Aanbod kinderopvang in Nederland, 2017-2023
Over deze publicatie
Dit rapport geeft een overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen van verschillende kenmerken van kinderopvang en kinderopvanglocaties in de periode 2017-2023, waaronder het aantal kindplaatsen, de gemiddelde afstand tot kinderopvang, het aantal afgenomen uren en de uurtarieven.
Samenvatting
In dit rapport heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) het aanbod van kinderopvang in Nederland beschreven. Dit rapport is een aanvulling op het dashboard Kinderopvang in Nederland dat het CBS op verzoek van SZW publiceert.
In 2023 waren er in Nederland meer dan 750 duizend kindplaatsen beschikbaar in de kinderopvang. Dit aantal is in de afgelopen jaren toegenomen. De toename is de laatste jaren echter wel gestagneerd.
Afgelopen jaren zijn veel gastouders gestopt. In 2017 waren er meer dan 33 duizend gastouders en in 2023 waren dit er minder dan 20 duizend. Het aantal locaties waar kinderdagopvang aangeboden wordt is relatief stabiel over de tijd heen en het aantal locaties waar buitenschoolse opvang aangeboden wordt stijgt over de tijd heen. Er zijn grote regionale verschillen in het type kinderopvang dat aangeboden wordt.
Meer dan acht op de tien aanbieders van kinderopvang had een profit rechtsvorm. Het aandeel aanbieders met een profit rechtsvorm neemt toe over de tijd. In 2023 waren de verschillen tussen kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang wat betreft rechtsvorm beperkt. Ook de regionale verschillen zijn relatief beperkt.
De meeste kinderopvang wordt aangeboden in gebouwen die in de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG) als functie “Woon”, “Onderwijs” of “Bijeenkomst” hebben (volgens de in dit onderzoek gebruikte afleidingsmethode). Het aandeel gebouwen waarin kinderopvang aangeboden wordt met een onderwijsfunctie stijgt. Het aandeel van gebouwen met een woonfunctie neemt af, mogelijk door de toename van het aantal buitenschoolse opvanglocaties en de afname van het aantal gastouderopvanglocaties. Kinderdagverblijven en de buitenschoolse opvang laten een vrij vergelijkbaar beeld zien indien naar de BAG-functie van de gebouwen gekeken wordt. Er zijn vrij grote regionale verschillen wat betreft het type panden waarin de kinderopvang aangeboden wordt.
In 2023 waren er meer dan 2 duizend organisaties die op bijna 17 duizend locaties kinderdagopvang of buitenschoolse opvang aanboden. Hoewel het aantal organisaties dat kinderopvang aanbiedt afneemt in Nederland, neemt het aantal locaties waar kinderopvang aangeboden wordt vanaf 2017 toe. Dit betekent dat het gemiddeld aantal locaties per organisatie toeneemt vanaf 2017. Deze toename stagneert afgelopen jaren (zo was het gemiddeld aantal locaties per organisatie zowel in 2022 als in 2023 acht). De gemiddelde afstand die inwoners moeten afleggen naar de dichtstbijzijnde kinderopvang is minder dan één kilometer en heeft over de tijd weinig verandering laten zien.
Het totaal aantal afgenomen uren kinderopvang is gestegen afgelopen jaren: het totaal aantal afgenomen uren was in 2017 afgerond 425 miljoen en in 2023 meer dan 642 miljoen. Ook het gemiddeld aantal afgenomen uren per kind is gestegen: van 520 uur in 2017 naar 610 uur in 2023. De stijging in het gemiddeld aantal afgenomen uren per kind is de laatste jaren afgezwakt. Het gemiddelde uurtarief voor de kinderopvang stijgt over de tijd. Dit geldt zowel voor de kinderdagverblijven als voor de buitenschoolse opvangen. De uurtarieven voor de kinderopvang zijn hoger dan voor de buitenschoolse opvang. Of de afzwakking van het gemiddeld aantal afgenomen uren per kind komt door de gestegen prijzen is op basis van deze beschrijvende analyse niet te zeggen. Hier zou aanvullend (multivariaat) onderzoek voor nodig zijn.
De laatste jaren is de krapte op de arbeidsmarkt toegenomen. Ook in de kinderopvang stijgt het aantal openstaande vacatures. Het totaal aantal beschikbare kindplaatsen is niet afgenomen in afgelopen jaren, maar de toename die eerder te zien was stagneert wel. In toekomstige updates van dit rapport kan gemonitord worden hoe het aantal beschikbare kindplaatsen in de kinderopvang zich verder ontwikkelt.
1. Inleiding
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) wil meer cijfermatig inzicht in de kinderopvang. Inzicht in de cijfers draagt bij aan het neerzetten van een objectief en feitelijk beeld van de kinderopvang. Deze feiten kunnen een rol spelen in discussies over kinderopvang en richting geven aan beleidsmatige beslissingen.
Nederland kent een privaat kinderopvangstelsel. Dat wil zeggen dat de overheid zelf geen kinderopvang aanbiedt, maar dat de kinderopvang door private aanbieders wordt georganiseerd. De overheid is wel verantwoordelijk voor het stelsel als geheel. Zo stelt de overheid kwaliteitskaders op waar alle aanbieders aan moeten voldoen en houdt de overheid toezicht op de kwaliteit.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) publiceerde op verzoek van SZW reeds het dashboard Kinderopvang in Nederland. In dit dashboard worden op regionaal niveau cijfers gepresenteerd over het aanbod van kinderopvang in relatie tot de potentiële vraag naar kinderopvang. In november 2024 is dit dashboard geüpdatet én uitgebreid. Zo is informatie toegevoegd over ontwikkelingen rondom het aanbod, het gebruik en de prijzen. Nieuwe en bestaande kennis wordt op deze manier gebundeld en op één plek gezet.
Naast het dashboard heeft SZW de behoefte aan een jaarlijks rapport over de aanbodzijde van de kinderopvang dat de belangrijkste ontwikkelingen van de afgelopen jaren inzichtelijk maakt. SZW wil hiermee de Tweede Kamer informeren over de laatste ontwikkelingen van de aanbodzijde van de kinderopvang. Daarnaast verkent SZW of tariefregulering in de kinderopvang wenselijk en uitvoerbaar is.1) Tariefregulering kan mogelijk nadelige effecten op het aanbod hebben. Het is daarom van belang meer inzicht in het aanbod te krijgen en dit vervolgens periodiek te monitoren.
In dit rapport worden daarom op verzoek van SZW de ontwikkelingen wat betreft het aanbod van kinderopvang op hoofdlijnen beschreven. In het volgende hoofdstuk wordt meer informatie gegeven over de ontwikkeling in het aanbod. Hierbij wordt gekeken naar hoeveel kindplaatsen er beschikbaar zijn in de kinderopvang en hoe dit aantal zich ontwikkeld heeft over de tijd heen. Ook wordt in dit hoofdstuk meer informatie gegeven over de verschillende soorten van kinderopvang: of het een kinderopvang, dagverblijf of gastouder betreft, of organisaties wel of geen profit rechtsvorm hebben en in welk soort gebouwen de kinderopvang plaatsvindt. In het hoofdstuk daarna wordt meer informatie gegeven over de dynamiek in de aanbodkant van kinderopvang. Meer specifiek wordt beschreven door hoeveel organisaties en op hoeveel locaties kinderopvang aangeboden en hoe het gemiddeld aantal locaties per organisatie zich ontwikkeld heeft over de tijd heen. Ook wordt beschreven hoeveel kinderopvanglocaties van organisatie/houder veranderd zijn en wordt inzicht gegeven in het aantal kinderopvangorganisaties met nieuwe of overgenomen locaties. In het vierde hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van het aantal afgenomen uren en wordt informatie gegeven over de uurtarieven van de kinderopvang. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de relatie tussen het aantal beschikbare kindplaatsen en de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. In het laatste hoofdstuk staan de kerncijfers uit dit rapport in factsheets weergegeven.
Als in dit rapport gesproken wordt over kinderopvang, dan wordt hiermee formele kinderopvang bedoeld. Dat is kinderopvang die aangeboden wordt binnen de kaders van de Wet kinderopvang, en waarvoor ouders kinderopvangtoeslag aan kunnen vragen.
2. Soorten kinderopvang
In dit hoofdstuk wordt meer informatie gegeven over het aanbod van de verschillende soorten kinderopvang in Nederland. In de eerste paragraaf wordt een overzicht gegeven van hoeveel kindplaatsen er aangeboden worden. Er zijn verschillende typen van kinderopvang die onderscheiden kunnen worden: kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang en gastouderopvang. De ontwikkeling in het aanbod van deze drie typen staat beschreven in de tweede paragraaf. Daarna wordt weergegeven of de aanbieders van kinderopvang een profit of non-profit rechtsvorm hebben. Aan het einde van het hoofdstuk wordt ingegaan op het type panden waarin de kinderopvang aangeboden wordt. In hoeverre zijn dit bijvoorbeeld panden die ook een onderwijsfunctie hebben?
2.1 Aantal kindplaatsen
Hieronder wordt beschreven hoeveel kindplaatsen er in totaal aangeboden worden. Met andere woorden, het aantal kinderen dat (voltijds) bij een kinderopvang ondergebracht zou kunnen worden. Bij de eerste versie van het dashboard Kinderopvang in Nederland is dit op verzoek van SZW tweejaarlijks in kaart gebracht (voor 2017, 2019 en 2021). Bij de update van het dashboard in november 2024 is besloten om ontwikkelingen jaarlijks te monitoren vanwege de vraagstukken die op dat moment speelden. In deze update is op verzoek van SZW dus informatie toegevoegd voor 2022 en 2023. In dit rapport worden (ook bij de andere analyses) de beschikbare jaren uit het dashboard getoond.
Jaar | Aantal |
---|---|
2017 | 705030 |
2019 | 725210 |
2021 | 746040 |
2022 | 748460 |
2023 | 753120 |
In 2023 waren er meer dan 750 duizend kindplaatsen beschikbaar in de kinderopvang in Nederland.2) Zoals in bovenstaande figuur te zien is, is er een geleidelijke stijging wat betreft het aantal kindplaatsen. In 2017 was het aantal kindplaatsen namelijk iets meer dan 700 duizend. Op het dashboard wordt duidelijk dat het relatieve aanbod (het aantal kindplaatsen afgezet tegen het totaal aantal kinderen) ook toegenomen is over de tijd heen: van 34 procent in 2017 tot 37 procent in 2023 (zie dashboard-pagina Relatief aanbod).3) De stijging in het aantal kindplaatsen is de laatste jaren wel minder sterk. Zo is het aantal beschikbare kindplaatsen tussen 2022 en 2023 met minder dan één procent gestegen.
2.2 Type kinderopvang
Er zijn verschillende typen van kinderopvang die onderscheiden kunnen worden:
- Dagopvang/ kinderdagverblijf (KDV). Opvang in een crèche, peuterspeelzaal of kinderdagverblijf, voor kinderen van nul tot de basisschoolleeftijd gedurende één of meer dagdelen per week het hele jaar door.
- Buitenschoolse opvang (BSO). Opvang van kinderen in de basisschoolleeftijd vóór en/of na schooltijd, tijdens studie- en adv-dagen van leraren en in de vakanties. Opvang tussen de middag valt hier niet onder. Vanaf het schooljaar 2007/'08 zijn scholen verplicht voorschoolse en naschoolse opvang aan te bieden. Scholen kunnen de opvang zelf organiseren of een samenwerking met een kinderopvangorganisatie aangaan.
- Gastouderopvang (GO). Opvang van kinderen in de eigen woning of de woning van de gastouder. Het aantal kinderen dat een gastouder mag opvangen, is afhankelijk van de leeftijd van de kinderen. In totaal mogen gastouders per dag maximaal 6 kinderen van 0 tot 13 jaar tegelijk opvangen. Onder de Wet Kinderopvang (Wkkp) vallen alleen gastouders die zijn geregistreerd bij een gastouderbureau.
In deze paragraaf wordt beschreven hoe het aanbod in alle drie de typen van kinderopvang zich ontwikkeld heeft over de tijd heen. In Figuur 2.2.1 staat het aantal locaties uitgesplitst naar type kinderopvang en in Figuur 2.2.2 staat het aandeel naar type opvang weergegeven.
Gastouderopvang | Kinderdagopvang | Buitenschoolse opvang | |
---|---|---|---|
2017 | 33797 | 9269 | 6642 |
2019 | 27881 | 9003 | 7152 |
2021 | 22639 | 9069 | 7579 |
2022 | 20578 | 9139 | 7655 |
2023 | 18463 | 9178 | 7804 |
Gastouderopvang (%) | Kinderdagopvang (%) | Buitenschoolse opvang (%) | |
---|---|---|---|
2017 | 68 | 18,6 | 13,4 |
2019 | 63,3 | 20,4 | 16,2 |
2021 | 57,6 | 23,1 | 19,3 |
2022 | 55,1 | 24,5 | 20,5 |
2023 | 52,1 | 25,9 | 22 |
Zoals duidelijk wordt in bovenstaande figuren is er vooral sprake van een duidelijke daling wat betreft het aantal en aandeel gastouders. Zo waren er in 2017 meer dan 33 duizend gastouders terwijl er in 2023 minder dan 20 duizend gastouders waren. Er zijn verschillende factoren die een rol kunnen spelen in de daling van het aantal gastouders. Zo wordt onder andere gewezen op veranderingen in de werkdruk en de financiële beloningen, en toenemende regelgeving. Het aantal locaties waar kinderdagopvang aangeboden wordt, is relatief stabiel (schommelt tussen de 9 en 9,3 duizend locaties). Het aantal en aandeel locaties waar buitenschoolse opvang aangeboden wordt, stijgt over de tijd heen. Zo was het aantal locaties in 2017 ongeveer 6,6 duizend (afgerond 13 procent van het totale aanbod) en in 2023 waren dit 7,8 duizend locaties (22 procent van het totale aanbod).
