1. Inleiding
Zorg- en Veiligheidshuizen (ZVH’en) zijn samenwerkingsverbanden die partners uit de strafrechtketen, de zorgketen en gemeenten verbinden in de aanpak van complexe problematiek. De partners analyseren de problematiek en maken een gezamenlijk, persoonlijk plan van aanpak. In dit plan van aanpak kan het gezin en de verdere sociale omgeving meegenomen worden. Het doel van de samenwerking is het terugdringen van criminaliteit, (ernstige) overlast, huiselijk geweld en gevaarsrisico’s. Er zijn ongeveer 30 ZVH’en in Nederland.
De partners in dit samenwerkingsverband hebben behoefte aan meer informatie over de achtergrond en sociale omgeving van hun cliënten om zo gericht(er) beleid te kunnen ontwikkelen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en ICTU hebben daarom in 2021 op verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een pilotonderzoek uitgevoerd. Hierin werd verkend of de datagedreven aanpak, die eerder succesvol toegepast is bij Zicht op Ondermijning (ZoO), ook ingezet kan worden om praktijkvragen van de ZVH’en te beantwoorden. De kracht van die aanpak is dat inhoudsdeskundigen en data-analisten in samenwerking aan vragen uit de praktijk werken. Uit dit pilotonderzoek, waarin het Zorg- en Veiligheidshuis Regio Utrecht (ZVHRU) centraal stond, kwam naar voren dat deze aanpak inderdaad ook succesvol ingezet kan worden om meer zicht te krijgen op zowel de kwetsbaarheid van cliënten van het ZVH als de kwetsbaarheid van hun sociale omgeving. Hiervoor zijn cliënten van ZVHRU vergeleken met personen die geen cliënt zijn van het ZVH, maar die wat betreft demografisch profiel wel vergelijkbaar zijn.
Alle ZVH’en zijn gericht op domeinoverstijgende, complexe zorg- en veiligheidsproblemen en hebben een gemeenschappelijke basiswerkwijze.1) Het overkoepelende doel is om kwetsbare inwoners te helpen en zo een positief maatschappelijk effect te hebben. Elk ZVH kan echter vanuit specifieke regionale problemen en aanwezige kennis en kunde zelf focuspunten aanbrengen. Het pilotonderzoek is enkel uitgevoerd voor één ZVH. BZK en ICTU hebben het CBS daarom gevraagd om een vervolgonderzoek uit te voeren rondom de vraag: Kan de datagedreven aanpak ook succesvol toegepast op andere ZVH’en? En leidt dit tot vergelijkbare of juist andere inzichten? Het huidige onderzoek is daarmee een vervolg op het eerder uitgevoerde pilotonderzoek.
In het voorliggende onderzoek wordt gekeken naar jeugdige cliënten van het ZVH Hollands Midden (ZVHHM).2) Net als bij het pilotonderzoek is bij dit vervolgonderzoek het doel om zowel relevante inzichten voor ZVHHM te genereren als ook om van het onderzoeksproces te leren: Hoe kan dit datagedreven onderzoek inzichten geven voor de ZVH’en en wat zijn de mogelijkheden voor opschaling naar andere ZVH’en? De wens van BZK en ICTU is om uiteindelijk door deze aanpak voor alle, of in ieder geval zo veel mogelijk, ZVH’en meer zicht te krijgen op het profiel en de sociale omgeving van cliënten.
Het voorliggende vervolgonderzoek is enerzijds een verbreding van het eerder uitgevoerde pilotonderzoek in de zin dat onderzocht wordt in hoeverre de onderzoeksaanpak die gebruikt is bij ZVHRU ook toegepast kan worden op ZVHHM. Anderzijds wordt in dit onderzoek ook een verdiepingsslag gemaakt. Het ZVHHM bestaat uit meerdere diensten en teams.3) Zo is er het Jeugd Preventie Team (JPT). Dit team biedt kortdurende interventies aan jongeren die in aanraking zijn gekomen met de politie of vatbaar zijn om crimineel gedrag te ontwikkelen. Het doel is het voorkomen en terugdringen van jeugdcriminaliteit in een vroeg stadium. Een ander team dat onder het ZVHHM valt is het team Veiligheidshuis. Dit team focust op personen die een opeenstapeling hebben van persoonlijke problemen en (daardoor) overlast veroorzaken of crimineel gedrag vertonen. Zij helpen de cliënten niet direct, maar doen dit door partners in het samenwerkingsverband samen te brengen. Doordat de aangemelde personen door meerdere partners besproken worden kan een integraal plan van aanpak opgesteld worden. In dit onderzoek wordt expliciet gekeken naar verschillen tussen de cliënten van deze twee teams wat betreft kwetsbaarheid van de cliënten zelf en hun sociale omgeving.4)
Meer specifiek staan de volgende vier onderzoeksvragen centraal staan:
- Wat is het profiel van cliënten die hulp krijgen van ZVHHM en hoe kwetsbaar is deze groep?
