2. Soorten kinderopvang
In dit hoofdstuk wordt meer informatie gegeven over het aanbod van de verschillende soorten kinderopvang in Nederland. In de eerste paragraaf wordt een overzicht gegeven van hoeveel kindplaatsen er aangeboden worden. Er zijn verschillende typen van kinderopvang die onderscheiden kunnen worden: kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang en gastouderopvang. De ontwikkeling in het aanbod van deze drie typen staat beschreven in de tweede paragraaf. Daarna wordt weergegeven of de aanbieders van kinderopvang een profit of non-profit rechtsvorm hebben. Aan het einde van het hoofdstuk wordt ingegaan op het type panden waarin de kinderopvang aangeboden wordt. In hoeverre zijn dit bijvoorbeeld panden die ook een onderwijsfunctie hebben?
2.1 Aantal kindplaatsen
Hieronder wordt beschreven hoeveel kindplaatsen er in totaal aangeboden worden. Met andere woorden, het aantal kinderen dat (voltijds) bij een kinderopvang ondergebracht zou kunnen worden. Bij de eerste versie van het dashboard Kinderopvang in Nederland is dit op verzoek van SZW tweejaarlijks in kaart gebracht (voor 2017, 2019 en 2021). Bij de update van het dashboard in november 2024 is besloten om ontwikkelingen jaarlijks te monitoren vanwege de vraagstukken die op dat moment speelden. In deze update is op verzoek van SZW dus informatie toegevoegd voor 2022 en 2023. In dit rapport worden (ook bij de andere analyses) de beschikbare jaren uit het dashboard getoond.
Jaar | Aantal |
---|---|
2017 | 705030 |
2019 | 725210 |
2021 | 746040 |
2022 | 748460 |
2023 | 753120 |
In 2023 waren er meer dan 750 duizend kindplaatsen beschikbaar in de kinderopvang in Nederland.2) Zoals in bovenstaande figuur te zien is, is er een geleidelijke stijging wat betreft het aantal kindplaatsen. In 2017 was het aantal kindplaatsen namelijk iets meer dan 700 duizend. Op het dashboard wordt duidelijk dat het relatieve aanbod (het aantal kindplaatsen afgezet tegen het totaal aantal kinderen) ook toegenomen is over de tijd heen: van 34 procent in 2017 tot 37 procent in 2023 (zie dashboard-pagina Relatief aanbod).3) De stijging in het aantal kindplaatsen is de laatste jaren wel minder sterk. Zo is het aantal beschikbare kindplaatsen tussen 2022 en 2023 met minder dan één procent gestegen.
2.2 Type kinderopvang
Er zijn verschillende typen van kinderopvang die onderscheiden kunnen worden:
- Dagopvang/ kinderdagverblijf (KDV). Opvang in een crèche, peuterspeelzaal of kinderdagverblijf, voor kinderen van nul tot de basisschoolleeftijd gedurende één of meer dagdelen per week het hele jaar door.
- Buitenschoolse opvang (BSO). Opvang van kinderen in de basisschoolleeftijd vóór en/of na schooltijd, tijdens studie- en adv-dagen van leraren en in de vakanties. Opvang tussen de middag valt hier niet onder. Vanaf het schooljaar 2007/'08 zijn scholen verplicht voorschoolse en naschoolse opvang aan te bieden. Scholen kunnen de opvang zelf organiseren of een samenwerking met een kinderopvangorganisatie aangaan.
- Gastouderopvang (GO). Opvang van kinderen in de eigen woning of de woning van de gastouder. Het aantal kinderen dat een gastouder mag opvangen, is afhankelijk van de leeftijd van de kinderen. In totaal mogen gastouders per dag maximaal 6 kinderen van 0 tot 13 jaar tegelijk opvangen. Onder de Wet Kinderopvang (Wkkp) vallen alleen gastouders die zijn geregistreerd bij een gastouderbureau.
In deze paragraaf wordt beschreven hoe het aanbod in alle drie de typen van kinderopvang zich ontwikkeld heeft over de tijd heen. In Figuur 2.2.1 staat het aantal locaties uitgesplitst naar type kinderopvang en in Figuur 2.2.2 staat het aandeel naar type opvang weergegeven.