Er zijn duidelijk regionale verschillen indien naar type opvang gekeken wordt. In bijlage 1 staat voor 2023 per gemeente weergegeven hoeveel procent van de opvanglocaties een kinderdagverblijf is, hoeveel procent een buitenschoolse opvang en hoeveel procent een gastouder. Zo was in 2023 het landelijke percentage kinderdagverblijf 25,9 procent (zie ook hierboven). In Schiermonnikoog, Amsterdam en Zandvoort is dit echter meer dan 45 procent en in Olst-Wijhe en Urk minder dan 10 procent. Het landelijke percentage locaties dat een buitenschoolse opvang betreft is 22 procent. In Landsmeer en Ouder-Amstel is dit echter meer dan 40 procent en in Urk minder dan 5 procent. Het percentage gastouders is heel hoog in Urk (meer dan 90 procent terwijl dit landelijk afgerond 52 procent was in 2023) en relatief laag in Landsmeer en Zandvoort (minder dan 15 procent).
Tot slot wordt in deze paragraaf gekeken naar het gemiddeld aantal kindplaatsen per locatie uitgesplitst naar het type kinderopvang (kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang en gastouders). In onderstaand figuur staat het gemiddeld aantal kindplaatsen per locatie weergegeven over de tijd.
Alle opvangtypes | Gastouderopvang | Kinderdagopvang | Buitenschoolse opvang | |
---|---|---|---|---|
2017 | 14 | 5 | 30 | 39 |
2019 | 16 | 5 | 32 | 41 |
2021 | 19 | 6 | 33 | 43 |
2022 | 20 | 6 | 33 | 43 |
2023 | 21 | 6 | 34 | 44 |
Het gemiddeld aantal kindplaatsen is het hoogst bij de buitenschoolse opvang. In 2023 waren er gemiddeld 44 kindplaatsen per locatie waar buitenschoolse opvang aangeboden werd. De buitenschoolse opvang wordt wat betreft omvang gevolgd door de kinderdagopvang. In 2023 waren er gemiddeld 34 kinderen per locatie waar kinderdagopvang aangeboden wordt. Bij gastouders worden gemiddeld het minste aantal kinderen opgevangen per locatie. In 2023 ging het om gemiddeld 6 kinderen per gastouder. Het gemiddeld aantal kindplaatsen per locatie neemt toe over de tijd (van gemiddeld 14 in 2017 naar gemiddeld 21 in 2023). Deze stijging is vooral te zien bij de kinderopvang en bij de buitenschoolse opvang. Bij de gastouders is het gemiddeld aantal kindplaatsen de afgelopen jaren reeds het maximale aantal kindplaatsen. Dit aantal is niet gestegen (en kan ook niet verder stijgen).
2.3 Rechtsvormen profit en non-profit
Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen profit en non-profit organisaties (zoals stichtingen en verenigingen) indien naar kinderopvang gekeken wordt. Hierbij wordt dus gekeken of organisaties al dan niet een commerciële vorm hebben. In de volgende figuur staat weergegeven hoeveel profit en non-profit organisaties er zijn4). In de figuur daarna staat weergegeven hoeveel procent van de organisaties al dan niet een profit rechtsvorm heeft. Hierbij wordt enkel gekeken naar kinderdagopvang en naar buitenschoolse opvang. Gastouders zijn hierbij buiten beschouwing gelaten.
Profit | Non-profit | |
---|---|---|
2017 | 1930 | 680 |
2019 | 1945 | 545 |
2021 | 1705 | 420 |
2022 | 1710 | 405 |
2023 | 1730 | 390 |
Profit (%) | Non-profit (%) | |
---|---|---|
2017 | 73,9 | 26,1 |
2019 | 78,1 | 21,9 |
2021 | 80,2 | 19,8 |
2022 | 80,8 | 19,2 |
2023 | 81,5 | 18,5 |
Figuur 2.3.1 toont dat de meeste aanbieders van kinderopvang een profit rechtsvorm hebben. Zoals in Figuur 2.3.2 te zien is, had in 2023 meer dan 8 op de 10 organisaties een profit rechtsvorm. Verder is te zien dat het aandeel aanbieders met een profit rechtsvorm is toegenomen over de tijd. Zo had in 2017 ongeveer 74 procent van de aanbieders een profit-rechtsvorm, en in 2023 is dit gestegen tot meer dan 80 procent.
Ook wat betreft de rechtsvorm zijn er regionale verschillen. Aangezien hiervoor naar organisaties is gekeken en niet naar locaties kunnen de cijfers niet getoond worden op gemeenteniveau (het aantal organisaties per rechtsvorm is dan te klein om in lijn met de onthullingsregels van het CBS cijfers te kunnen publiceren). Daarom wordt voor de rechtsvorm naar arbeidsmarktregio’s gekeken om regionale verschillen in kaart te brengen. In bijlage 2 staat per arbeidsmarktregio weergegeven hoeveel procent van de organisaties een profit rechtsvorm had in 2023. Landelijk gezien had in 2023 afgerond 82 procent van de organisaties een profit rechtsvorm. In de arbeidsmarktregio’s Flevoland, Helmond-De Peel, Noordoost-Brabant en Friesland is dit percentage relatief hoog (meer dan 87 procent) en in de regio’s Gooi en Vechtstreek, Gorinchem, Drechtsteden en Midden-Holland is dit percentage relatief laag (minder dan 70 procent).
Tot slot kunnen de cijfers over de rechtsvorm (profit of non-profit) ook uitgesplitst worden naar vorm van kinderopvang (buitenschoolse opvang of kinderdagverblijf). Dit wordt in onderstaande figuren gedaan: in Figuur 2.3.3 voor de buitenschoolse opvang en in Figuur 2.3.4 voor kinderdagverblijven.
Profit (%) | Non-profit (%) | |
---|---|---|
2017 | 80,9 | 19,1 |
2019 | 81,9 | 18,1 |
2021 | 83,1 | 16,9 |
2022 | 81,3 | 18,7 |
2023 | 81,6 | 18,4 |
Profit (%) | Non-profit (%) | |
---|---|---|
2017 | 70,4 | 29,6 |
2019 | 75,9 | 24,1 |
2021 | 78,5 | 21,5 |
2022 | 80,5 | 19,5 |
2023 | 81,4 | 18,6 |
In 2017 hadden aanbieders van buitenschoolse opvang vaker een profit rechtsvorm dan kinderdagverblijven (respectievelijk afgerond 81 en 70 procent). Het aandeel aanbieders met een profit rechtsvorm is over de tijd duidelijk toegenomen bij kinderdagverblijven. Zo had in 2023 meer dan 80 procent van de aanbieders van kinderdagopvang een profit rechtsvorm. In 2023 was het aandeel aanbieders met een profit rechtsvorm min of meer gelijk bij aanbieders van buitenschoolse opvang en aanbieders van kinderdagopvang (respectievelijk afgerond 82 en 81 procent).
2.4 Type panden kinderopvanglocaties
Het CBS heeft beschikking over gegevens uit de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG). Dit is een registratie waarin gemeentelijke basisgegevens over alle gebouwen en adressen in Nederland zijn verzameld. Op basis van de BAG kunnen de functies van gebouwen afgeleid worden.5) Indien de functie van gebouwen bepaald wordt zoals in de voetnoot geformuleerd dan zijn “Woon”, “Onderwijs” en “Bijeenkomst”6) de meest voorkomende functies van gebouwen waarin kinderopvang aangeboden wordt. In de categorie overig zitten bijvoorbeeld “Kantoor” en “Sport”. In Figuur 2.4.1 staat in absolute aantallen weergegeven wat de meest voorkomende functie is van gebouwen waarin kinderopvang aangeboden wordt en hoe zich dit ontwikkeld heeft over de tijd. In Figuur 2.4.2 staat het aandeel van de locaties uitgesplitst naar functie van het gebouw.
Woon | Onderwijs | Bijeenkomst | Overig | |
---|---|---|---|---|
2017 | 34590 | 7520 | 5500 | 2100 |
2019 | 28590 | 8030 | 5600 | 1830 |
2021 | 23330 | 8380 | 5830 | 1750 |
2022 | 21250 | 8480 | 5930 | 1720 |
2023 | 19140 | 8570 | 6050 | 1690 |
Woon (%) | Onderwijs (%) | Bijeenkomst (%) | Overig (%) | |
---|---|---|---|---|
2017 | 69,6 | 15,1 | 11,1 | 4,2 |
2019 | 64,9 | 18,2 | 12,7 | 4,1 |
2021 | 59,4 | 21,3 | 14,8 | 4,5 |
2022 | 56,9 | 22,7 | 15,9 | 4,6 |
2023 | 54 | 24,2 | 17,1 | 4,8 |
Zoals in Figuur 2.4.1 duidelijk wordt, neemt het absolute aantal gebouwen waarin kinderopvang aangeboden wordt af. Dit komt doordat, zoals eerder beschreven, het aantal gastouders substantieel is gedaald over de tijd heen. In lijn hiermee neemt vooral het absolute aantal aanbieders in een gebouw met wonen als functie af door de tijd heen. In het aandeel gebouwen met onderwijs als functie is juist een duidelijke stijging te zien over de tijd. Van alle locaties had in 2023 bijna een kwart van de gebouwen waarin kinderopvang aangeboden wordt onderwijs als functie volgens de BAG. In 2017 was dit nog ongeveer 15 procent.
Er zijn vrij grote regionale verschillen wat betreft de functie van panden waarin de kinderopvang aangeboden wordt, zie bijlage 3. Zo waren er in 2023 gemeenten waarin meer dan de helft van kinderopvang plaatsvond in gebouwen met een onderwijsfunctie (Zandvoort, Eemnes en Schouwen-Duiveland) terwijl dit in sommige gemeenten voor minder dan 10 procent het geval is (Westerkwartier, Wassenaar, Vught, Dantumadiel, Laarbeek, Staphorst en Etten-Leur). Ook indien naar gebouwen met een BAG-functie “Bijeenkomst” gekeken wordt, zijn dergelijke regionale verschillen te zien. In Ameland en Bunnik wordt bijvoorbeeld relatief veel kinderopvang aangeboden is gebouwen met deze functie (respectievelijk 71 en 59 procent), terwijl in sommige gemeenten relatief weinig kinderopvang aangeboden wordt in gebouwen met deze functie (zo is dit percentage in Harderwijk, Almelo, De Fryske Marren en Lelystad minder dan vijf procent). Indien naar gebouwen gekeken wordt met een woonfunctie in het BAG is dit percentage heel hoog in Urk (meer dan 90 procent). Dit komt omdat in deze gemeente veel kinderopvang door gastouders aangeboden wordt (zie ook paragraaf 2.2). In de gemeenten Delft, Albrandswaard, Schiedam, Bunnik, Amstelveen en Amsterdam wordt relatief weinig kinderopvang aangeboden in een gebouw met woonfunctie (in deze gemeenten gaat het om minder dan 30 procent).
Tot slot is ook voor de functie van panden gekeken in hoeverre er verschillen zijn wat betreft de typen van kinderopvang. Met andere woorden in hoeverre zijn er verschillen tussen kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang wat betreft de functie van gebouwen waarin kinderopvang aangeboden wordt en zijn hier verschillen zichtbaar over de tijd? Gastouders worden niet apart in een figuur getoond aangezien deze opvang, logischerwijs, overwegend aangeboden wordt in gebouwen met wonen als functie.
Woon (%) | Onderwijs (%) | Bijeenkomst (%) | Overig (%) | |
---|---|---|---|---|
2017 | 5,5 | 49,9 | 32,4 | 12,3 |
2019 | 4,7 | 52,2 | 32,5 | 10,5 |
2021 | 4,1 | 52,8 | 33 | 10,1 |
2022 | 4 | 53,1 | 33 | 9,9 |
2023 | 3,7 | 53 | 33,5 | 9,8 |
Woon (%) | Onderwijs (%) | Bijeenkomst (%) | Overig (%) | |
---|---|---|---|---|
2017 | 7,3 | 45,3 | 36,1 | 11,3 |
2019 | 6,2 | 47,6 | 36,3 | 10 |
2021 | 5,7 | 48,3 | 36,6 | 9,4 |
2022 | 5,5 | 48,3 | 37,1 | 9,1 |
2023 | 5,5 | 48,2 | 37,4 | 8,9 |
Indien gekeken wordt naar de functie van gebouwen waarin kinderopvang aangeboden wordt, laten buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven een vergelijkbaar beeld zien. Beide vormen van kinderopvang worden het vaakst aangeboden in gebouwen met onderwijs als functie gevolgd door gebouwen die in het BAG “Bijeenkomst” als functie hebben. Bovenstaande figuren tonen dat buitenschoolse opvang iets vaker dan kinderdagverblijven aangeboden wordt in gebouwen met “Onderwijs” als functie. Verder is voor beide opvangvormen te zien dat het aandeel gebouwen met een onderwijsfunctie toeneemt over de tijd heen.
2) Zoals op het dashboard te zien is, maakten meer dan een miljoen kinderen gebruik van deze plaatsen. De reden dat het aantal kinderen dat gebruik maakt van de kinderopvang hoger is dan het aantal kindplaatsen komt doordat kinderen doorgaans niet voltijd gebruik maken van de kinderopvang.
