De vo-indicator voor praktijkonderwijs
Over deze publicatie
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) stelt budget beschikbaar om onderwijsachterstanden in het voortgezet onderwijs (vo) tegen te gaan. Op dit moment wordt dit budget verdeeld op basis van het percentage leerlingen op een vestiging dat in een apc-gebied woont. Wonen in een apc-gebied is echter een vrij grove indicatie van de kans op onderwijsachterstand. OCW is daarom op zoek naar een betere verdeelsleutel.
Eerder heeft het CBS een model ontwikkeld om per leerling de kans op onderwijsachterstand te berekenen. Hiervoor wordt naar meerdere kenmerken gekeken (opleidingsniveau en herkomst van de ouders, de verblijfsduur van de moeder in Nederland en of de ouders een schuldsaneringstraject doorlopen). Dit model geeft een betere verklaring voor de kans op onderwijsachterstand dan het gebied waarin leerlingen wonen.
OCW financiert niet op het niveau van leerlingen, maar op het niveau van onderwijsinstellingen. Daarom moeten de kansen op onderwijsachterstand van de leerlingen op een vestiging opgeteld worden zodat per vestiging een achterstandsscore berekend kan worden. Op basis van deze achterstandsscores kan dan het budget verdeeld worden. Dit optellen kan op meerdere manieren. OCW moet daarom meerdere beleidskeuzes maken. Het effect van de verschillende keuzes op de (her)verdeling van het budget is door het CBS cijfermatig in kaart gebracht.
OCW heeft besloten om het praktijkonderwijs (pro) apart te financieren als het gaat om de verdeling van het budget om onderwijsachterstanden tegen te gaan. In dit rapport wordt de ontwikkeling en uitwerking van de nieuwe verdeelsleutel voor pro beschreven. OCW streeft ernaar om deze nieuwe verdeelsleutel in 2024 te implementeren.