Samenvatting
De gemeente Den Haag telde op 1 oktober 2018 ruim 27 duizend bijstandsontvangers. Uit de bijstandsmonitor blijkt dat een groot deel van de bijstandsontvangers niet uitstroomt naar werk. De sociale omgeving van bijstandsontvangers kan hierin een belangrijke rol spelen. Verschilt deze bijvoorbeeld met die van werkenden in Den Haag of met die van bijstandsontvangers in de overige steden van de G4?
De gemeente Den Haag heeft daarom aan het Urban Data Center (UDC) Den Haag van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gevraagd een verkennende netwerkanalyse uit te voeren om inzicht te krijgen in de sociale omgeving van bijstandsontvangers. Daarbij is het unieke persoonsnetwerkenbestand van het CBS gebruikt om de kwetsbaarheid van familieleden en meest dichtstbijzijnde buren van bijstandsontvangers in Den Haag in kaart te brengen. Hierbij wordt een vergelijking gemaakt met de sociale omgeving van enerzijds Haagse werkenden die al dan niet arm zijn en anderzijds bijstandsontvangers in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht. De kenmerken van deze potentiële persoonsnetwerken zijn op 3 thema’s onderzocht: sociaaleconomische positie, voorzieningengebruik en zorg.
Voordat de persoonsnetwerken onderzocht zijn, is eerst gekeken naar de demografische kenmerken (geslacht, leeftijd, herkomst, huishoudenssituatie) van de onderzoeksgroepen. Om een zinvolle vergelijking van de kwetsbaarheid van de sociale omgeving tussen groepen te kunnen maken is het namelijk van belang dat de demografische achtergrondkenmerken van de Haagse bijstandsontvangers niet te veel verschillen van die van de vergelijkingsgroepen. De Haagse bijstandsontvangers zijn in demografisch opzicht vergelijkbaar met de meeste vergelijkingsgroepen, met uitzondering van de groep Haagse niet-arme werkenden. Met een speciale techniek (propensity score matching) is een vergelijkbare groep niet-arme werkenden samengesteld. Verschillen in de kwetsbaarheid van de sociale omgeving tussen de groepen zijn daardoor niet het resultaat van initiële verschillen op deze demografische kenmerken.
Vervolgens is de mate van kwetsbaarheid van de sociale omgeving van bijstandsontvangers in kaart gebracht. Tussen familieleden van de verschillende groepen bijstandsontvangers in de G4 zijn, behalve op het thema zorg, enkel minieme verschillen te zien. De kwetsbaarheid van de meest dichtstbijzijnde buren van de verschillende groepen bijstandsontvangers verschilt wel, waarbij de buren van bijstandsontvangers in Den Haag en Rotterdam gemiddeld vaker kwetsbaar zijn dan de buren van bijstandsontvangers in Amsterdam en Utrecht. Vergelijkbare resultaten zijn gevonden voor alle onderzochte kenmerken op het gebied van sociaaleconomische positie en voorzieningengebruik. De resultaten op het gebied van zorg wijken af van de twee andere thema’s. De groep Haagse bijstandsontvangers heeft een hoger percentage gezondheidsproblemen in zowel het familie- als burennetwerk, gevolgd door de bijstandsontvangers uit Rotterdam, Utrecht en Amsterdam.
De familieleden en buren van Haagse bijstandsontvangers zijn vaker kwetsbaar dan die van Haagse werkenden die al dan niet arm zijn. Daarbij zijn de verschillen tussen de bijstandsontvangers en de niet-arme werkenden het grootst. Dit patroon is vooral bij de sociaaleconomische kenmerken terug te zien. De grootste verschillen tussen de Haagse onderzoeksgroepen zijn zichtbaar bij armoede. Gemiddeld zijn familieleden van Haagse bijstandsontvangers bijna 1,5 en 2 keer zo vaak arm in vergelijking met familieleden van respectievelijk werkende armen en niet-arme werkenden. Wat verder opvalt is dat voor de meeste groepen en kenmerken het gemiddelde percentage armoede in het burennetwerk hoger ligt dan het percentage in het familienetwerk. De verschillen in kwetsbaarheid op het gebied van zorg zijn zowel voor het familienetwerk als het burennetwerk tussen de Haagse vergelijkingsgroepen minder groot.
Om de verschillen tussen de Haagse vergelijkingsgroepen omtrent de aanwezigheid van armoede in het familienetwerk nader te onderzoeken zijn twee verdiepende analyses uitgevoerd. Ten eerste is gekeken naar verschillen tussen wijken. Het blijkt dat er, voor alle Haagse onderzoeksgroepen, verschillen tussen wijken zichtbaar zijn. Dit betekent dat de familieleden van Haagse bijstandsontvangers of al dan niet arme werkenden in de ene wijk kwetsbaarder zijn dan de familieleden van dezelfde groep in een andere wijk. Uit een tweede, meer verkennende, analyse blijkt dat armoede vaker voorkomt onder elk type familielid van bijstandsontvangers ten opzichte van de twee andere Haagse groepen. Armoede speelt dus in de bredere familie. Daarnaast komt armoede vaker voor onder relaties die dichter bij de persoon zelf staan.