Gastouderopvang | Kinderdagopvang | Buitenschoolse opvang | |
---|---|---|---|
2017 | 33797 | 9269 | 6642 |
2019 | 27881 | 9003 | 7152 |
2021 | 22639 | 9069 | 7579 |
2022 | 20578 | 9139 | 7655 |
2023 | 18463 | 9178 | 7804 |
Gastouderopvang (%) | Kinderdagopvang (%) | Buitenschoolse opvang (%) | |
---|---|---|---|
2017 | 68 | 18,6 | 13,4 |
2019 | 63,3 | 20,4 | 16,2 |
2021 | 57,6 | 23,1 | 19,3 |
2022 | 55,1 | 24,5 | 20,5 |
2023 | 52,1 | 25,9 | 22 |
Zoals duidelijk wordt in bovenstaande figuren is er vooral sprake van een duidelijke daling wat betreft het aantal en aandeel gastouders. Zo waren er in 2017 meer dan 33 duizend gastouders terwijl er in 2023 minder dan 20 duizend gastouders waren. Er zijn verschillende factoren die een rol kunnen spelen in de daling van het aantal gastouders. Zo wordt onder andere gewezen op veranderingen in de werkdruk en de financiële beloningen, en toenemende regelgeving. Het aantal locaties waar kinderdagopvang aangeboden wordt, is relatief stabiel (schommelt tussen de 9 en 9,3 duizend locaties). Het aantal en aandeel locaties waar buitenschoolse opvang aangeboden wordt, stijgt over de tijd heen. Zo was het aantal locaties in 2017 ongeveer 6,6 duizend (afgerond 13 procent van het totale aanbod) en in 2023 waren dit 7,8 duizend locaties (22 procent van het totale aanbod).
Er zijn duidelijk regionale verschillen indien naar type opvang gekeken wordt. In bijlage 1 staat voor 2023 per gemeente weergegeven hoeveel procent van de opvanglocaties een kinderdagverblijf is, hoeveel procent een buitenschoolse opvang en hoeveel procent een gastouder. Zo was in 2023 het landelijke percentage kinderdagverblijf 25,9 procent (zie ook hierboven). In Schiermonnikoog, Amsterdam en Zandvoort is dit echter meer dan 45 procent en in Olst-Wijhe en Urk minder dan 10 procent. Het landelijke percentage locaties dat een buitenschoolse opvang betreft is 22 procent. In Landsmeer en Ouder-Amstel is dit echter meer dan 40 procent en in Urk minder dan 5 procent. Het percentage gastouders is heel hoog in Urk (meer dan 90 procent terwijl dit landelijk afgerond 52 procent was in 2023) en relatief laag in Landsmeer en Zandvoort (minder dan 15 procent).
Tot slot wordt in deze paragraaf gekeken naar het gemiddeld aantal kindplaatsen per locatie uitgesplitst naar het type kinderopvang (kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang en gastouders). In onderstaand figuur staat het gemiddeld aantal kindplaatsen per locatie weergegeven over de tijd.
Alle opvangtypes | Gastouderopvang | Kinderdagopvang | Buitenschoolse opvang | |
---|---|---|---|---|
2017 | 14 | 5 | 30 | 39 |
2019 | 16 | 5 | 32 | 41 |
2021 | 19 | 6 | 33 | 43 |
2022 | 20 | 6 | 33 | 43 |
2023 | 21 | 6 | 34 | 44 |
Het gemiddeld aantal kindplaatsen is het hoogst bij de buitenschoolse opvang. In 2023 waren er gemiddeld 44 kindplaatsen per locatie waar buitenschoolse opvang aangeboden werd. De buitenschoolse opvang wordt wat betreft omvang gevolgd door de kinderdagopvang. In 2023 waren er gemiddeld 34 kinderen per locatie waar kinderdagopvang aangeboden wordt. Bij gastouders worden gemiddeld het minste aantal kinderen opgevangen per locatie. In 2023 ging het om gemiddeld 6 kinderen per gastouder. Het gemiddeld aantal kindplaatsen per locatie neemt toe over de tijd (van gemiddeld 14 in 2017 naar gemiddeld 21 in 2023). Deze stijging is vooral te zien bij de kinderopvang en bij de buitenschoolse opvang. Bij de gastouders is het gemiddeld aantal kindplaatsen de afgelopen jaren reeds het maximale aantal kindplaatsen. Dit aantal is niet gestegen (en kan ook niet verder stijgen).