4) Geïnteresseerden in regionale verschillen wat betreft relatief aanbod kunnen deze ook vinden op deze pagina.
4) Als een organisatie zowel profit- als non-profit locaties heeft, wordt deze organisatie in beide categorieën meegeteld. Daardoor ligt het aantal organisaties bij deze analyse hoger dan bij de overige paragrafen. Uitzondering is wanneer een organisatie onder een overkoepelende stichting valt, in dat geval valt de organisatie enkel onder non-profit.
5) Gebouwen kunnen in de BAG ook meerdere functies hebben. In dat geval zijn voor dit onderzoek prioriteringsregels bepaald om per gebouw één functie te bepalen. Meer specifiek is hiervoor de volgende prioritering gebruikt: Onderwijs, Woon, Bijeenkomst en Overig. Dus als een gebouw zowel Woon als Bijeenkomst als functie zou hebben dan is dit voor de analyses in dit rapport gecategoriseerd als Woon.
6) Bijeenkomstfunctie is een aanduiding voor de gebruiksfunctie voor het samenkomen van personen voor kunst, cultuur, godsdienst, communicatie, kinderopvang, het verstrekken van consumpties voor het gebruik ter plaatse en het aanschouwen van sport.
3. Dynamiek aanbieders kinderopvang
In het vorige hoofdstuk is het aanbod van kinderopvang in Nederland beschreven. Om het aanbod van kinderopvang in Nederland beter te kunnen begrijpen is het relevant om meer zicht te krijgen op de dynamiek in dit aanbod. Door hoeveel organisaties wordt kinderopvang aangeboden in Nederland en op hoeveel locaties? Zijn er ontwikkelingen over de tijd heen wat betreft het gemiddeld aantal locaties per organisatie? Hoeveel kinderopvanglocaties zijn er van houder veranderd? En hoeveel organisaties hebben nieuwe locaties en overgenomen locaties? Deze vragen worden in dit hoofdstuk beantwoord.
3.1 Aantal organisaties en locaties
In Figuur 3.1.1 staat weergegeven hoeveel organisaties in Nederland kinderopvang bieden en op hoeveel locaties.7) Eén organisatie kan namelijk op meerdere locaties kinderopvang aanbieden. In Figuur 3.1.2 staat weergegeven hoe het gemiddeld aantal locaties per organisatie zich ontwikkeld heeft over de tijd. Dit is interessant om te monitoren omdat het inzicht kan geven in bijvoorbeeld de vraag in hoeverre er in het aanbod van kinderopvang steeds vaker sprake is van grote(re) organisaties die op meerdere locaties kinderopvang aanbieden. In beide figuren gaat het om kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang. Dit omdat een analyse naar het aantal locaties per organisatie niet van toepassing is bij gastouders. Deze informatie is ook te raadplegen via het eerder genoemde dashboard (op de pagina Gemiddeld aantal locaties per organisatie).
Aantal organisaties | Aantal locaties | |
---|---|---|
2017 | 2590 | 15910 |
2019 | 2480 | 16155 |
2021 | 2120 | 16650 |
2022 | 2110 | 16795 |
2023 | 2115 | 16980 |
Jaar | aantal |
---|---|
2017 | 6,1 |
2019 | 6,5 |
2021 | 7,9 |
2022 | 8 |
2023 | 8 |
Het aantal organisaties dat kinderopvang aanbiedt in Nederland neemt af: in 2017 waren dit nog 2 590 organisaties en in 2023 waren dit 2 115 organisaties. Het aantal locaties waar kinderopvang aangeboden wordt neemt echter niet af over de tijd: vanaf 2017 stijgt het aantal locaties (van ruim 15 duizend locaties in 2017 naar bijna 17 duizend locaties in 2023). Het gemiddeld aantal locaties per organisatie is vanaf 2017 gestegen, maar deze stijging is de laatste jaren gestagneerd: zowel in 2022 als in 2023 was het gemiddeld aantal locaties per organisatie acht.
Het totaal aantal beschikbare locaties waar kinderopvang aangeboden wordt, bepaalt de afstand die ouders en kinderen af moeten leggen tot de kinderopvang. Uiteraard is dit afhankelijk van waar de locaties zijn gevestigd. In onderstaande figuur staat de gemiddelde afstand tot de kinderopvang weergegeven over de tijd heen en uitgesplitst naar kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang.
Buitenschoolse opvang | Kinderdagverblijf | |
---|---|---|
2017 | 0,8 | 0,8 |
2019 | 0,7 | 0,6 |
2021 | 0,7 | 0,7 |
2022 | 0,8 | 0,7 |
2023 | 0,8 | 0,7 |
De gemiddelde afstand tot de opvang is bij kinderdagverblijven wat lager dan bij de buitenschoolse opvang.8) De verschillen zijn echter klein. In 2023 was de gemiddelde afstand tot het kinderdagverblijf bijvoorbeeld afgerond 0,7 kilometer en tot de buitenschoolse opvang afgerond 0,8 kilometer. Voor beide soorten opvang is er geen sprake van een duidelijke stijging of daling wat betreft de gemiddelde afstand tot de opvang.
3.2 Locaties met nieuwe houders
Om meer zicht te krijgen op de dynamiek in het aanbod van kinderopvang wordt in deze paragraaf gekeken in hoeverre locaties van houder (organisatie) veranderd zijn. In Figuur 3.2.1 staat weergegeven hoeveel locaties er in dat jaar zijn die een andere houder hebben dan op het voorliggende peilmoment. In Figuur 3.2.2 wordt weergegeven hoeveel procent van het totaal aantal locaties in dat jaar een andere houder had (in vergelijking met het eerdere peilmoment). In deze analyses wordt gekeken naar kinderdagverblijven en naar de buitenschoolse opvang. Gastouders zijn buiten beschouwing gelaten aangezien bij deze opvangvorm geen sprake is van overgenomen locaties.
Jaar | Aantal |
---|---|
2017* | 1100 |
2019* | 1650 |
2021* | 2345 |
2022** | 845 |
2023** | 535 |
*Ten opzichte van twee jaar eerder **Ten opzichte van een jaar eerder |
Jaar | Aantal (%) |
---|---|
2017* | 6,9 |
2019* | 10,2 |
2021* | 14,1 |
2022** | 5 |
2023** | 3,2 |
*Ten opzichte van twee jaar eerder **Ten opzichte van een jaar eerder |
Zoals duidelijk wordt in Figuur 3.2.1 waren er in 2023 iets meer dan 500 locaties die in 2023 een andere houder/organisatie hadden dan in 2022. Dit betekent (zoals zichtbaar is in Figuur 3.2.2) dat afgerond ongeveer drie procent van de locaties een andere houder heeft (er waren in 2023 namelijk bijna 17 duizend kinderopvanglocaties, zie ook paragraaf 3.1). Het aandeel kinderopvanglocaties dat van houder verandert is dus relatief beperkt. Het aantal en aandeel locaties dat in 2017, 2019 en 2021 van houder is veranderd, is in bovenstaande figuren hoger dan in 2022 en 2023. Dit heeft te maken met de beschikbare peilmomenten voor deze analyses. Meer specifiek komt dit omdat voor 2022 en 2023 vergeleken is met de houder een jaar eerder en voor 2017, 2019 en 2021 is gekeken in hoeverre de houder in dat jaar anders was dan twee jaar eerder. Indien hier rekening mee gehouden wordt dan lijkt het aantal en aandeel overgenomen locaties in de eerdere jaren licht te stijgen om vervolgens weer af te nemen.
Om regionale verschillen in kaart te brengen is gekeken naar arbeidsmarktregio’s, zie bijlage 4. Het is gezien de beperkte aantallen niet mogelijk om deze analyses op gemeenteniveau uit te voeren. In bijlage 4 staat weergegeven hoeveel procent van de locaties per arbeidsmarktregio van houder veranderd is in 2023. Er zijn vrij grote verschillen tussen de arbeidsmarktregio’s. Zo heeft in Midden-Brabant meer dan 20 procent van de locaties in 2023 een andere houder dan een jaar eerder. Ook in Rivierenland is het aandeel locaties dat van houder is veranderd relatief hoog (meer dan 10 procent). Er zijn echter ook arbeidsmarktregio’s waar minder dan één procent van de locaties van houder veranderd is: Friesland, Groot Amsterdam, Noord-Holland Noord en West-Brabant.
Voor bovenstaande analyses is gekeken naar de kinderdagopvang en de buitenschoolse opvang samen. Indien deze twee vormen apart bestudeerd worden, wordt duidelijk dat de kinderdagopvang en de buitenschoolse opvang grotendeels een vergelijkbaar beeld laten zien wat betreft het aandeel locaties met een nieuw houder.
3.3 Organisaties met nieuwe en overgenomen locaties
In de vorige paragraaf is beschreven hoeveel locaties er van houder veranderd zijn. Het aandeel locaties met een nieuwe houder bleek relatief beperkt. In deze paragraaf wordt niet naar locaties gekeken, maar naar organisaties. Meer specifiek wordt in deze paragraaf in kaart gebracht hoeveel organisaties er zijn met nieuwe locaties en hoeveel organisaties minimaal één locatie overgenomen hebben.
In Figuur 3.3.1 staat het aantal organisaties dat in een bepaald jaar minimaal één nieuwe locatie heeft ten opzichte van het eerdere peilmoment. Het gaat hierbij om locaties die eerder nog niet bestonden (en niet om reeds bestaande locaties die van houder zijn gewisseld, dit staat later in deze paragraaf beschreven). Figuur 3.3.2 staat weergegeven om hoeveel procent van het totaal aantal organisaties in dat jaar het gaat.
Jaar | Aantal |
---|---|
2017* | 1020 |
2019* | 1050 |
2021* | 705 |
2022** | 440 |
2023** | 430 |
*Ten opzichte van twee jaar eerder **Ten opzichte van een jaar eerder |
jaar | aantal (%) |
---|---|
2017* | 39,4 |
2019* | 42,4 |
2021* | 33,3 |
2022** | 20,9 |
2023** | 20,3 |
*Ten opzichte van twee jaar eerder **Ten opzichte van een jaar eerder |
Ongeveer één op de vijf organisaties per jaar heeft een nieuwe locatie. Er zijn, rekening houdend met de verschillende peilmomenten zoals in vorige paragraaf beschreven, geen grote verschillen over de tijd heen (enkel in 2021 is het aandeel organisaties met minimaal één nieuwe locatie relatief laag).
In de volgende twee figuren wordt getoond in welke mate organisaties (bestaande) locaties overgenomen hebben. In Figuur 3.3.3 staat het aantal organisaties met minimaal één overgenomen locatie ten opzichte van het eerdere peilmoment en in Figuur 3.3.4 is dit uitgedrukt als percentage ten opzichte van het totaal aantal organisaties in dat jaar.
Jaar | Aantal |
---|---|
2017* | 205 |
2019* | 220 |
2021* | 195 |
2022** | 90 |
2023** | 80 |
*Ten opzichte van twee jaar eerder **Ten opzichte van een jaar eerder |
Jaar | Aantal (%) |
---|---|
2017* | 7,9 |
2019* | 8,8 |
2021* | 9,2 |
2022** | 4,2 |
2023** | 3,9 |
*Ten opzichte van twee jaar eerder **Ten opzichte van een jaar eerder |
Per jaar heeft ongeveer 4 procent van de kinderopvangorganisaties een locatie overgenomen. Rekening houdend met het gegeven dat in de eerste drie getoonde jaren in de grafiek het peilmoment verder terug in de tijd lag, zijn er geen grote trends door de tijd heen wat betreft het aandeel organisaties met overgenomen locaties.
Ook voor het aandeel organisaties met overgenomen en nieuwe locaties is in kaart gebracht in hoeverre er sprake is van verschillen tussen arbeidsmarktregio’s. De resultaten van deze analyse staan weergeven in bijlage 5. Ook hier is duidelijk dat er verschillen tussen de regio’s bestaan. Zo is het aandeel organisaties met overgenomen locaties in sommige regio’s vrij hoog (meer dan tien procent: Drechtsteden, Gooi en Vechtstreek, FoodValley en Zuid-Kennemerland en IJmond) en in sommige regio’s juist relatief laag (minder dan drie procent: Noordoost-Brabant, Groot Amsterdam en Haaglanden). Het aandeel organisaties met minimaal één nieuwe locatie is relatief hoog in de arbeidsmarktregio’s Zaanstreek/Waterland en Holland Rijnland (meer dan 30 procent van de organisaties) en relatief laag in de regio’s Zuid-Kennemerland en IJmond, Groot Amsterdam, Haaglanden en Midden-Brabant (minder dan 15 procent).
Tot slot is nog onderzocht of er verschillen zijn tussen de opvangvormen (buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven) wat betreft het aandeel organisaties met overgenomen of nieuwe locaties. In lijn met de bevindingen in paragraaf 3.2 zijn de verschillen tussen kinderdagverblijven en de buitenschoolse opvang wat betreft het aandeel organisaties met overgenomen locaties relatief beperkt. De verschillen tussen beide opvangvormen wat betreft het aandeel organisaties met nieuwe locaties zijn wat groter en staan getoond in onderstaande figuur.
