1. Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Den Haag heeft behoefte aan inzicht in de sociale omgeving van inwoners die bijstand ontvangen. Door wie worden zij omringd? Deze behoefte wordt gevoed door twee ontwikkelingen. Om te beginnen blijkt uit de resultaten van de bijstandsmonitor dat een groot deel van de Haagse bijstandsontvangers niet uitstroomt naar werk. De sociale omgeving van bijstandsontvangers kan hierin een belangrijke rol spelen. Maar hoe die omgeving eruit ziet, en of die bijvoorbeeld verschilt met de omgeving van werkenden, is nog onbekend. Een netwerkanalyse kan daar verandering in brengen. Een goed begrip van de problematiek is belangrijk om effectief beleid te kunnen ontwikkelen.
Daarnaast blijken in de gemeente Den Haag meer personen bijstand te ontvangen dan het BUIG verdeelmodel voorspelt. Uit eigen onderzoek van de gemeente blijkt dat dit onder andere komt doordat in Den Haag een slechte gezondheid vaker samengaat met bijstand dan dit verdeelmodel voorspelt. Ook een afwijkende sociale omgeving, met een concentratie van multiproblematiek, zou een reden kunnen zijn voor het surplus aan bijstandsuitkeringen in Den Haag. Vanuit dit oogpunt is het van meerwaarde te onderzoeken of de sociale omgeving van bijstandsontvangers in Den Haag verschilt van die in de andere gemeenten die deel uitmaken van de G4.
1.2 Opzet
Om meer inzicht te krijgen in de sociale omgeving van bijstandsontvangers heeft de gemeente Den Haag aan het Urban Data Center (UDC) Den Haag van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gevraagd om verkennende netwerkanalyses uit te voeren. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een innovatieve methode die het CBS heeft ontwikkeld om op basis van registraties voor alle inwoners in Nederland verschillende type potentiële persoonsnetwerken (familieleden, huisgenoten, buren, klasgenoten en collega’s) af te leiden. Het resulterende unieke persoonsnetwerkenbestand kan op tal van manieren worden gebruikt om meer inzicht te krijgen in de sociale omgeving van bijstandsontvangers.
Het UDC Den Haag heeft samen met de gemeente Den Haag iteratief verkend welke toepassingen de meeste meerwaarde hebben. Aangezien bijstandsontvangers vaak geen collega’s of klasgenoten hebben, en de huisgenoten van bijstandsontvangers over het algemeen een vergelijkbare sociaaleconomische status kennen, is er voor gekozen alleen familie- en burennetwerken te onderzoeken. Deze familieleden wonen niet alleen in Den Haag, maar kunnen ook in de rest van Nederland wonen. Verder heeft de gemeente behoefte aan een breed beeld van de potentiële persoonsnetwerken van de geselecteerde onderzoeksgroepen. Daarom is besloten deze zowel in sociaaleconomisch opzicht (verschilt bijvoorbeeld het aandeel potentiële contacten dat werkt, of arm is) als op het gebied van voorzieningengebruik en zorg met elkaar te vergelijken. Gezien de twee aanleidingen voor dit onderzoek is verder gekozen om de sociale omgeving van Haagse bijstandsontvangers enerzijds te vergelijken met die van werkenden die al dan niet arm zijn in Den Haag, en anderzijds met de omgeving van bijstandsontvangers in de andere steden binnen de G4. Al deze gemaakte keuzes leiden uiteindelijk tot de volgende centrale onderzoeksvraag:
In hoeverre verschilt het familie- en burennetwerk van bijstandsontvangers in Den Haag in sociaaleconomisch opzicht en op het gebied van voorzieningengebruik en zorg van dat van, al dan niet arme, werkenden in Den Haag, en bijstandsontvangers in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht?
Behalve dat de centrale onderzoeksvraag wordt beantwoord, is eveneens verdiepend onderzoek uitgevoerd om één van de belangrijkst bevindingen nader te duiden: namelijk dat de familieleden van Haagse bijstandsontvangers aanzienlijk armer zijn dan die van, al dan niet arme, werkenden in Den Haag. Allereerst is gekeken of er regionale verschillen zijn: verschilt het percentage armen in de netwerken van bijstandsontvangers tussen Haagse wijken? Vervolgens zijn de verschillende familieleden binnen het familienetwerk nader onderzocht. Zijn er verschillen in armoede te zien tussen generaties of in hoe ver familieleden van bijstandsontvangers afstaan?
1.3 Leeswijzer
In het vervolg van dit rapport staan de belangrijkste bevindingen uit de analyses centraal. In hoofdstuk 2 worden eerst de verschillende onderzoeksgroepen en hun demografische kenmerken kort besproken. Hoofdstuk 3 geeft antwoord op de hoofdvraag, en hoofdstuk 4 beschrijft de uitkomsten uit de verdiepende analyses omtrent armoede in het familienetwerk van bijstandsontvangers. Het rapport sluit af met de belangrijkste conclusies.