties met nieuwe houders
Om meer zicht te krijgen op de dynamiek in het aanbod van kinderopvang wordt in deze paragraaf gekeken in hoeverre locaties van houder (organisatie) veranderd zijn. In Figuur 3.2.1 staat weergegeven hoeveel locaties er in dat jaar zijn die een andere houder hebben dan op het voorliggende peilmoment. In Figuur 3.2.2 wordt weergegeven hoeveel procent van het totaal aantal locaties in dat jaar een andere houder had (in vergelijking met het eerdere peilmoment). In deze analyses wordt gekeken naar kinderdagverblijven en naar de buitenschoolse opvang. Gastouders zijn buiten beschouwing gelaten aangezien bij deze opvangvorm geen sprake is van overgenomen locaties.
Jaar | Aantal |
---|---|
2017* | 1100 |
2019* | 1650 |
2021* | 2345 |
2022** | 845 |
2023** | 535 |
*Ten opzichte van twee jaar eerder **Ten opzichte van een jaar eerder |
Jaar | Aantal (%) |
---|---|
2017* | 6,9 |
2019* | 10,2 |
2021* | 14,1 |
2022** | 5 |
2023** | 3,2 |
*Ten opzichte van twee jaar eerder **Ten opzichte van een jaar eerder |
Zoals duidelijk wordt in Figuur 3.2.1 waren er in 2023 iets meer dan 500 locaties die in 2023 een andere houder/organisatie hadden dan in 2022. Dit betekent (zoals zichtbaar is in Figuur 3.2.2) dat afgerond ongeveer drie procent van de locaties een andere houder heeft (er waren in 2023 namelijk bijna 17 duizend kinderopvanglocaties, zie ook paragraaf 3.1). Het aandeel kinderopvanglocaties dat van houder verandert is dus relatief beperkt. Het aantal en aandeel locaties dat in 2017, 2019 en 2021 van houder is veranderd, is in bovenstaande figuren hoger dan in 2022 en 2023. Dit heeft te maken met de beschikbare peilmomenten voor deze analyses. Meer specifiek komt dit omdat voor 2022 en 2023 vergeleken is met de houder een jaar eerder en voor 2017, 2019 en 2021 is gekeken in hoeverre de houder in dat jaar anders was dan twee jaar eerder. Indien hier rekening mee gehouden wordt dan lijkt het aantal en aandeel overgenomen locaties in de eerdere jaren licht te stijgen om vervolgens weer af te nemen.
Om regionale verschillen in kaart te brengen is gekeken naar arbeidsmarktregio’s, zie bijlage 4. Het is gezien de beperkte aantallen niet mogelijk om deze analyses op gemeenteniveau uit te voeren. In bijlage 4 staat weergegeven hoeveel procent van de locaties per arbeidsmarktregio van houder veranderd is in 2023. Er zijn vrij grote verschillen tussen de arbeidsmarktregio’s. Zo heeft in Midden-Brabant meer dan 20 procent van de locaties in 2023 een andere houder dan een jaar eerder. Ook in Rivierenland is het aandeel locaties dat van houder is veranderd relatief hoog (meer dan 10 procent). Er zijn echter ook arbeidsmarktregio’s waar minder dan één procent van de locaties van houder veranderd is: Friesland, Groot Amsterdam, Noord-Holland Noord en West-Brabant.
Voor bovenstaande analyses is gekeken naar de kinderdagopvang en de buitenschoolse opvang samen. Indien deze twee vormen apart bestudeerd worden, wordt duidelijk dat de kinderdagopvang en de buitenschoolse opvang grotendeels een vergelijkbaar beeld laten zien wat betreft het aandeel locaties met een nieuw houder.
3.3 Organisaties met nieuwe en overgenomen locaties
In de vorige paragraaf is beschreven hoeveel locaties er van houder veranderd zijn. Het aandeel locaties met een nieuwe houder bleek relatief beperkt. In deze paragraaf wordt niet naar locaties gekeken, maar naar organisaties. Meer specifiek wordt in deze paragraaf in kaart gebracht hoeveel organisaties er zijn met nieuwe locaties en hoeveel organisaties minimaal één locatie overgenomen hebben.
In Figuur 3.3.1 staat het aantal organisaties dat in een bepaald jaar minimaal één nieuwe locatie heeft ten opzichte van het eerdere peilmoment. Het gaat hierbij om locaties die eerder nog niet bestonden (en niet om reeds bestaande locaties die van houder zijn gewisseld, dit staat later in deze paragraaf beschreven). Figuur 3.3.2 staat weergegeven om hoeveel procent van het totaal aantal organisaties in dat jaar het gaat.