Buitenschoolse opvang (%) | Kinderdagverblijf (%) | |
---|---|---|
2017* | 46,5 | 30,6 |
2019* | 41 | 36,6 |
2021* | 37,6 | 25,2 |
2022** | 22,2 | 16,3 |
2023** | 23,3 | 15,6 |
*Ten opzichte van twee jaar eerder **Ten opzichte van een jaar eerder |
Zoals duidelijk wordt in bovenstaande figuur is het aandeel organisaties met nieuwe locaties groter bij de buitenschoolse opvang dan bij kinderdagverblijven. Dit is in lijn met de bevindingen zoals getoond in paragraaf 3.1 waarin beschreven is dat het aantal locaties waar buitenschoolse opvang aangeboden wordt stijgt over de tijd heen terwijl het aantal locaties waar kinderdagopvang aangeboden wordt relatief stabiel is.
7) Hiervoor is gekeken naar kinderdagopvang en naar buitenschoolse opvang. Een organisatie kan ook beide vormen aanbieden (indien beide losse vormen bij elkaar opgeteld worden is dit dus meer dan het totaal aantal organisaties).
8) De gemiddelde afstand betreft de gemiddelde afstand van alle inwoners in een gebied tot het dichtstbijzijnde kinderdagverblijf, berekend over de weg.
4. Afgenomen uren kinderopvang en uurtarieven
In dit hoofdstuk wordt zowel de ontwikkeling in het aantal afgenomen uren als de prijsontwikkeling in het aanbod van kinderopvang beschreven.
4.1 Aantal afgenomen uren
Hieronder wordt beschreven hoe het aantal afgenomen uren zich ontwikkeld heeft over de tijd. In Figuur 4.1.1 wordt hiervoor gekeken naar het absolute aantal afgenomen uren en in Figuur 4.1.2 wordt het gemiddelde aantal afgenomen uren per kind weergegeven. In beide figuren wordt een onderscheid gemaakt tussen kinderdagverblijven en de buitenschoolse opvang.
Buitenschoolse opvang (x 1 000 000) | Kinderdagopvang (x 1 000 000) | |
---|---|---|
2017 | 147 | 278,41 |
2019 | 177,44 | 332,4 |
2021 | 196,61 | 376,5 |
2022 | 217,36 | 406,8 |
2023 | 225,33 | 416,69 |
2017 | 2019 | 2021 | 2022 | 2023 | |
---|---|---|---|---|---|
Totaal | 520 | 540 | 580 | 610 | 610 |
Buitenschoolse opvang | 350 | 370 | 390 | 420 | 420 |
Kinderdagverblijf | 690 | 710 | 770 | 800 | 810 |
Het totaal aantal afgenomen uren kinderopvang is de afgelopen jaren toegenomen. In 2023 zijn er meer dan 642 miljoen uren aan kinderopvang afgenomen. In 2017 waren dit er afgerond 425 miljoen. De stijging in het aantal afgenomen uren is zowel te zien bij kinderdagverblijven als bij de buitenschoolse opvang. Ook indien gekeken wordt naar het gemiddeld aantal afgenomen uren per kind is een stijging te zien over de tijd. Zo werden in 2023 per kind gemiddeld 610 uren kinderopvang afgenomen terwijl dit in 2017 nog 520 uren waren. Ook hier geldt dat de stijging zowel bij kinderdagverblijven als bij de buitenschoolse opvang te zien is. De laatste jaren lijkt de stijging in het gemiddeld aantal afgenomen uren per kind echter wel af te zwakken. In 2023 was het gemiddeld aantal afgenomen uren per kind hetzelfde als in 2022. Dat het totaal aantal afgenomen uren wel toeneemt en het gemiddelde aantal uren per kind niet komt omdat er meer (ouders van) kinderen zijn die gebruik maken van kinderopvang (zie ook het tabblad Overzicht op het dashboard).
4.2 Uurtarieven
In deze paragraaf wordt de prijsontwikkeling van kinderopvang in Nederland beschreven. De cijfers over het gemiddelde uurtarief zijn gebaseerd op de uurprijzen die ouders aan de Dienst Toeslagen doorgeven.9) Het is niet precies bekend in hoeverre deze uurprijzen volledig aansluiten bij het uurtarief dat een kinderopvangorganisatie rekent. Dit komt doordat niet alle ouders tijdig een wijziging van het uurtarief doorgeven. Ook sluit het tarief dat ouders doorgeven soms niet volledig aan bij het tarief dat een kinderopvangorganisatie vraagt. Dit komt bijvoorbeeld doordat ouders een tariefstijging boven het maximum uurtarief niet altijd doorgeven aan Toeslagen. Ouders blijven dan het maximum uurtarief doorgeven aan Toeslagen, terwijl ze een hoger tarief betalen aan de kinderopvangorganisatie. Het op deze manier berekende gemiddelde uurtarief geeft wel een indicatie van de prijsontwikkeling van het aanbod van kinderopvang in Nederland. Het CBS heeft voor de afgelopen drie jaar het gemiddelde uurtarief voor het aanbod van kinderopvang op deze manier berekend. Onderstaande figuur toont deze tarieven. Daarnaast wordt ook het maximale uurtarief over de tijd heen weergegeven per opvangvorm (buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven). Dit maximale uurtarief wordt elk jaar door de Rijksoverheid vastgesteld. Het maximale uurtarief is het maximale tarief waarover kinderopvangtoeslag aangevraagd kan worden.10) Aangezien de kinderopvang sector een vrije markt is mogen organisaties hun eigen prijzen bepalen en kan het werkelijke uurtarief dus hoger of lager liggen dan dit maximum.
2017 (€) | 2019 (€) | 2021 (€) | 2022 (€) | 2023 (€) | |
---|---|---|---|---|---|
Maximale uurprijs buitenschoolse opvang | 6,69 | 6,89 | 7,27 | 7,31 | 7,85 |
Maximale uurprijs kinderdagverblijf | 7,18 | 8,02 | 8,46 | 8,5 | 9,12 |
Gemiddeld uurtarief buitenschoolse opvang | 7,84 | 8,06 | 8,42 | ||
Gemiddeld uurtarief kinderdagverblijf | 8,71 | 8,93 | 9,47 | ||
Zoals duidelijk wordt in bovenstaand figuur is het gemiddelde werkelijke uurtarief hoger dan het maximale uurtarief waarvoor kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd. Ouders kunnen enkel kinderopvangtoeslag aanvragen over het deel van tot het maximale uurtarief. Dit betekent het werkelijke uurtarief dat organisaties vragen gemiddeld hoger is dan het maximale uurtarief voor de kinderopvangtoeslag. Verder toont bovenstaande figuur dat zowel het maximale uurtarief als het gemiddelde uurtarief stijgen over de tijd heen. Dit geldt zowel voor de kinderdagverblijven als voor de buitenschoolse opvang. De uurtarieven voor de kinderdagopvang zijn hoger dan voor de buitenschoolse opvang.
Duidelijk is dat zowel het aantal afgenomen uren als de uurtarieven stijgen. Wat betreft het gemiddeld aantal afgenomen uren per kind is een stijging te zien over de tijd, maar deze lijkt de laatste jaren af te vlakken. Of er een (directe) relatie is tussen het aantal afgenomen uren en de uurtarieven valt op basis van deze beschrijvende analyses niet te zeggen. Op individueel niveau is de betaalbaarheid van de opvang namelijk (slechts) één factor in het besluit van ouders en verzorgenden om al dan niet gebruik te maken van kinderopvang (en vervolgens ook wat betreft het aantal uur dat afgenomen wordt). Er zijn ook andere factoren die een rol kunnen spelen in dit besluit. Denk hierbij aan ideeën over de kwaliteit van de opvang, de beschikbaarheid van formele opvanglocaties in de buurt afgezet tegen de mogelijkheden van informele zorg en in welke mate ouders (genoodzaakt zijn te) werken en daardoor kinderopvang nodig hebben. Op macroniveau beïnvloedt bijvoorbeeld het totaal aantal kinderen ook de vraag naar kinderopvang. Ook de prijzen worden niet enkel door de vraag bepaald. Zo kunnen prijzen beïnvloed worden door inflatie (prijsstijgingen in de kosten voor de aanbieders, bijvoorbeeld voor gas, water en licht) en door wat er exact aangeboden wordt voor de betreffende prijs (in hoeverre zitten bijvoorbeeld luiers en maaltijden in de prijs?). Dus hoewel het totaal aantal afgenomen uren stijgt net als de maximumprijs kan op basis van deze beschrijvende statistieken niet geconcludeerd worden of er een directe relatie is en zo ja hoe sterk deze dan is. Hier zou aanvullend (multivariaat) onderzoek voor nodig zijn.11) Beide aspecten (afgenomen uren en gehanteerde uurtarieven) zijn wel belangrijk om een beeld te vormen van kinderopvang in Nederland. Daarom staan beide aspecten in dit hoofdstuk beschreven. Op het dashboard kunnen zowel het aantal afgenomen uren als de uurtarieven ook op regionaal niveau geraadpleegd worden (op respectievelijk het tabblad Afgenomen uren en het tabblad Tarief en maximum uurtarief).
9) De gemiddelde prijs betreft een gewogen gemiddelde; het aantal afgenomen uren van een kind wordt met het bijbehorende (ongemaximeerde) uurtarief vermenigvuldigd tot een jaarsom. Per combinatie van opvangtype, leeftijd en regio en verslagjaar wordt deze jaarsom gedeeld door de som van het aantal afgenomen uren per combinatie.
11) Voor een onderzoek naar hoe ouders denken over de betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van kinderopvang zie Roeters, A., & Bucx, F. (2018). Kijk op kinderopvang. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
5. Aantal kindplaatsen en arbeidsmarktkrapte
In dit laatste hoofdstuk worden de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt besproken. Er zijn meerdere manieren waarop de arbeidsmarkt relevant zou kunnen zijn voor de kinderopvang in Nederland. Zo kan het in geval van sterke arbeidsmarktkrapte zijn dat het aantal kindplaatsen (op termijn) afneemt aangezien niet voldoende personeel gevonden kan worden. Ook de ontwikkeling in algemene vacatures (in plaats van louter vacatures in de kinderopvang) kunnen relevant zijn om te monitoren. Wanneer er veel werkgelegenheid is, zullen mogelijk meer personen aan het werk gaan en gebruik willen maken van kinderopvang.
In Figuur 5.1.1 staat de ontwikkeling van het totaal aantal openstaande vacatures en het aantal kindplaatsen weergegeven en in Figuur 5.1.2 staat de ontwikkeling van het aantal openstaande vacatures in de kinderopvang en het aantal kindplaatsen. De cijfers over openstaande vacatures zijn per kwartaal en de cijfers over het aantal kindplaatsen zijn per jaar (en dus voor alle kwartalen in een jaar constant). Het betreft het aantal kindplaatsen in alle typen kinderopvang (gastouderopvang, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang).12)
Jaar | Kwartaal | Openstaande vacatures | Aantal kindplaatsen |
---|---|---|---|
2017 | Q1 | 188350 | 705030 |
2017 | Q2 | 212750 | 705030 |
2017 | Q3 | 209900 | 705030 |
2017 | Q4 | 218550 | 705030 |
2019 | Q1 | 278900 | 725210 |
2019 | Q2 | 293750 | 725210 |
2019 | Q3 | 283850 | 725210 |
2019 | Q4 | 281200 | 725210 |
2021 | Q1 | 248450 | 746040 |
2021 | Q2 | 333700 | 746040 |
2021 | Q3 | 376450 | 746040 |
2021 | Q4 | 376250 | 746040 |
2022 | Q1 | 448300 | 748460 |
2022 | Q2 | 479700 | 748460 |
2022 | Q3 | 451800 | 748460 |
2022 | Q4 | 419000 | 748460 |
2023 | Q1 | 432850 | 753120 |
2023 | Q2 | 441250 | 753120 |
2023 | Q3 | 416850 | 753120 |
2023 | Q4 | 389150 | 753120 |
Openstaande vacatures | Aantal kindplaatsen (x 100) | ||
---|---|---|---|
2019 | Q1 | 2800 | 7252 |
2019 | Q2 | 3550 | 7252 |
2019 | Q3 | 3650 | 7252 |
2019 | Q4 | 3400 | 7252 |
2021 | Q1 | 2450 | 7460 |
2021 | Q2 | 3600 | 7460 |
2021 | Q3 | 4050 | 7460 |
2021 | Q4 | 5350 | 7460 |
2022 | Q1 | 4350 | 7485 |
2022 | Q2 | 6900 | 7485 |
2022 | Q3 | 6650 | 7485 |
2022 | Q4 | 6950 | 7485 |
2023 | Q1 | 6900 | 7531 |
2023 | Q2 | 6650 | 7531 |
2023 | Q3 | 5100 | 7531 |
2023 | Q4 | 5550 | 7531 |
Zoals duidelijk wordt in bovenstaande figuren is er in de getoonde periode sprake van toenemende krapte op de arbeidsmarkt. Zo is het aantal openstaande vacatures (Figuur 5.1.1) minder dan 200 duizend in het eerste kwartaal van 2017 terwijl er afgerond 389 duizend openstaande vacatures waren in het laatste kwartaal van 2023. Ook in de kinderopvang is er een duidelijke stijging te zien van het aantal openstaande vacatures (zie Figuur 5.1.2). In het eerste kwartaal van 2019 waren er bijvoorbeeld minder 3 duizend vacatures in de kinderopvang, terwijl er in het laatste kwartaal van 2023 ongeveer 5,5 duizend vacatures in de kinderopvang waren.
