Auteur: Hans Schmeets
De Heitjes en het sociaal kapitaal in Heerlen

5. Sociaal kapitaal en welzijn

In het voorgaande is ingegaan op het zogenoemde ‘sociaal kapitaal’, en de twee pijlers: de participatie en het vertrouwen. Het meedoen met de samenleving, samen met het vertrouwen in andere personen en het vertrouwen in instituties, vormen een afspiegeling van de mate waarin personen deelnemen aan sociale netwerken met gemeenschappelijke waarden (Van Beuningen en Schmeets, 2013). Tevens is vermeld dat uit diverse internationale studies naar voren is gebracht dat het sociaal kapitaal niet alleen gunstig is voor de welvaart, maar ook voor het welzijn.

Ook voor Nederland zijn er duidelijke indicaties dat diverse manieren van het participeren gepaard gaat met meer welzijn. Zo zijn mensen meer gelukkig en tevreden met hun eigen leven naarmate ze meer sociale contacten onderhouden en sterker het gevoel hebben belangrijk te zijn voor anderen (Mars en Schmeets, 2011; Van Beuningen en Moonen, 2014; CBS, 2015; Coumans en Schmeets, 2020). Ook hebben mensen die zich inzetten als vrijwilliger meer welzijn (Schmeets en Arends, 2020). Zo zijn vrijwilligers meer tevreden met hun eigen leven, met hun sociale contacten en met hun psychische gezondheid dan mensen die geen vrijwilligerswerk doen. Daarnaast voelen de mensen die zich inzetten als vrijwilliger voor bijvoorbeeld scholen, sportclubs, culturele verenigingen, zorgorganisaties, wijken en buurten, zich gelukkiger en meer tevreden op een aantal welzijnsaspecten.

Deze twee vormen worden voor dit artikel gerelateerd aan het sociaal kapitaal en de twee pijlers daarvan: de participatie en het vertrouwen. Naast deze twee korte varianten om het welzijn te bepalen is door het CBS een bredere welzijnsindex ontwikkeld, op basis van acht onderdelen ontleend aan een studie over ‘bredere welvaart’ (Stiglitz, Sen en Fitoussi, 2009). Een van die 8 onderdelen is het vertrouwen in rechters, politie en de Tweede Kamer. Aangezien deze drie vertrouwensaspecten ook deel uitmaken van de sociaal kapitaal index (zie figuur 2.1), beperken we ons tot de twee korte varianten: het geluk en de tevredenheid met het eigen leven.

In het vorige essay is uitgebreid ingegaan op het welzijn in de vorm van het ervaren geluk, de tevredenheid met het eigen leven, en de bredere welzijnsindex (Schmeets en Tummers, 2022). De verwachting dat Heerlen ook onderaan op de welzijnsladder zou staan werd bevestigd. En ook is gebleken dat het welzijn in Heerlen-zuid groter is dan in Heerlen-noord. Heerlen staat voor zowel geluk als tevredenheid met het eigen leven bij de vijf laagst scorende grote steden. Ook op de bredere welzijnsindex komt naar voren dat Heerlen lage posities inneemt, zowel qua gemiddeld rapportcijfer als bij het aandeel met een hoog welzijn. Wel valt op dat de discrepantie tussen Heerlen en het landelijke gemiddelde bij het ervaren geluk minder groot is dan bij de tevredenheid met het leven en de bredere welzijnsindex die vooral opgebouwd is uit tevredenheidsaspecten. Blijkbaar zorgt het welzijn in de vorm van affectie, het geluksgevoel, dat te typeren is als momentopname voor een minder scherp contrast dan de tevredenheid waarbij meer een positie wordt ingenomen op basis van een cognitieve inschatting.

Een eerste zicht op de samenhang tussen het sociaal kapitaal en het welzijn bieden de correlaties. Daaruit blijkt dat in Heerlen het sociaal kapitaal, alsook de participatie en het vertrouwen, gerelateerd zijn aan zowel het ervaren geluk als de tevredenheid met het eigen leven. Dat geldt ook voor de beide stadsdelen. Wel valt op dat de samenhang tussen de participatie en de tevredenheid met het eigen leven in Heerlen-zuid sterker is (Pearson’s R = 0,20), dan in Heerlen-noord (R = 0,11).