2.3 Rechtsvormen profit en non-profit
Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen profit en non-profit organisaties (zoals stichtingen en verenigingen) indien naar kinderopvang gekeken wordt. Hierbij wordt dus gekeken of organisaties al dan niet een commerciële vorm hebben. In de volgende figuur staat weergegeven hoeveel profit en non-profit organisaties er zijn4). In de figuur daarna staat weergegeven hoeveel procent van de organisaties al dan niet een profit rechtsvorm heeft. Hierbij wordt enkel gekeken naar kinderdagopvang en naar buitenschoolse opvang. Gastouders zijn hierbij buiten beschouwing gelaten.
Profit | Non-profit | |
---|---|---|
2017 | 1930 | 680 |
2019 | 1945 | 545 |
2021 | 1705 | 420 |
2022 | 1710 | 405 |
2023 | 1730 | 390 |
Profit (%) | Non-profit (%) | |
---|---|---|
2017 | 73,9 | 26,1 |
2019 | 78,1 | 21,9 |
2021 | 80,2 | 19,8 |
2022 | 80,8 | 19,2 |
2023 | 81,5 | 18,5 |
Figuur 2.3.1 toont dat de meeste aanbieders van kinderopvang een profit rechtsvorm hebben. Zoals in Figuur 2.3.2 te zien is, had in 2023 meer dan 8 op de 10 organisaties een profit rechtsvorm. Verder is te zien dat het aandeel aanbieders met een profit rechtsvorm is toegenomen over de tijd. Zo had in 2017 ongeveer 74 procent van de aanbieders een profit-rechtsvorm, en in 2023 is dit gestegen tot meer dan 80 procent.
Ook wat betreft de rechtsvorm zijn er regionale verschillen. Aangezien hiervoor naar organisaties is gekeken en niet naar locaties kunnen de cijfers niet getoond worden op gemeenteniveau (het aantal organisaties per rechtsvorm is dan te klein om in lijn met de onthullingsregels van het CBS cijfers te kunnen publiceren). Daarom wordt voor de rechtsvorm naar arbeidsmarktregio’s gekeken om regionale verschillen in kaart te brengen. In bijlage 2 staat per arbeidsmarktregio weergegeven hoeveel procent van de organisaties een profit rechtsvorm had in 2023. Landelijk gezien had in 2023 afgerond 82 procent van de organisaties een profit rechtsvorm. In de arbeidsmarktregio’s Flevoland, Helmond-De Peel, Noordoost-Brabant en Friesland is dit percentage relatief hoog (meer dan 87 procent) en in de regio’s Gooi en Vechtstreek, Gorinchem, Drechtsteden en Midden-Holland is dit percentage relatief laag (minder dan 70 procent).
Tot slot kunnen de cijfers over de rechtsvorm (profit of non-profit) ook uitgesplitst worden naar vorm van kinderopvang (buitenschoolse opvang of kinderdagverblijf). Dit wordt in onderstaande figuren gedaan: in Figuur 2.3.3 voor de buitenschoolse opvang en in Figuur 2.3.4 voor kinderdagverblijven.
Profit (%) | Non-profit (%) | |
---|---|---|
2017 | 80,9 | 19,1 |
2019 | 81,9 | 18,1 |
2021 | 83,1 | 16,9 |
2022 | 81,3 | 18,7 |
2023 | 81,6 | 18,4 |
Profit (%) | Non-profit (%) | |
---|---|---|
2017 | 70,4 | 29,6 |
2019 | 75,9 | 24,1 |
2021 | 78,5 | 21,5 |
2022 | 80,5 | 19,5 |
2023 | 81,4 | 18,6 |
In 2017 hadden aanbieders van buitenschoolse opvang vaker een profit rechtsvorm dan kinderdagverblijven (respectievelijk afgerond 81 en 70 procent). Het aandeel aanbieders met een profit rechtsvorm is over de tijd duidelijk toegenomen bij kinderdagverblijven. Zo had in 2023 meer dan 80 procent van de aanbieders van kinderdagopvang een profit rechtsvorm. In 2023 was het aandeel aanbieders met een profit rechtsvorm min of meer gelijk bij aanbieders van buitenschoolse opvang en aanbieders van kinderdagopvang (respectievelijk afgerond 82 en 81 procent).