Zoals te zien is in bovenstaande figuren (en ook beschreven is in paragraaf 2.1) is het aantal kindplaatsen in de kinderopvang toegenomen: in 2017 waren er meer dan 700 duizend kindplaatsen in de kinderopvang en in 2023 meer dan 750 duizend. Deels kan dit komen doordat krapte op de arbeidsmarkt kan zorgen voor meer baankansen en als gevolg daarvan meer vraag naar kinderopvang. Aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt kan op termijn echter ook zorgen voor minder kindplaatsen in de kinderopvang indien niet voldoende personeel gevonden kan worden. De stijging in het aantal kindplaatsen is de laatste jaren afgezwakt. Toekomstige cijfers moeten tonen hoe het aantal kindplaatsen zich de komende tijd ontwikkelt.
12) Het peilmoment hiervoor is 31 december van het betreffende verslagjaar.
6. Factsheets
In onderstaande tabellen staan enkele kerncijfers uit dit rapport weergegeven.
2017 | 2019 | 2021 | 2022 | 2023 | |
---|---|---|---|---|---|
Aantal kindplaatsen | 705 030 | 725 210 | 746 040 | 748 460 | 753 120 |
Aandeel locaties gastouders | 68 | 63,3 | 57,6 | 55,1 | 52,1 |
Aandeel locaties kinderdagopvang | 18,6 | 20,4 | 23,1 | 24,5 | 25,9 |
Aandeel locaties buitenschoolse opvang | 13,4 | 16,2 | 19,3 | 20,5 | 22 |
Gemiddeld aantal kindplaatsen per locatie | 14 | 16 | 19 | 20 | 21 |
Gemiddeld aantal kindplaatsen per locatie: Kinderdagopvang | 30 | 32 | 33 | 33 | 34 |
Gemiddeld aantal kindplaatsen per locatie: Buitenschoolse opvang | 39 | 41 | 43 | 43 | 44 |
Gemiddeld aantal kindplaatsen per locatie: Gastouder | 5 | 5 | 6 | 6 | 6 |
Aandeel profit aanbieders | 70,6 | 73,9 | 78,1 | 80,2 | 80,8 |
Aandeel profit aanbieders: Kinderdagopvang | 70,4 | 75,9 | 78,5 | 80,5 | 81,4 |
Aandeel profit aanbieders: Buitenschoolse opvang | 80,9 | 81,9 | 83,1 | 81,3 | 81,6 |
Aandeel locaties in gebouw met onderwijsfunctie | 15,1 | 18,2 | 21,3 | 22,7 | 24,2 |
Aandeel locaties in gebouw met onderwijsfunctie: Kinderdagopvang | 45,3 | 47,6 | 48,3 | 48,3 | 48,2 |
Aandeel locaties in gebouw met onderwijsfunctie: Buitenschoolse opvang | 49,9 | 52,2 | 52,8 | 53,1 | 53 |
2017 | 2019 | 2021 | 2022 | 2023 | |
---|---|---|---|---|---|
Aantal organisaties | 2 590 | 2 480 | 2 120 | 2 110 | 2 115 |
Aantal locaties | 15 910 | 16 155 | 16 650 | 16 795 | 16 980 |
Gemiddeld aantal locaties per organisatie | 6,1 | 6,5 | 7,9 | 8 | 8 |
Aandeel locaties met nieuwe houder | 6,9* | 10,2* | 14,1* | 5,0** | 3,2** |
Aandeel organisaties met overgenomen locatie(s) | 7,9* | 8,8* | 9,2* | 4,2** | 3,9** |
Aandeel organisaties met nieuwe locatie(s) | 39,4* | 42,4* | 33,3* | 20,9** | 20,3** |
*Ten opzichte van twee jaar eerder **Ten opzichte van een jaar eerder |
2017 | 2019 | 2021 | 2022 | 2023 | |
---|---|---|---|---|---|
Aantal afgenomen uren (x 1 000 000) | 425,41 | 509,84 | 573,11 | 624,16 | 642,01 |
Aantal afgenomen uren (x 1 000 000): Kinderopvang | 278,41 | 332,4 | 376,5 | 406,8 | 416,69 |
Aantal afgenomen uren (x 1 000 000): Buitenschoolse opvang | 147 | 177,44 | 196,61 | 217,36 | 225,33 |
Gemiddeld aantal afgenomen uren per kind | 520 | 540 | 580 | 610 | 610 |
Gemiddeld aantal afgenomen uren per kind: Kinderdagopvang | 690 | 710 | 770 | 800 | 810 |
Gemiddeld aantal afgenomen uren per kind: Buitenschoolse opvang | 350 | 370 | 390 | 420 | 420 |
Gemiddeld uurtarief (€) - Buitenschoolse opvang | - | - | 7,84 | 8,06 | 8,42 |
Gemiddeld uurtarief (€) - Kinderdagopvang | - | - | 8,71 | 8,93 | 9,47 |
Bijlage 1. Aandeel van type kinderopvang per gemeente in 2023
KDV (%) | BSO (%) | GO (%) | |
---|---|---|---|
Nederland | 25,9 | 22,0 | 52,1 |
Aa en Hunze | 25,6 | 28,2 | 46,2 |
Aalsmeer | 27,5 | 27,5 | 45,0 |
Aalten | 13,3 | 10,0 | 76,7 |
Achtkarspelen | 14,3 | 8,9 | 76,8 |
Alblasserdam | 17,6 | 15,7 | 66,7 |
Albrandswaard | 44,0 | 28,0 | 28,0 |
Alkmaar | 32,8 | 28,2 | 39,1 |
Almelo | 24,2 | 19,4 | 56,5 |
Almere | 32,5 | 31,2 | 36,4 |
Alphen aan den Rijn | 29,6 | 27,7 | 42,7 |
Alphen-Chaam | 24,0 | 12,0 | 64,0 |
Altena | 16,1 | 12,4 | 71,4 |
Ameland | 42,9 | 28,6 | 28,6 |
Amersfoort | 24,9 | 28,1 | 47,0 |
Amstelveen | 40,5 | 36,9 | 22,5 |
Amsterdam | 48,4 | 28,1 | 23,5 |
Apeldoorn | 21,4 | 17,7 | 60,8 |
Arnhem | 23,6 | 19,3 | 57,1 |
Assen | 24,2 | 24,8 | 51,0 |
Asten | 21,6 | 24,3 | 54,1 |
Baarle-Nassau | 13,3 | 20,0 | 66,7 |
Baarn | 26,7 | 33,3 | 40,0 |
Barendrecht | 26,1 | 29,5 | 44,3 |
Barneveld | 17,4 | 13,8 | 68,7 |
Beek | 33,3 | 29,2 | 37,5 |
Beekdaelen | 22,7 | 16,0 | 61,3 |
Beesel | 27,6 | 24,1 | 48,3 |
Berg en Dal | 35,2 | 24,1 | 40,7 |
Bergeijk | 13,6 | 12,1 | 74,2 |
Bergen (L.) | 25,9 | 18,5 | 55,6 |
Bergen (NH.) | 22,9 | 27,1 | 50,0 |
Bergen op Zoom | 34,3 | 21,2 | 44,4 |
Berkelland | 18,3 | 23,9 | 57,8 |
Bernheze | 27,1 | 20,3 | 52,5 |
Best | 29,6 | 24,1 | 46,3 |
Beuningen | 24,1 | 24,1 | 51,7 |
Beverwijk | 24,3 | 21,4 | 54,3 |
Bladel | 17,2 | 15,5 | 67,2 |
Blaricum | 25,0 | 20,0 | 55,0 |
Bloemendaal | 27,5 | 31,9 | 40,6 |
Bodegraven-Reeuwijk | 21,3 | 19,1 | 59,6 |
Boekel | 20,7 | 13,8 | 65,5 |
Borger-Odoorn | 22,7 | 18,2 | 59,1 |
Borne | 14,5 | 20,0 | 65,5 |
Borsele | 27,4 | 25,8 | 46,8 |
Boxtel | 23,0 | 24,3 | 52,7 |
Breda | 24,8 | 24,0 | 51,2 |
Brielle | 17,2 | 17,2 | 65,5 |
Bronckhorst | 25,5 | 17,3 | 57,1 |
Brummen | 30,0 | 32,5 | 37,5 |
Brunssum | 39,3 | 25,0 | 35,7 |
Bunnik | 34,5 | 37,9 | 27,6 |
Bunschoten | 31,8 | 22,7 | 45,5 |
Buren | 22,2 | 24,1 | 53,7 |
Capelle aan den IJssel | 29,0 | 26,6 | 44,4 |
Castricum | 28,3 | 26,7 | 45,0 |
Coevorden | 27,0 | 18,0 | 55,1 |
Cranendonck | 37,1 | 11,4 | 51,4 |
Culemborg | 29,3 | 34,5 | 36,2 |
Dalfsen | 21,0 | 16,0 | 63,0 |
Dantumadiel | 11,5 | 9,0 | 79,5 |
De Bilt | 23,2 | 26,3 | 50,5 |
De Fryske Marren | 15,5 | 12,1 | 72,5 |
De Ronde Venen | 25,3 | 29,7 | 45,1 |
De Wolden | 26,5 | 20,5 | 53,0 |
Delft | 40,0 | 31,7 | 28,3 |
Den Helder | 28,1 | 24,6 | 47,4 |
Deurne | 21,0 | 17,3 | 61,7 |
Deventer | 23,4 | 18,5 | 58,1 |
Diemen | 29,3 | 34,1 | 36,6 |
Dijk en Waard | 26,3 | 24,6 | 49,1 |
Dinkelland | 21,2 | 19,7 | 59,1 |
Doesburg | 22,2 | 27,8 | 50,0 |
Doetinchem | 20,5 | 19,9 | 59,6 |
Dongen | 27,1 | 22,9 | 50,0 |
Dordrecht | 37,3 | 21,8 | 40,9 |
Drechterland | 22,4 | 13,8 | 63,8 |
Drimmelen | 28,3 | 23,9 | 47,8 |
Dronten | 12,5 | 13,3 | 74,2 |
Druten | 31,3 | 21,9 | 46,9 |
Duiven | 22,2 | 22,2 | 55,6 |
Echt-Susteren | 27,0 | 17,5 | 55,6 |
Edam-Volendam | 22,8 | 14,0 | 63,2 |
Ede | 19,6 | 18,5 | 62,0 |
Eemnes | 29,4 | 23,5 | 47,1 |
Eemsdelta | 25,8 | 15,5 | 58,8 |
Eersel | 18,0 | 16,0 | 66,0 |
Eijsden-Margraten | 21,9 | 13,7 | 64,4 |
Eindhoven | 26,5 | 29,7 | 43,8 |
Elburg | 15,8 | 14,0 | 70,2 |
Emmen | 31,2 | 18,1 | 50,7 |
Enkhuizen | 21,1 | 18,4 | 60,5 |
Enschede | 21,8 | 18,8 | 59,4 |
Epe | 19,7 | 19,7 | 60,6 |
Ermelo | 24,5 | 17,0 | 58,5 |
Etten-Leur | 27,4 | 27,4 | 45,2 |
Geertruidenberg | 22,5 | 30,0 | 47,5 |
Geldrop-Mierlo | 29,0 | 34,8 | 36,2 |
Gemert-Bakel | 25,0 | 23,7 | 51,3 |
Gennep | 26,5 | 26,5 | 47,1 |
Gilze en Rijen | 29,4 | 21,6 | 49,0 |
Goeree-Overflakkee | 37,3 | 27,7 | 34,9 |
Goes | 32,3 | 33,9 | 33,9 |
Goirle | 28,2 | 20,5 | 51,3 |
Gooise Meren | 19,2 | 21,2 | 59,6 |
Gorinchem | 16,9 | 16,9 | 66,3 |
Gouda | 26,6 | 18,9 | 54,5 |
Groningen | 30,4 | 26,4 | 43,3 |
Gulpen-Wittem | 22,9 | 11,4 | 65,7 |
Haaksbergen | 18,3 | 20,0 | 61,7 |
Haarlem | 35,0 | 31,8 | 33,2 |
Haarlemmermeer | 35,0 | 31,8 | 33,2 |
Halderberge | 34,0 | 25,5 | 40,4 |
Hardenberg | 20,1 | 22,5 | 57,4 |
Harderwijk | 25,7 | 18,3 | 56,0 |
Hardinxveld-Giessendam | 23,7 | 5,3 | 71,1 |
Harlingen | 23,1 | 30,8 | 46,2 |
Hattem | 14,6 | 12,5 | 72,9 |
Heemskerk | 22,7 | 15,2 | 62,1 |
Heemstede | 26,7 | 26,7 | 46,7 |
Heerde | 23,3 | 23,3 | 53,5 |