- Hoe kwetsbaar is de sociale omgeving van personen die hulp krijgen van ZVHHM?
- Wat zijn de verschillen binnen ZVHHM (tussen cliënten van het team Veiligheidshuis en cliënten van het JPT)?
- Wat zijn op hoofdlijnen verschillen en overeenkomsten tussen ZVHHM en ZVHRU?
De antwoorden op de eerste twee vragen geven ZVHHM meer zicht op de kwetsbaarheid van hun cliënten. Enerzijds gaat het dan om inzicht in de kenmerken van de cliënt zelf en anderzijds om kenmerken van personen in zijn/haar sociale omgeving. Uiteraard weet het ZVH dat zij te maken heeft met kwetsbare personen met kwetsbare netwerken, maar cijfers over hoe afwijkend de risico- en beschermingsfactoren zijn waar ZVH-cliënten zelf en in hun potentiële sociale omgeving mee te maken hebben, zijn er nog niet. Zicht op wat hun populatie uniek maakt, is van belang voor de ontwikkeling van effectief beleid. De derde vraag biedt verdieping door in te gaan op de verschillen binnen het ZVH. In de laatste vraag staat de verbreding ten opzichte van het pilotonderzoek centraal: wat zijn de verschillen en de overeenkomsten tussen ZVHRU en ZVHHM?
Om dit onderzoek uit te kunnen voeren heeft ZVHHM via een beveiligde omgeving Burgerservicenummers (BSN’s) van hun cliënten aan het CBS geleverd. Op basis van deze BSN’s heeft het CBS een gepseudonimiseerde koppelsleutel toegevoegd aan het geleverde bestand (en zijn de BSN’s verwijderd). Deze koppelsleutel is een persoonlijk nummer dat alle personen in de basisregistratie personen (BRP) bij het CBS hebben en dat buiten het CBS betekenisloos is (het is onmogelijk om dit nummer te herleiden naar specifieke personen). Op basis van deze koppelsleutel zijn de benodigde bestanden aan elkaar gekoppeld. De privacy van de cliënten van ZVHHM heeft gedurende het gehele onderzoeksproces centraal gestaan. Slechts een beperkt aantal personen binnen het CBS is betrokken bij dit proces van pseudonimiseren. Voor de overige personen binnen het CBS, en dus ook voor de onderzoekers van dit project, zijn de BSN’s niet zichtbaar geweest in de bestanden waarmee gewerkt is . Ook zijn de resultaten in dit rapport nooit tot individuele personen herleidbaar, doordat gegevens enkel op geaggregeerd niveau gepubliceerd worden. Meer informatie over privacy en bescherming van gegevens door het CBS is te lezen op de CBS website.
In hoofdstuk twee van dit rapport worden de kenmerken van de cliënten van ZVHHM beschreven. Er wordt een demografisch profiel van de cliënten geschetst en vervolgens wordt op verschillende domeinen weergegeven hoe kwetsbaar de groep cliënten is. Hiervoor wordt een vergelijking gemaakt met personen die niet geholpen worden door het ZVHHM, maar wel een vergelijkbaar demografisch profiel hebben. In dit hoofdstuk wordt expliciet ingegaan op de verschillen tussen het team Veiligheidshuis en het JPT en waar mogelijk wordt ook de vergelijking gemaakt met ZVHRU. In het derde hoofdstuk wordt beschreven in hoeverre de cliënten van ZVHHM omringd worden door (andere) kwetsbare personen. Hiervoor wordt naar meerdere sociale omgevingen gekeken (huisgenoten, familieleden, klasgenoten, collega’s en buren) en naar meerdere domeinen van kwetsbaarheid. Ook in dit hoofdstuk wordt gekeken naar verschillen binnen ZVHHM (tussen cliënten van het team Veiligheidshuis en het JPT) en waar mogelijk de vergelijking gemaakt met het beeld dat in het pilotonderzoek naar ZVHRU naar voren kwam. Het rapport sluit af met de conclusies van het onderzoek en een blik naar de toekomst waarbij gekeken wordt naar lessen en mogelijkheden voor verder vervolgonderzoek.
2) De resultaten van het pilotonderzoek zijn na publicatie voorgelegd aan ZVH’s. Daarbij is de vraag uitgezet of er interesse was om deel te nemen aan een vervolgonderzoek. ZVHHM heeft zich hiervoor aangemeld. Er zijn verkennende gesprekken geweest met een ander ZVH om ook deel te nemen aan dit vervolgonderzoek. De gewenste doelgroep in dit ZVH was echter niet voldoende omvangrijk om statistisch betrouwbare analyses uit te voeren.
3) Zie: Zorg- en Veiligheidshuizen.
4) Ook binnen ZVHRU worden meerdere groepen onderscheiden. De verschillen wat betreft kwetsbaarheid tussen deze groepen bleken echter niet groot genoeg om aparte analyses uit te voeren. In dit vervolgonderzoek wordt dit wel gedaan door binnen ZVHHM het team Veiligheidshuis en JPT met elkaar te vergelijken.