2.4 Type panden kinderopvanglocaties
Het CBS heeft beschikking over gegevens uit de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG). Dit is een registratie waarin gemeentelijke basisgegevens over alle gebouwen en adressen in Nederland zijn verzameld. Op basis van de BAG kunnen de functies van gebouwen afgeleid worden.5) Indien de functie van gebouwen bepaald wordt zoals in de voetnoot geformuleerd dan zijn “Woon”, “Onderwijs” en “Bijeenkomst”6) de meest voorkomende functies van gebouwen waarin kinderopvang aangeboden wordt. In de categorie overig zitten bijvoorbeeld “Kantoor” en “Sport”. In Figuur 2.4.1 staat in absolute aantallen weergegeven wat de meest voorkomende functie is van gebouwen waarin kinderopvang aangeboden wordt en hoe zich dit ontwikkeld heeft over de tijd. In Figuur 2.4.2 staat het aandeel van de locaties uitgesplitst naar functie van het gebouw.
Woon | Onderwijs | Bijeenkomst | Overig | |
---|---|---|---|---|
2017 | 34590 | 7520 | 5500 | 2100 |
2019 | 28590 | 8030 | 5600 | 1830 |
2021 | 23330 | 8380 | 5830 | 1750 |
2022 | 21250 | 8480 | 5930 | 1720 |
2023 | 19140 | 8570 | 6050 | 1690 |
Woon (%) | Onderwijs (%) | Bijeenkomst (%) | Overig (%) | |
---|---|---|---|---|
2017 | 69,6 | 15,1 | 11,1 | 4,2 |
2019 | 64,9 | 18,2 | 12,7 | 4,1 |
2021 | 59,4 | 21,3 | 14,8 | 4,5 |
2022 | 56,9 | 22,7 | 15,9 | 4,6 |
2023 | 54 | 24,2 | 17,1 | 4,8 |
Zoals in Figuur 2.4.1 duidelijk wordt, neemt het absolute aantal gebouwen waarin kinderopvang aangeboden wordt af. Dit komt doordat, zoals eerder beschreven, het aantal gastouders substantieel is gedaald over de tijd heen. In lijn hiermee neemt vooral het absolute aantal aanbieders in een gebouw met wonen als functie af door de tijd heen. In het aandeel gebouwen met onderwijs als functie is juist een duidelijke stijging te zien over de tijd. Van alle locaties had in 2023 bijna een kwart van de gebouwen waarin kinderopvang aangeboden wordt onderwijs als functie volgens de BAG. In 2017 was dit nog ongeveer 15 procent.
Er zijn vrij grote regionale verschillen wat betreft de functie van panden waarin de kinderopvang aangeboden wordt, zie bijlage 3. Zo waren er in 2023 gemeenten waarin meer dan de helft van kinderopvang plaatsvond in gebouwen met een onderwijsfunctie (Zandvoort, Eemnes en Schouwen-Duiveland) terwijl dit in sommige gemeenten voor minder dan 10 procent het geval is (Westerkwartier, Wassenaar, Vught, Dantumadiel, Laarbeek, Staphorst en Etten-Leur). Ook indien naar gebouwen met een BAG-functie “Bijeenkomst” gekeken wordt, zijn dergelijke regionale verschillen te zien. In Ameland en Bunnik wordt bijvoorbeeld relatief veel kinderopvang aangeboden is gebouwen met deze functie (respectievelijk 71 en 59 procent), terwijl in sommige gemeenten relatief weinig kinderopvang aangeboden wordt in gebouwen met deze functie (zo is dit percentage in Harderwijk, Almelo, De Fryske Marren en Lelystad minder dan vijf procent). Indien naar gebouwen gekeken wordt met een woonfunctie in het BAG is dit percentage heel hoog in Urk (meer dan 90 procent). Dit komt omdat in deze gemeente veel kinderopvang door gastouders aangeboden wordt (zie ook paragraaf 2.2). In de gemeenten Delft, Albrandswaard, Schiedam, Bunnik, Amstelveen en Amsterdam wordt relatief weinig kinderopvang aangeboden in een gebouw met woonfunctie (in deze gemeenten gaat het om minder dan 30 procent).