Heerenveen | 23,4 | 19,0 | 57,7 |
Heerlen | 33,9 | 19,8 | 46,3 |
Heeze-Leende | 28,1 | 28,1 | 43,8 |
Heiloo | 35,7 | 26,2 | 38,1 |
Hellendoorn | 17,0 | 13,4 | 69,6 |
Hellevoetsluis | 25,0 | 16,7 | 58,3 |
Helmond | 24,3 | 20,2 | 55,5 |
Hendrik-Ido-Ambacht | 18,2 | 19,7 | 62,1 |
Hengelo | 20,4 | 19,2 | 60,5 |
Het Hogeland | 26,4 | 22,9 | 50,7 |
Heumen | 20,0 | 28,6 | 51,4 |
Heusden | 23,8 | 22,6 | 53,6 |
Hillegom | 25,8 | 32,3 | 41,9 |
Hilvarenbeek | 17,1 | 19,5 | 63,4 |
Hilversum | 29,3 | 20,7 | 50,0 |
Hoeksche Waard | 29,1 | 26,2 | 44,8 |
Hof van Twente | 21,7 | 23,9 | 54,3 |
Hollands Kroon | 24,4 | 15,7 | 59,8 |
Hoogeveen | 23,3 | 17,2 | 59,4 |
Hoorn | 27,2 | 21,5 | 51,3 |
Horst aan de Maas | 19,0 | 18,1 | 62,9 |
Houten | 30,1 | 28,0 | 41,9 |
Huizen | 24,3 | 23,0 | 52,7 |
Hulst | 32,8 | 31,0 | 36,2 |
IJsselstein | 34,0 | 34,0 | 32,0 |
Kaag en Braassem | 24,3 | 24,3 | 51,4 |
Kampen | 16,7 | 15,7 | 67,7 |
Kapelle | 27,3 | 31,8 | 40,9 |
Katwijk | 20,5 | 10,6 | 68,9 |
Kerkrade | 28,6 | 26,2 | 45,2 |
Koggenland | 31,5 | 27,8 | 40,7 |
Krimpen aan den IJssel | 24,6 | 15,8 | 59,6 |
Krimpenerwaard | 25,2 | 20,3 | 54,5 |
Laarbeek | 20,3 | 21,7 | 58,0 |
Land van Cuijk | 22,4 | 19,5 | 58,1 |
Landgraaf | 28,3 | 17,4 | 54,3 |
Landsmeer | 33,3 | 53,3 | 13,3 |
Lansingerland | 22,8 | 24,4 | 52,8 |
Laren | 32,0 | 28,0 | 40,0 |
Leeuwarden | 20,5 | 18,6 | 60,9 |
Leiden | 35,4 | 34,1 | 30,5 |
Leiderdorp | 27,8 | 33,3 | 38,9 |
Leidschendam-Voorburg | 35,4 | 25,7 | 38,9 |
Lelystad | 21,6 | 17,6 | 60,8 |
Leudal | 27,9 | 26,2 | 45,9 |
Leusden | 27,3 | 36,4 | 36,4 |
Lingewaard | 20,9 | 24,4 | 54,7 |
Lisse | 23,7 | 26,3 | 50,0 |
Lochem | 27,8 | 25,0 | 47,2 |
Loon op Zand | 23,8 | 31,0 | 45,2 |
Lopik | 27,8 | 25,0 | 47,2 |
Losser | 14,9 | 23,4 | 61,7 |
Maasdriel | 36,7 | 30,6 | 32,7 |
Maasgouw | 21,7 | 17,4 | 60,9 |
Maashorst | 25,2 | 17,6 | 57,1 |
Maassluis | 27,5 | 30,0 | 42,5 |
Maastricht | 25,0 | 14,7 | 60,3 |
Medemblik | 22,6 | 11,3 | 66,2 |
Meerssen | 22,5 | 15,0 | 62,5 |
Meierijstad | 27,6 | 19,8 | 52,6 |
Meppel | 22,6 | 20,2 | 57,1 |
Middelburg | 28,7 | 21,8 | 49,4 |
Midden-Delfland | 31,0 | 31,0 | 38,1 |
Midden-Drenthe | 27,7 | 28,9 | 43,4 |
Midden-Groningen | 19,9 | 14,7 | 65,4 |
Moerdijk | 32,9 | 31,5 | 35,6 |
Molenlanden | 18,9 | 17,1 | 64,0 |
Montferland | 18,8 | 17,2 | 64,1 |
Montfoort | 14,6 | 17,1 | 68,3 |
Mook en Middelaar | 30,0 | 30,0 | 40,0 |
Neder-Betuwe | 20,3 | 10,8 | 68,9 |
Nederweert | 26,3 | 23,7 | 50,0 |
Nieuwegein | 29,1 | 23,3 | 47,7 |
Nieuwkoop | 26,5 | 26,5 | 46,9 |
Nijkerk | 28,1 | 25,0 | 46,9 |
Nijmegen | 26,4 | 25,7 | 47,9 |
Nissewaard | 23,8 | 15,9 | 60,3 |
Noardeast-Fryslân | 18,8 | 12,6 | 68,6 |
Noord-Beveland | 35,7 | 35,7 | 28,6 |
Noordenveld | 18,5 | 20,7 | 60,9 |
Noordoostpolder | 15,4 | 11,4 | 73,1 |
Noordwijk | 27,8 | 29,2 | 43,1 |
Nuenen, Gerwen en Nederwetten | 31,1 | 28,9 | 40,0 |
Nunspeet | 19,7 | 14,5 | 65,8 |
Oegstgeest | 19,6 | 25,0 | 55,4 |
Oirschot | 26,7 | 22,2 | 51,1 |
Oisterwijk | 26,8 | 23,2 | 50,0 |
Oldambt | 29,1 | 22,1 | 48,8 |
Oldebroek | 27,5 | 17,6 | 54,9 |
Oldenzaal | 17,6 | 23,5 | 58,8 |
Olst-Wijhe | 6,3 | 9,5 | 84,1 |
Ommen | 15,1 | 17,0 | 67,9 |
Oost Gelre | 18,3 | 15,4 | 66,3 |
Oosterhout | 31,2 | 24,8 | 44,0 |
Ooststellingwerf | 18,9 | 10,5 | 70,5 |
Oostzaan | 27,8 | 33,3 | 38,9 |
Opmeer | 24,0 | 28,0 | 48,0 |
Opsterland | 16,5 | 17,3 | 66,1 |
Oss | 22,6 | 24,9 | 52,5 |
Oude IJsselstreek | 17,5 | 15,0 | 67,5 |
Ouder-Amstel | 21,7 | 43,5 | 34,8 |
Oudewater | 19,4 | 12,9 | 67,7 |
Overbetuwe | 21,5 | 20,7 | 57,9 |
Papendrecht | 32,1 | 25,0 | 42,9 |
Peel en Maas | 19,0 | 19,0 | 61,9 |
Pekela | 20,0 | 24,0 | 56,0 |
Pijnacker-Nootdorp | 26,4 | 28,7 | 44,8 |
Purmerend | 27,9 | 24,3 | 47,9 |
Putten | 25,5 | 17,0 | 57,4 |
Raalte | 17,7 | 24,8 | 57,5 |
Reimerswaal | 31,4 | 23,5 | 45,1 |
Renkum | 32,8 | 24,6 | 42,6 |
Renswoude | 11,8 | 5,9 | 82,4 |
Reusel-De Mierden | 11,9 | 16,7 | 71,4 |
Rheden | 24,4 | 25,6 | 50,0 |
Rhenen | 23,5 | 20,6 | 55,9 |
Ridderkerk | 32,0 | 22,7 | 45,3 |
Rijssen-Holten | 11,9 | 9,6 | 78,5 |
Rijswijk | 36,8 | 31,0 | 32,2 |
Roerdalen | 20,5 | 18,2 | 61,4 |
Roermond | 29,7 | 22,8 | 47,5 |
Roosendaal | 33,3 | 27,5 | 39,1 |
Rotterdam | 33,7 | 23,9 | 42,3 |
Rozendaal | 12,5 | 12,5 | 75,0 |
Rucphen | 22,0 | 17,1 | 61,0 |
Súdwest-Fryslân | 17,5 | 14,7 | 67,8 |
Schagen | 26,7 | 23,3 | 50,0 |
Scherpenzeel | 15,2 | 18,2 | 66,7 |
Schiedam | 36,9 | 35,1 | 27,9 |
Schiermonnikoog | 50,0 | 25,0 | 25,0 |
Schouwen-Duiveland | 31,4 | 27,1 | 41,4 |
's-Gravenhage | 41,1 | 27,8 | 31,1 |
's-Hertogenbosch | 21,9 | 22,6 | 55,5 |
Simpelveld | 15,4 | 15,4 | 69,2 |
Sint-Michielsgestel | 23,2 | 21,7 | 55,1 |
Sittard-Geleen | 24,8 | 17,0 | 58,2 |
Sliedrecht | 15,5 | 12,7 | 71,8 |
Sluis | 36,4 | 36,4 | 27,3 |
Smallingerland | 12,8 | 9,8 | 77,4 |
Soest | 31,5 | 30,1 | 38,4 |
Someren | 24,1 | 20,4 | 55,6 |
Son en Breugel | 22,9 | 22,9 | 54,3 |
Stadskanaal | 19,0 | 11,4 | 69,6 |
Staphorst | 14,1 | 8,5 | 77,5 |
Stede Broec | 12,7 | 11,1 | 76,2 |
Steenbergen | 31,4 | 28,6 | 40,0 |
Steenwijkerland | 23,4 | 21,4 | 55,2 |
Stein | 18,6 | 13,6 | 67,8 |
Stichtse Vecht | 23,5 | 30,3 | 46,2 |
Terneuzen | 26,3 | 29,5 | 44,2 |
Terschelling | 33,3 | 16,7 | 50,0 |
Texel | 30,8 | 23,1 | 46,2 |
Teylingen | 28,4 | 29,9 | 41,8 |
Tholen | 26,2 | 12,3 | 61,5 |
Tiel | 28,7 | 18,1 | 53,2 |
Tilburg | 24,1 | 18,5 | 57,4 |
Tubbergen | 28,1 | 19,3 | 52,6 |
Twenterand | 15,0 | 15,0 | 70,0 |
Tynaarlo | 23,5 | 23,5 | 52,9 |
Tytsjerksteradiel | 22,1 | 15,4 | 62,5 |
Uitgeest | 29,2 | 29,2 | 41,7 |
Uithoorn | 34,8 | 23,9 | 41,3 |
Urk | 3,4 | 3,4 | 93,2 |
Utrecht | 32,5 | 26,7 | 40,8 |
Utrechtse Heuvelrug | 21,2 | 27,1 | 51,7 |
Vaals | 33,3 | 8,3 | 58,3 |
Valkenburg aan de Geul | 14,8 | 7,4 | 77,8 |
Valkenswaard | 25,9 | 22,2 | 51,9 |
Veendam | 29,7 | 21,9 | 48,4 |
Veenendaal | 22,1 | 19,3 | 58,6 |
Veere | 23,4 | 17,2 | 59,4 |
Veldhoven | 18,8 | 21,9 | 59,4 |
Velsen | 25,0 | 28,1 | 46,9 |
Venlo | 23,0 | 16,0 | 61,0 |
Venray | 20,8 | 24,8 | 54,5 |
Vijfheerenlanden | 17,1 | 17,8 | 65,1 |
Vlaardingen | 38,0 | 21,3 | 40,7 |
Vlieland | 33,3 | 33,3 | 33,3 |
Vlissingen | 26,8 | 25,6 | 47,6 |
Voerendaal | 31,6 | 15,8 | 52,6 |
Voorschoten | 25,9 | 24,1 | 50,0 |
Voorst | 24,6 | 24,6 | 50,8 |
Vught | 11,9 | 14,3 | 73,8 |
Waadhoeke | 20,3 | 15,1 | 64,6 |
Waalre | 22,9 | 20,0 | 57,1 |
Waalwijk | 22,2 | 23,3 | 54,4 |
Waddinxveen | 17,6 | 11,8 | 70,6 |
Wageningen | 30,6 | 30,6 | 38,8 |
Wassenaar | 24,5 | 24,5 | 50,9 |
Waterland | 21,9 | 37,5 | 40,6 |
Weert | 21,7 | 22,9 | 55,4 |
Weesp | 26,7 | 26,7 | 46,7 |
West Betuwe | 23,7 | 17,6 | 58,8 |
West Maas en Waal | 29,3 | 17,1 | 53,7 |
Westerkwartier | 17,1 | 18,7 | 64,2 |
Westerveld | 26,2 | 24,6 | 49,2 |
Westervoort | 19,4 | 16,1 | 64,5 |
Westerwolde | 33,3 | 22,7 | 43,9 |
Westland | 25,6 | 29,5 | 44,9 |
Weststellingwerf | 27,4 | 20,5 | 52,1 |
Westvoorne | 19,0 | 19,0 | 61,9 |
Wierden | 18,9 | 14,9 | 66,2 |
Wijchen | 23,5 | 26,5 | 50,0 |
Wijdemeren | 29,5 | 31,8 | 38,6 |
Wijk bij Duurstede | 19,0 | 31,0 | 50,0 |
Winterswijk | 15,9 | 8,5 | 75,6 |
Woensdrecht | 32,4 | 32,4 | 35,3 |
Woerden | 21,7 | 25,0 | 53,3 |
Wormerland | 29,6 | 29,6 | 40,7 |
Woudenberg | 13,6 | 15,9 | 70,5 |
Zaanstad | 40,1 | 27,4 | 32,5 |
Zaltbommel | 27,0 | 12,7 | 60,3 |
Zandvoort | 46,7 | 40,0 | 13,3 |
Zeewolde | 25,0 | 25,0 | 50,0 |
Zeist | 22,1 | 28,3 | 49,7 |
Zevenaar | 23,9 | 19,3 | 56,8 |
Zoetermeer | 27,2 | 28,6 | 44,1 |
Zoeterwoude | 33,3 | 33,3 | 33,3 |
Zuidplas | 21,2 | 20,2 | 58,7 |
Zundert | 30,3 | 21,2 | 48,5 |
Zutphen | 31,0 | 31,0 | 37,9 |
Zwartewaterland | 20,3 | 17,4 | 62,3 |
Zwijndrecht | 32,4 | 25,4 | 42,3 |