Jaar | Aantal |
---|---|
2017* | 1020 |
2019* | 1050 |
2021* | 705 |
2022** | 440 |
2023** | 430 |
*Ten opzichte van twee jaar eerder **Ten opzichte van een jaar eerder |
jaar | aantal (%) |
---|---|
2017* | 39,4 |
2019* | 42,4 |
2021* | 33,3 |
2022** | 20,9 |
2023** | 20,3 |
*Ten opzichte van twee jaar eerder **Ten opzichte van een jaar eerder |
Ongeveer één op de vijf organisaties per jaar heeft een nieuwe locatie. Er zijn, rekening houdend met de verschillende peilmomenten zoals in vorige paragraaf beschreven, geen grote verschillen over de tijd heen (enkel in 2021 is het aandeel organisaties met minimaal één nieuwe locatie relatief laag).
In de volgende twee figuren wordt getoond in welke mate organisaties (bestaande) locaties overgenomen hebben. In Figuur 3.3.3 staat het aantal organisaties met minimaal één overgenomen locatie ten opzichte van het eerdere peilmoment en in Figuur 3.3.4 is dit uitgedrukt als percentage ten opzichte van het totaal aantal organisaties in dat jaar.
Jaar | Aantal |
---|---|
2017* | 205 |
2019* | 220 |
2021* | 195 |
2022** | 90 |
2023** | 80 |
*Ten opzichte van twee jaar eerder **Ten opzichte van een jaar eerder |
Jaar | Aantal (%) |
---|---|
2017* | 7,9 |
2019* | 8,8 |
2021* | 9,2 |
2022** | 4,2 |
2023** | 3,9 |
*Ten opzichte van twee jaar eerder **Ten opzichte van een jaar eerder |
Per jaar heeft ongeveer 4 procent van de kinderopvangorganisaties een locatie overgenomen. Rekening houdend met het gegeven dat in de eerste drie getoonde jaren in de grafiek het peilmoment verder terug in de tijd lag, zijn er geen grote trends door de tijd heen wat betreft het aandeel organisaties met overgenomen locaties.
Ook voor het aandeel organisaties met overgenomen en nieuwe locaties is in kaart gebracht in hoeverre er sprake is van verschillen tussen arbeidsmarktregio’s. De resultaten van deze analyse staan weergeven in bijlage 5. Ook hier is duidelijk dat er verschillen tussen de regio’s bestaan. Zo is het aandeel organisaties met overgenomen locaties in sommige regio’s vrij hoog (meer dan tien procent: Drechtsteden, Gooi en Vechtstreek, FoodValley en Zuid-Kennemerland en IJmond) en in sommige regio’s juist relatief laag (minder dan drie procent: Noordoost-Brabant, Groot Amsterdam en Haaglanden). Het aandeel organisaties met minimaal één nieuwe locatie is relatief hoog in de arbeidsmarktregio’s Zaanstreek/Waterland en Holland Rijnland (meer dan 30 procent van de organisaties) en relatief laag in de regio’s Zuid-Kennemerland en IJmond, Groot Amsterdam, Haaglanden en Midden-Brabant (minder dan 15 procent).
Tot slot is nog onderzocht of er verschillen zijn tussen de opvangvormen (buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven) wat betreft het aandeel organisaties met overgenomen of nieuwe locaties. In lijn met de bevindingen in paragraaf 3.2 zijn de verschillen tussen kinderdagverblijven en de buitenschoolse opvang wat betreft het aandeel organisaties met overgenomen locaties relatief beperkt. De verschillen tussen beide opvangvormen wat betreft het aandeel organisaties met nieuwe locaties zijn wat groter en staan getoond in onderstaande figuur.
Buitenschoolse opvang (%) | Kinderdagverblijf (%) | |
---|---|---|
2017* | 46,5 | 30,6 |
2019* | 41 | 36,6 |
2021* | 37,6 | 25,2 |
2022** | 22,2 | 16,3 |
2023** | 23,3 | 15,6 |
*Ten opzichte van twee jaar eerder **Ten opzichte van een jaar eerder |
Zoals duidelijk wordt in bovenstaande figuur is het aandeel organisaties met nieuwe locaties groter bij de buitenschoolse opvang dan bij kinderdagverblijven. Dit is in lijn met de bevindingen zoals getoond in paragraaf 3.1 waarin beschreven is dat het aantal locaties waar buitenschoolse opvang aangeboden wordt stijgt over de tijd heen terwijl het aantal locaties waar kinderdagopvang aangeboden wordt relatief stabiel is.
7) Hiervoor is gekeken naar kinderdagopvang en naar buitenschoolse opvang. Een organisatie kan ook beide vormen aanbieden (indien beide losse vormen bij elkaar opgeteld worden is dit dus meer dan het totaal aantal organisaties).
8) De gemiddelde afstand betreft de gemiddelde afstand van alle inwoners in een gebied tot het dichtstbijzijnde kinderdagverblijf, berekend over de weg.