Tot slot is ook voor de functie van panden gekeken in hoeverre er verschillen zijn wat betreft de typen van kinderopvang. Met andere woorden in hoeverre zijn er verschillen tussen kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang wat betreft de functie van gebouwen waarin kinderopvang aangeboden wordt en zijn hier verschillen zichtbaar over de tijd? Gastouders worden niet apart in een figuur getoond aangezien deze opvang, logischerwijs, overwegend aangeboden wordt in gebouwen met wonen als functie.
Woon (%) | Onderwijs (%) | Bijeenkomst (%) | Overig (%) | |
---|---|---|---|---|
2017 | 5,5 | 49,9 | 32,4 | 12,3 |
2019 | 4,7 | 52,2 | 32,5 | 10,5 |
2021 | 4,1 | 52,8 | 33 | 10,1 |
2022 | 4 | 53,1 | 33 | 9,9 |
2023 | 3,7 | 53 | 33,5 | 9,8 |
Woon (%) | Onderwijs (%) | Bijeenkomst (%) | Overig (%) | |
---|---|---|---|---|
2017 | 7,3 | 45,3 | 36,1 | 11,3 |
2019 | 6,2 | 47,6 | 36,3 | 10 |
2021 | 5,7 | 48,3 | 36,6 | 9,4 |
2022 | 5,5 | 48,3 | 37,1 | 9,1 |
2023 | 5,5 | 48,2 | 37,4 | 8,9 |
Indien gekeken wordt naar de functie van gebouwen waarin kinderopvang aangeboden wordt, laten buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven een vergelijkbaar beeld zien. Beide vormen van kinderopvang worden het vaakst aangeboden in gebouwen met onderwijs als functie gevolgd door gebouwen die in het BAG “Bijeenkomst” als functie hebben. Bovenstaande figuren tonen dat buitenschoolse opvang iets vaker dan kinderdagverblijven aangeboden wordt in gebouwen met “Onderwijs” als functie. Verder is voor beide opvangvormen te zien dat het aandeel gebouwen met een onderwijsfunctie toeneemt over de tijd heen.
2) Zoals op het dashboard te zien is, maakten meer dan een miljoen kinderen gebruik van deze plaatsen. De reden dat het aantal kinderen dat gebruik maakt van de kinderopvang hoger is dan het aantal kindplaatsen komt doordat kinderen doorgaans niet voltijd gebruik maken van de kinderopvang.
4) Geïnteresseerden in regionale verschillen wat betreft relatief aanbod kunnen deze ook vinden op deze pagina.
4) Als een organisatie zowel profit- als non-profit locaties heeft, wordt deze organisatie in beide categorieën meegeteld. Daardoor ligt het aantal organisaties bij deze analyse hoger dan bij de overige paragrafen. Uitzondering is wanneer een organisatie onder een overkoepelende stichting valt, in dat geval valt de organisatie enkel onder non-profit.
5) Gebouwen kunnen in de BAG ook meerdere functies hebben. In dat geval zijn voor dit onderzoek prioriteringsregels bepaald om per gebouw één functie te bepalen. Meer specifiek is hiervoor de volgende prioritering gebruikt: Onderwijs, Woon, Bijeenkomst en Overig. Dus als een gebouw zowel Woon als Bijeenkomst als functie zou hebben dan is dit voor de analyses in dit rapport gecategoriseerd als Woon.
6) Bijeenkomstfunctie is een aanduiding voor de gebruiksfunctie voor het samenkomen van personen voor kunst, cultuur, godsdienst, communicatie, kinderopvang, het verstrekken van consumpties voor het gebruik ter plaatse en het aanschouwen van sport.