Zwolle | 22,7 | 21,8 | 55,5 |
Bijlage 2. Aandeel Profit rechtsvorm per arbeidsmarktregio in 2023
Profit (%) | |
---|---|
Nederland | 81,5 |
Achterhoek | 78,8 |
Amersfoort | 76,9 |
Drechtsteden | 64,3 |
Drenthe | 79,0 |
Flevoland | 88,7 |
FoodValley | 72,3 |
Friesland | 87,1 |
Gooi en Vechtstreek | 69,4 |
Gorinchem | 64,7 |
Groningen | 82,5 |
Groot Amsterdam | 82,2 |
Haaglanden | 76,2 |
Helmond-De Peel | 88,1 |
Holland Rijnland | 76,9 |
Midden-Brabant | 84,7 |
Midden-Gelderland | 75,7 |
Midden-Holland | 58,8 |
Midden-Limburg | 70,8 |
Midden-Utrecht | 80,6 |
Noord-Holland Noord | 80,8 |
Noord-Limburg | 71,9 |
Noordoost-Brabant | 87,7 |
Regio Zwolle | 81,1 |
Rijk van Nijmegen | 84,2 |
Rijnmond | 71,3 |
Rivierenland | 75,0 |
Stedendriehoek en Noordwest Veluwe | 72,6 |
Twente | 86,8 |
West-Brabant | 78,8 |
Zaanstreek/Waterland | 73,9 |
Zeeland | 78,9 |
Zuid-Holland Centraal | 70,5 |
Zuid-Kennemerland en IJmond | 86,4 |
Zuid-Limburg | 82,4 |
Zuidoost-Brabant | 85,5 |
Bijlage 3. Gebouwfunctie kinderopvanglocaties per gemeente in 2023
Onderwijs (%) | Woon (%) | Bijeenkomst (%) | |
---|---|---|---|
Nederland | 24,2 | 54,0 | 17,1 |
Aa en Hunze | 11,5 | 57,7 | 23,1 |
Aalsmeer | 20,0 | 42,5 | 35,0 |
Aalten | 20,8 | 76,7 | . |
Achtkarspelen | . | 80,4 | 15,2 |
Alblasserdam | 25,5 | 66,7 | . |
Albrandswaard | 20,0 | 28,0 | 44,0 |
Alkmaar | 34,5 | 40,2 | 19,5 |
Almelo | 33,1 | 58,1 | 4,0 |
Almere | 17,4 | 38,8 | 27,9 |
Alphen aan den Rijn | 25,8 | 45,5 | 19,7 |
Alphen-Chaam | . | 64,0 | . |
Altena | 11,2 | 70,8 | 11,8 |
Ameland | . | . | 71,4 |
Amersfoort | 25,8 | 48,4 | 20,9 |
Amstelveen | 25,2 | 26,1 | 45,0 |
Amsterdam | 34,0 | 24,3 | 30,0 |
Apeldoorn | 23,4 | 63,3 | 8,5 |
Arnhem | 21,3 | 58,5 | 16,6 |
Assen | 30,7 | 52,3 | 13,1 |
Asten | 27,0 | 54,1 | 18,9 |
Baarle-Nassau | 33,3 | 66,7 | . |
Baarn | 13,3 | 40,0 | 46,7 |
Barendrecht | 17,0 | 48,9 | 33,0 |
Barneveld | 23,1 | 69,2 | 5,6 |
Beek | 25,0 | 37,5 | 25,0 |
Beekdaelen | 22,7 | 66,7 | 9,3 |
Beesel | . | 48,3 | 41,4 |
Berg en Dal | 31,5 | 44,4 | 20,4 |
Bergeijk | 21,2 | 77,3 | . |
Bergen (L.) | 22,2 | 59,3 | 18,5 |
Bergen (NH.) | 39,6 | 54,2 | . |
Bergen op Zoom | 39,4 | 46,5 | 9,1 |
Berkelland | 22,9 | 59,6 | 15,6 |
Bernheze | 18,6 | 61,0 | 16,9 |
Best | 25,9 | 48,1 | 24,1 |
Beuningen | 29,3 | 53,4 | 13,8 |
Beverwijk | 30,0 | 57,1 | 12,9 |
Bladel | 17,2 | 70,7 | 12,1 |
Blaricum | . | 55,0 | 30,0 |
Bloemendaal | 36,2 | 40,6 | 10,1 |
Bodegraven-Reeuwijk | 25,5 | 61,7 | 10,6 |
Boekel | . | 69,0 | . |
Borger-Odoorn | 30,3 | 59,1 | . |
Borne | 12,7 | 70,9 | 10,9 |
Borsele | 27,4 | 48,4 | 24,2 |
Boxtel | 27,0 | 54,1 | 14,9 |
Breda | 19,4 | 51,9 | 25,8 |
Brielle | 20,7 | 69,0 | . |
Bronckhorst | 26,5 | 63,3 | 5,1 |
Brummen | 32,5 | 47,5 | 20,0 |
Brunssum | 25,0 | 39,3 | 32,1 |
Bunnik | . | 27,6 | 58,6 |
Bunschoten | 27,3 | 45,5 | 22,7 |
Buren | 27,8 | 57,4 | 11,1 |
Capelle aan den IJssel | 31,5 | 46,8 | 17,7 |
Castricum | 33,3 | 46,7 | 10,0 |
Coevorden | 29,2 | 58,4 | 9,0 |
Cranendonck | 28,6 | 57,1 | 14,3 |
Culemborg | 31,0 | 41,4 | 25,9 |
Dalfsen | 18,0 | 66,0 | 16,0 |
Dantumadiel | 7,7 | 82,1 | 10,3 |
De Bilt | 24,2 | 50,5 | 22,1 |
De Fryske Marren | 19,3 | 76,8 | 3,4 |
De Ronde Venen | 16,5 | 48,4 | 33,0 |
De Wolden | 24,1 | 62,7 | 13,3 |
Delft | 29,0 | 29,0 | 33,1 |
Den Helder | 31,6 | 47,4 | 20,2 |
Deurne | 22,2 | 64,2 | 12,3 |
Deventer | 17,0 | 61,5 | 18,1 |
Diemen | 39,0 | 36,6 | 17,1 |
Dijk en Waard | 32,3 | 49,7 | 12,0 |
Dinkelland | 21,2 | 60,6 | 12,1 |
Doesburg | 33,3 | 50,0 | . |
Doetinchem | 24,7 | 59,6 | 12,3 |
Dongen | 27,1 | 54,2 | 16,7 |
Dordrecht | 35,5 | 42,7 | 16,8 |
Drechterland | 19,0 | 63,8 | 17,2 |
Drimmelen | 30,4 | 54,3 | 15,2 |
Dronten | 10,9 | 75,8 | 9,4 |
Druten | 37,5 | 50,0 | . |
Duiven | 33,3 | 55,6 | 11,1 |
Echt-Susteren | 15,9 | 60,3 | 19,0 |
Edam-Volendam | 14,0 | 66,7 | 17,5 |
Ede | 21,7 | 63,0 | 11,2 |
Eemnes | 52,9 | 47,1 | . |
Eemsdelta | 19,6 | 64,9 | 7,2 |
Eersel | 22,0 | 66,0 | 12,0 |
Eijsden-Margraten | 16,4 | 64,4 | 19,2 |
Eindhoven | 29,7 | 44,4 | 21,2 |
Elburg | 24,6 | 70,2 | . |
Emmen | 30,1 | 52,2 | 13,8 |
Enkhuizen | 21,1 | 60,5 | 18,4 |
Enschede | 19,2 | 60,5 | 15,5 |
Epe | 23,9 | 62,0 | 14,1 |
Ermelo | 26,4 | 62,3 | . |
Etten-Leur | 6,8 | 47,9 | 39,7 |
Geertruidenberg | 27,5 | 47,5 | 17,5 |
Geldrop-Mierlo | 27,5 | 36,2 | 34,8 |
Gemert-Bakel | 28,9 | 59,2 | 10,5 |
Gennep | 17,6 | 50,0 | 32,4 |
Gilze en Rijen | 25,5 | 51,0 | 21,6 |
Goeree-Overflakkee | 39,8 | 34,9 | 19,3 |
Goes | 35,5 | 33,9 | 30,6 |
Goirle | 38,5 | 56,4 | . |
Gooise Meren | 11,0 | 60,3 | 22,6 |
Gorinchem | 24,1 | 66,3 | 9,6 |
Gouda | 29,4 | 54,5 | 16,1 |
Groningen | 15,1 | 48,0 | 27,3 |
Gulpen-Wittem | 22,9 | 65,7 | . |
Haaksbergen | 18,3 | 66,7 | 13,3 |
Haarlem | 29,3 | 34,6 | 29,3 |
Haarlemmermeer | 46,8 | 35,5 | 13,6 |
Halderberge | 34,0 | 46,8 | 12,8 |
Hardenberg | 19,6 | 63,2 | 15,2 |
Harderwijk | 36,7 | 57,8 | 4,6 |
Hardinxveld-Giessendam | 13,2 | 71,1 | 13,2 |
Harlingen | 43,6 | 48,7 | . |
Hattem | 12,5 | 72,9 | 12,5 |
Heemskerk | 27,3 | 62,1 | 9,1 |
Heemstede | 29,3 | 48,0 | 18,7 |
Heerde | 27,9 | 60,5 | . |
Heerenveen | 19,0 | 60,6 | 19,7 |
Heerlen | 25,6 | 48,8 | 21,5 |
Heeze-Leende | 15,6 | 56,3 | 21,9 |
Heiloo | 35,7 | 40,5 | 21,4 |
Hellendoorn | 13,4 | 69,6 | 15,2 |
Hellevoetsluis | 13,9 | 58,3 | 27,8 |
Helmond | 22,0 | 57,2 | 19,7 |
Hendrik-Ido-Ambacht | 25,8 | 62,1 | 7,6 |
Hengelo | 23,4 | 61,1 | 15,0 |
Het Hogeland | 26,4 | 54,2 | 16,7 |
Heumen | 22,9 | 51,4 | 25,7 |
Heusden | 23,8 | 58,3 | 13,1 |
Hillegom | 32,3 | 41,9 | 25,8 |
Hilvarenbeek | 24,4 | 65,9 | . |
Hilversum | 20,1 | 51,2 | 25,0 |
Hoeksche Waard | 30,2 | 47,1 | 17,4 |
Hof van Twente | 17,4 | 54,3 | 23,9 |
Hollands Kroon | 20,5 | 64,6 | 13,4 |
Hoogeveen | 16,7 | 65,6 | 12,8 |
Hoorn | 27,7 | 51,3 | 18,3 |
Horst aan de Maas | 20,0 | 66,7 | 12,4 |
Houten | 22,6 | 45,2 | 28,0 |
Huizen | 17,6 | 52,7 | 27,0 |
Hulst | 39,7 | 46,6 | 13,8 |
IJsselstein | 40,0 | 34,0 | 22,0 |
Kaag en Braassem | 29,7 | 51,4 | 16,2 |
Kampen | 19,2 | 70,2 | 10,1 |
Kapelle | . | 40,9 | 40,9 |
Katwijk | 23,0 | 68,9 | 5,6 |
Kerkrade | 26,2 | 45,2 | 23,8 |
Koggenland | 18,5 | 44,4 | 29,6 |
Krimpen aan den IJssel | 28,1 | 59,6 | 8,8 |
Krimpenerwaard | 21,1 | 56,9 | 21,1 |
Laarbeek | 7,2 | 66,7 | . |
Land van Cuijk | 19,5 | 63,3 | 14,3 |
Landgraaf | 32,6 | 52,2 | 13,0 |
Landsmeer | 40,0 | . | 33,3 |
Lansingerland | 22,8 | 55,9 | 18,9 |
Laren | 28,0 | 48,0 | 20,0 |
Leeuwarden | 23,0 | 63,2 | 12,2 |
Leiden | 18,3 | 31,7 | 43,3 |
Leiderdorp | 30,6 | 38,9 | 30,6 |
Leidschendam-Voorburg | 33,6 | 38,9 | 21,2 |
Lelystad | 17,0 | 66,0 | 3,3 |
Leudal | 26,2 | 52,5 | 14,8 |
Leusden | 22,7 | 36,4 | 31,8 |
Lingewaard | 25,6 | 54,7 | 18,6 |
Lisse | 21,1 | 50,0 | 28,9 |
Lochem | 20,8 | 52,8 | 20,8 |
Loon op Zand | 33,3 | 50,0 | 11,9 |
Lopik | 44,4 | 47,2 | . |
Losser | 25,5 | 61,7 | 12,8 |
Maasdriel | 30,6 | 40,8 | 28,6 |
Maasgouw | 23,9 | 60,9 | 15,2 |
Maashorst | 23,5 | 58,8 | 14,3 |
Maassluis | 20,0 | 42,5 | 30,0 |
Maastricht | 22,3 | 62,0 | 15,8 |
Medemblik | 10,5 | 68,4 | 19,5 |
Meerssen | 27,5 | 62,5 | . |
Meierijstad | 22,9 | 55,2 | 18,2 |
Meppel | 22,6 | 57,1 | 10,7 |
Middelburg | 32,2 | 54,0 | 12,6 |
Midden-Delfland | 11,9 | 42,9 | 42,9 |
Midden-Drenthe | 37,3 | 44,6 | 12,0 |
Midden-Groningen | 13,5 | 69,2 | 12,8 |
Moerdijk | 43,8 | 37,0 | 15,1 |
Molenlanden | 11,7 | 64,9 | 22,5 |
Montferland | 25,0 | 64,1 | 9,4 |
Montfoort | . | 68,3 | 14,6 |
Mook en Middelaar | . | . | . |
Neder-Betuwe | 20,3 | 68,9 | 6,8 |
Nederweert | 34,2 | 60,5 | . |
Nieuwegein | 39,5 | 47,7 | . |
Nieuwkoop | 26,5 | 46,9 | 24,5 |
Nijkerk | 41,7 | 51,0 | 5,2 |