5.1 Correlaties van participatie, vertrouwen en sociaal kapitaal met welzijn in Heerlen, 2020
Heerlen-noordHeerlen-zuid Heerlen
Ervaren geluk Tevreden leven Ervaren geluk Tevreden leven Ervaren geluk Tevreden leven
Participatie0,140,110,180,200,170,15
Vertrouwen0,190,210,160,210,180,22
Sociaal kapitaal0,210,210,200,250,220,24

In het vorige essay (Schmeets en Tummers, 2022) is ingegaan op de relatie tussen een aantal bevolkingskenmerken en het welzijn in Heerlen, alsook in de twee stadsgebieden. Daaruit kwam naar vooral naar voren dat zowel het opleidingsniveau als het door het huishouden te besteden inkomen gerelateerd is aan het welzijn. De hoger opgeleiden zijn beduidend gelukkiger en meer tevreden met het leven dan zowel de lager- als middelbaar opgeleiden. En de groep met een hoog inkomen scoort beduidend hoger op beide welzijnsaspecten dan de groep met een laag inkomen. Maar ook verschillen andere bevolkingsgroepen in het welzijn. Zo zijn vrouwen iets meer tevreden met het eigen leven dan mannen, en is het welzijn iets hoger bij ouderen dan bij jongeren. Ook landelijke cijfers bevestigen dit beeld, alsook dat het welzijn van mensen met een migratieachtergrond lager is ten opzichte van de Nederlandse groep (CBS, 2022).

De analyses krijgen een vervolg door na te gaan of, en zo ja in welke mate, het sociaal kapitaal en de beide bouwstenen van dit kapitaal gerelateerd zijn aan het welzijn van de Heerlense bevolking. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een model waarin behalve het sociaal kapitaal ook andere kenmerken zijn opgenomen die mogelijk gerelateerd zijn aan het sociaal kapitaal en/of welzijn. Dit zijn, naast de reguliere bevolkingskenmerken zoals leeftijd (in drie groepen), geslacht, burgerlijke staat en de migratieachtergrond, de beide hulpbronnen opleiding en inkomen, alsook de tevredenheid met de gezondheid. Daaruit komt naar voren dat de ervaren gezondheid veruit de sterkste samenhang heeft met het welzijn. Dat geldt zowel voor het ervaren geluk (beta = 0,58) als de tevredenheid met het eigen leven (0,58). Maar, ook na controle voor deze kenmerken, blijft het sociaal kapitaal relevant voor het geluk (0,11) en de satisfactie met het leven (0,10). De andere kenmerken doen weinig. Indien in plaats van het sociaal kapitaal, de beide bouwstenen in het model worden opgenomen dan dragen beide onderdelen, de participatie met een coëfficiënt van 0,05 en het vertrouwen met de waarde van 0,08, bij aan het geluk. En, met respectievelijk bijdragen van 0,08 en 0,04, dragen de participatie en het vertrouwen bij aan de tevredenheid met het eigen leven.

Vervolgens is onderzocht of de beide deelgebieden van Heerlen een identiek patroon laten zien in de voorspellers van het welzijn. In Heerlen-noord is ook het sociaal kapitaal relevant voor zowel het geluk (0,08) als voor de tevredenheid met het leven (0,10). Tevens laat het model waarin zowel participatie als vertrouwen is opgenomen, zien dat in Heerlen-noord de participatie geen rol speelt bij het geluk. En daarnaast blijkt dat het vertrouwen niet relevant is voor de tevredenheid met het leven. In Heerlen-zuid is eveneens het sociaal kapitaal gerelateerd aan het rapportcijfer voor het geluk (0,14) als het cijfer voor de tevredenheid met het eigen leven (0,09). En de opname van de beide bouwstenen leert dat de participatie (0,09) en het vertrouwen (0,09) bijdragen aan het geluk, maar dat uitsluitend de participatie relevant is voor het rapportcijfer dat de inwoners van het zuidelijke woongebied geven voor hun eigen leven (0,09). Samenvattend leren deze resultaten dat de beide deelgebieden niet veel verschillen in de mechanismen die van belang zijn voor het welzijn.