Nijmegen | 27,7 | 48,8 | 17,5 |
Nissewaard | 25,2 | 60,9 | 10,6 |
Noardeast-Fryslân | 15,9 | 68,6 | 13,5 |
Noord-Beveland | 42,9 | 42,9 | . |
Noordenveld | 14,1 | 64,1 | 15,2 |
Noordoostpolder | 13,4 | 77,1 | 8,0 |
Noordwijk | 25,0 | 45,8 | 18,1 |
Nuenen, Gerwen en Nederwetten | 35,6 | 48,9 | 15,6 |
Nunspeet | 22,4 | 65,8 | 9,2 |
Oegstgeest | 12,5 | 55,4 | 28,6 |
Oirschot | 24,4 | 62,2 | 13,3 |
Oisterwijk | 25,0 | 60,7 | . |
Oldambt | 26,7 | 55,8 | 17,4 |
Oldebroek | 37,3 | 54,9 | . |
Oldenzaal | 13,2 | 58,8 | 23,5 |
Olst-Wijhe | . | 84,1 | 9,5 |
Ommen | 11,3 | 66,0 | 13,2 |
Oost Gelre | 17,3 | 66,3 | 14,4 |
Oosterhout | 31,2 | 47,7 | 13,8 |
Ooststellingwerf | 18,9 | 70,5 | 7,4 |
Oostzaan | 38,9 | 38,9 | . |
Opmeer | 24,0 | 52,0 | . |
Opsterland | 12,6 | 71,7 | 14,2 |
Oss | 17,5 | 55,9 | 23,2 |
Oude IJsselstreek | 21,3 | 68,8 | 7,5 |
Ouder-Amstel | 26,1 | 34,8 | 21,7 |
Oudewater | 19,4 | 71,0 | . |
Overbetuwe | 19,0 | 59,5 | 19,0 |
Papendrecht | 32,1 | 42,9 | 19,6 |
Peel en Maas | 23,8 | 64,3 | 8,3 |
Pekela | 28,0 | 64,0 | . |
Pijnacker-Nootdorp | 24,1 | 46,0 | 27,6 |
Purmerend | 27,1 | 51,4 | 20,0 |
Putten | 25,5 | 59,6 | . |
Raalte | 24,8 | 60,2 | 10,6 |
Reimerswaal | 29,4 | 49,0 | 21,6 |
Renkum | 36,1 | 45,9 | 11,5 |
Renswoude | . | 82,4 | . |
Reusel-De Mierden | 19,0 | 76,2 | . |
Rheden | 34,9 | 52,3 | 11,6 |
Rhenen | 38,2 | 55,9 | . |
Ridderkerk | 36,0 | 45,3 | 17,3 |
Rijssen-Holten | 12,6 | 80,7 | 6,7 |
Rijswijk | 25,3 | 34,5 | 28,7 |
Roerdalen | 20,5 | 61,4 | 18,2 |
Roermond | 33,7 | 50,5 | 12,9 |
Roosendaal | 35,5 | 43,5 | 14,5 |
Rotterdam | 28,7 | 44,0 | 24,0 |
Rozendaal | . | 75,0 | . |
Rucphen | 29,3 | 61,0 | . |
Súdwest-Fryslân | 20,2 | 69,0 | 8,3 |
Schagen | 30,0 | 50,0 | 15,6 |
Scherpenzeel | . | 66,7 | 21,2 |
Schiedam | 35,1 | 27,9 | 31,5 |
Schiermonnikoog | . | . | . |
Schouwen-Duiveland | 50,0 | 44,3 | . |
's-Gravenhage | 25,3 | 33,2 | 14,1 |
's-Hertogenbosch | 27,9 | 55,5 | 15,0 |
Simpelveld | . | 69,2 | . |
Sint-Michielsgestel | 21,7 | 56,5 | 20,3 |
Sittard-Geleen | 26,1 | 58,2 | 11,1 |
Sliedrecht | 21,1 | 70,4 | . |
Sluis | . | 39,4 | 45,5 |
Smallingerland | 10,6 | 79,1 | 7,2 |
Soest | 30,1 | 42,5 | 24,7 |
Someren | 37,0 | 57,4 | . |
Son en Breugel | 37,1 | 54,3 | . |
Stadskanaal | 11,4 | 74,7 | 12,7 |
Staphorst | 7,0 | 80,3 | 9,9 |
Stede Broec | 11,1 | 76,2 | 12,7 |
Steenbergen | 34,3 | 42,9 | 22,9 |
Steenwijkerland | 26,9 | 58,6 | 11,7 |
Stein | 20,3 | 69,5 | . |
Stichtse Vecht | 34,1 | 47,0 | 9,8 |
Terneuzen | 30,5 | 45,3 | 21,1 |
Terschelling | . | . | . |
Texel | . | 46,2 | 38,5 |
Teylingen | 29,9 | 41,8 | 26,9 |
Tholen | 15,4 | 64,6 | 18,5 |
Tiel | 29,8 | 56,4 | 10,6 |
Tilburg | 23,2 | 57,4 | 15,8 |
Tubbergen | 14,0 | 57,9 | 21,1 |
Twenterand | 13,0 | 72,0 | 11,0 |
Tynaarlo | 31,4 | 54,9 | 8,8 |
Tytsjerksteradiel | 17,3 | 67,3 | 14,4 |
Uitgeest | 33,3 | 41,7 | 25,0 |
Uithoorn | 23,9 | 41,3 | 32,6 |
Urk | . | 90,5 | 5,4 |
Utrecht | 25,0 | 44,4 | 26,5 |
Utrechtse Heuvelrug | 18,6 | 55,9 | 22,0 |
Vaals | . | 58,3 | . |
Valkenburg aan de Geul | . | 77,8 | . |
Valkenswaard | 27,8 | 55,6 | 16,7 |
Veendam | 34,4 | 48,4 | 14,1 |
Veenendaal | 24,1 | 59,3 | 12,4 |
Veere | 21,9 | 60,9 | 15,6 |
Veldhoven | 28,1 | 59,4 | 9,4 |
Velsen | 30,2 | 46,9 | 19,8 |
Venlo | 19,3 | 64,2 | 15,0 |
Venray | 25,7 | 58,4 | 8,9 |
Vijfheerenlanden | 18,4 | 65,1 | 15,1 |
Vlaardingen | 37,0 | 43,5 | 15,7 |
Vlieland | . | . | . |
Vlissingen | 24,4 | 48,8 | 23,2 |
Voerendaal | . | 57,9 | 26,3 |
Voorschoten | . | 50,0 | 44,8 |
Voorst | 30,8 | 52,3 | 10,8 |
Vught | 8,7 | 74,6 | 14,3 |
Waadhoeke | 27,6 | 66,1 | 5,2 |
Waalre | 28,6 | 62,9 | . |
Waalwijk | 24,4 | 54,4 | 20,0 |
Waddinxveen | 13,2 | 70,6 | 16,2 |
Wageningen | 22,4 | 42,9 | 32,7 |
Wasse.ar | 9,4 | 52,8 | 35,8 |
Waterland | 28,1 | 37,5 | 28,1 |
Weert | 34,9 | 56,6 | . |
Weesp | 13,3 | 51,1 | 35,6 |
West Betuwe | 28,2 | 59,5 | 11,5 |
West Maas en Waal | 22,0 | 56,1 | 22,0 |
Westerkwartier | 9,7 | 68,1 | 17,5 |
Westerveld | 21,3 | 54,1 | 23,0 |
Westervoort | 32,3 | 64,5 | . |
Westerwolde | 28,8 | 57,6 | 7,6 |
Westland | 30,4 | 45,4 | 17,4 |
Weststellingwerf | 20,5 | 57,5 | 15,1 |
Westvoorne | 23,8 | 61,9 | . |
Wierden | 21,6 | 68,9 | . |
Wijchen | 27,9 | 52,9 | 19,1 |
Wijdemeren | 34,1 | 40,9 | 22,7 |
Wijk bij Duurstede | 26,2 | 52,4 | . |
Winterswijk | 12,2 | 75,6 | 7,3 |
Woensdrecht | 32,4 | 38,2 | 23,5 |
Woerden | 25,8 | 56,7 | 8,3 |
Wormerland | 25,9 | 40,7 | 25,9 |
Woudenberg | 11,4 | 70,5 | 18,2 |
Zaanstad | 35,9 | 35,0 | 26,6 |
Zaltbommel | 17,5 | 65,1 | 9,5 |
Zandvoort | 73,3 | . | . |
Zeewolde | 35,0 | 50,0 | 13,3 |
Zeist | 19,3 | 49,0 | 26,9 |
Zevenaar | 22,7 | 58,0 | 14,8 |
Zoetermeer | 30,0 | 44,6 | 20,2 |
Zoeterwoude | 41,7 | . | . |
Zuidplas | 20,2 | 60,6 | 15,4 |
Zundert | 18,2 | 60,6 | 21,2 |
Zutphen | 28,7 | 39,1 | 19,5 |
Zwartewaterland | 29,0 | 63,8 | . |
Zwijndrecht | 38,0 | 42,3 | 15,5 |
Zwolle | 20,9 | 56,0 | 20,4 |
In sommige gemeente was het aantal locaties te laag om analyses naar functie gebouw weer te geven. In dat geval staat er een “.” in de tabel.
Bijlage 4. Aandeel locaties dat van houder is veranderd naar arbeidsmarktregio in 2023
In sommige arbeidsmarktregio’s was het aantal locaties dat van houder veranderd is te laag om analyses voor weer te geven. In dat geval staat er een “.” in de tabel.
Profit (%) | |
---|---|
Nederland | 81,5 |
Achterhoek | 78,8 |
Amersfoort | 76,9 |
Drechtsteden | 64,3 |
Drenthe | 79,0 |
Flevoland | 88,7 |
FoodValley | 72,3 |
Friesland | 87,1 |
Gooi en Vechtstreek | 69,4 |
Gorinchem | 64,7 |
Groningen | 82,5 |
Groot Amsterdam | 82,2 |
Haaglanden | 76,2 |
Helmond-De Peel | 88,1 |
Holland Rijnland | 76,9 |
Midden-Brabant | 84,7 |
Midden-Gelderland | 75,7 |
Midden-Holland | 58,8 |
Midden-Limburg | 70,8 |
Midden-Utrecht | 80,6 |
Noord-Holland Noord | 80,8 |
Noord-Limburg | 71,9 |
Noordoost-Brabant | 87,7 |
Regio Zwolle | 81,1 |
Rijk van Nijmegen | 84,2 |
Rijnmond | 71,3 |
Rivierenland | 75,0 |
Stedendriehoek en Noordwest Veluwe | 72,6 |
Twente | 86,8 |
West-Brabant | 78,8 |
Zaanstreek/Waterland | 73,9 |
Zeeland | 78,9 |
Zuid-Holland Centraal | 70,5 |
Zuid-Kennemerland en IJmond | 86,4 |
Zuid-Limburg | 82,4 |
Zuidoost-Brabant | 85,5 |
Bijlage 5. Aandeel organisaties met nieuwe of overgenomen locaties per arbeidsmarktregio in 2023
In sommige arbeidsmarktregio’s was het aantal organisaties met minimaal één overgenomen of nieuwe locatie te laag om analyses voor weer te geven. In dat geval staat er een “.” in de tabel.
Overgenomen locatie(s) (%) | Nieuwe locatie(s) (%) | |
---|---|---|
Nederland | 3,9 | 20,3 |
Achterhoek | . | 24,2 |
Amersfoort | 5,8 | 25,0 |
Drechtsteden | 14,6 | 19,5 |
Drenthe | 4,8 | 24,2 |
Flevoland | 4,7 | 17,0 |
FoodValley | 10,6 | 27,7 |
Friesland | 4,8 | 20,2 |
Gooi en Vechtstreek | 11,1 | 25,0 |
Gorinchem | . | . |
Groningen | . | 25,8 |
Groot Amsterdam | 2,1 | 13,6 |
Haaglanden | 2,1 | 12,7 |
Helmond-De Peel | 7,1 | 23,8 |
Holland Rijnland | 6,2 | 30,8 |
Midden-Brabant | . | 11,1 |
Midden-Gelderland | . | 16,7 |
Midden-Holland | . | 20,6 |
Midden-Limburg | 6,3 | 16,7 |
Midden-Utrecht | 4,8 | 21,0 |
Noord-Holland Noord | 3,9 | 27,3 |
Noord-Limburg | . | 21,9 |
Noordoost-Brabant | 2,8 | 23,6 |
Regio Zwolle | 4,1 | 29,7 |
Rijk van Nijmegen | . | 16,2 |
Rijnmond | 6,3 | 20,1 |
Rivierenland | . | 16,7 |
Stedendriehoek en Noordwest Veluwe | 4,2 | 26,4 |
Twente | . | 18,9 |
West-Brabant | . | 25,2 |
Zaanstreek/Waterland | . | 32,6 |
Zeeland | . | 21,1 |
Zuid-Holland Centraal | 4,9 | 23,0 |
Zuid-Kennemerland en IJmond | 10,2 | 13,6 |
Zuid-Limburg | 7,4 | 20,6 |
Zuidoost-Brabant | 4,8 | 29,0 |