4. Het sociaal kapitaal in Heerlen in 2020
4.1 Het sociaal kapitaal in Heerlen
In eerdere essays is er op gewezen dat rekening gehouden dient te worden met mogelijke samenhang met de coronapandemie. Immers: de dataverzameling vond plaats in de periode april tot september 2020. Voor een optimale vergelijking is het derhalve van belang om ook voor de drie indexen na te gaan of er verschuivingen hebben plaatsgevonden. De gemiddelde scores liggen in 2020, net als die op basis van de periode 2012-2019, iets onder de 0,000: participatie (-0,046), vertrouwen (-0,023) en sociaal kapitaal (-0,041). Dat deze scores negatief zijn komt doordat rekening is gehouden met de onder- en oververtegenwoordiging van bepaalde bevolkingsgroepen. Groepen die minder meedoen met de samenleving en minder vertrouwen hebben, doen ook minder vaak mee met het onderzoek. En deze groepen tellen, na de correctie door middel van een herweging, meer mee om de scores vast te stellen.
De participatie daalt na het eerste kwartaal van 2020 (zie figuur 4.1). Bij het vertrouwen is een trend in de omgekeerde richting: na het eerste kwartaal neemt het vertrouwen toe. Bij het sociaal kapitaal is te zien dat de score hoger is in het tweede en vierde kwartaal, dan in het eerste en derde kwartaal. Dit betekent dat in de periode van de aanvullende dataverzameling in Heerlen de gemiddelde participatie in Nederland is afgenomen, terwijl het vertrouwen is gestegen. Het sociaal kapitaal is in deze periode ten opzichte van het eerste kwartaal echter nauwelijks veranderd.
Index | Kwartaal 1 (Score) | Kwartaal 2 (Score) | Kwartaal 3 (Score) | Kwartaal 4 (Score) |
---|---|---|---|---|
Sociaal kapitaal | -0,066 | -0,012 | -0,073 | -0,013 |
Vertrouwen | -0,081 | 0,003 | -0,036 | 0,021 |
Participatie | -0,012 | -0,028 | -0,091 | -0,055 |
De gegevens die in 2020 in Heerlen zijn verzameld leren dat de scores op de drie gebieden, conform de verwachting, negatief zijn (figuur 4.2). Voor participatie is deze -0,078, voor vertrouwen -0,032 en voor het sociaal kapitaal -0,063. Er is bovendien een duidelijke tweedeling in Heerlen. In het noordelijke deelgebied is de participatie, met de score -0,233, veel geringer dan in zuidelijke gebied waar de score 0,148 is. Ook bij het vertrouwen is deze tegenstelling, hoewel minder geprononceerd, te zien: in Heerlen-noord is de score -0,115, in Heerlen-zuid 0,090. De discrepantie tussen de beide gebieden is ook bij het sociaal kapitaal voorhanden: in Heerlen-noord is de score -0,203, in Heerlen-zuid 0,140.
Index | Heerlen-noord (Score) | Heerlen-zuid (Score) | Heerlen (Score) |
---|---|---|---|
Sociaal kapitaal | -0,203 | 0,14 | -0,063 |
Vertrouwen | -0,115 | 0,09 | -0,032 |
Participatie | -0,233 | 0,148 | -0,078 |
Indien in de analyses rekening gehouden wordt met verschillen in de man/vrouw verhouding, leeftijdsverdeling, het onderwijs- en inkomensniveau, en het aandeel met een migratieachtergrond tussen de twee gebieden, dan worden deze verschillen kleiner (figuur 4.3). Bij de participatie wordt het verschil gereduceerd van 0,381 naar 0,253, en bij het vertrouwen van 0,205 naar 0,092. Dit houdt in dat er ook na correctie voor vooral het verschil in opleiding en inkomen tussen de beide gebieden, Heerlen-noord nog steeds fors achter blijft in de participatie ten opzichte van Heerlen-zuid (p < 0,001), terwijl er geen verschil meer is in het vertrouwen (p > 0,1). Ook bij de meetlat nemen de verschillen af, van 0,343 naar 0,196, maar blijven duidelijk voorhanden (p < 0,001).
Onderwerp | Index | Heerlen-noord | Heerlen-zuid |
---|---|---|---|
Sociaal kapitaal | Voor correctie | -0,203 | 0,14 |
Sociaal kapitaal | Na correctie | -0,126 | 0,07 |
Vertrouwen | Voor correctie | -0,115 | 0,09 |
Vertrouwen | Na correctie | -0,062 | 0,03 |
Participatie | Voor correctie | -0,233 | 0,148 |
Participatie | Na correctie | -0,159 | 0,094 |
1) Gecorrigeerd voor geslacht, leeftijd, opleiding en inkomen huishouden |
Aanvullende analyses laten zien dat in Heerlen de participatie, het vertrouwen en het sociaal kapitaal gerelateerd zijn aan een aantal bevolkingskenmerken en dat deze relaties niet altijd in beide deelgebieden gelijk zijn (Tabel 4.4). Mannen en vrouwen verschillen in Heerlen niet van elkaar in de scores op de drie indexen. Dat is ook het geval bij de twee stadsdelen. Een uitzondering is de participatie in Heerlen-zuid: mannen doen daar iets meer mee met de samenleving dan vrouwen. Wel is er een duidelijk verschil tussen de leeftijdsgroepen. Vooral de 35-tot 55-jarigen participeren meer in de samenleving, zoals in hun sociale contacten, de inzet als vrijwilliger en het actief zijn in verenigingen ten opzichte van vooral de 55-plussers. De jongste leeftijdsgroep neemt een middenpositie in. Bij het vertrouwen is te zien dat zowel de jongste als de middelbare leeftijdsgroep zich onderscheidt door een groter vertrouwen dan de 55-plussers. Dit vertaalt zich in het sociaal kapitaal door de laagste score bij de 55-plussers, gevolgd door de groep van 15 tot 35 jaar, en de hoogste score bij de groep van 35 tot 55 jaar. Dergelijke leeftijdsdiscrepanties zijn in grote lijnen ook te zien in de beide gebieden. Een uitzondering is het vertrouwen: waar in Heerlen-noord de jongste groep het meeste vertrouwen laat zien, is dat in Heerlen-zuid de middelbare leeftijdsgroep.
De groep die gescheiden of verweduwd is, scoort op de drie gebieden lager dan zowel de gehuwden als de ongehuwden. Dat patroon is zowel in het noordelijke als in het zuidelijke deelgebied te zien, waarbij de zwakke relatie tussen de burgerlijke staat en de participatie in Heerlen echter wegvalt indien specifiek naar de beide staddelen gekeken wordt. Ook verschilt de relatie met de migratieachtergrond tussen beide gebieden: waar in Heerlen-noord de groep met een Nederlandse achtergrond op de drie gebieden hoger scoort dan de groep met een migratieachtergrond, vooral op participatie en sociaal kapitaal, is dit niet het geval in Heerlen-zuid. Alleen participeert in het zuidelijke deel de Nederlandse groep iets meer dan de groep met een migratieachtergrond, maar deze relatie is veel zwakker dan in het noordelijke deelgebied.
Vooral opleiding en het te besteden inkomen in het huishouden zijn relevant voor zowel het meedoen met als het vertrouwen in de samenleving, en dit vertaalt zich in een sterke relatie tussen beide hulpbronnen en het sociaal kapitaal. Hoe hoger de opleiding, hoe meer participatie, vertrouwen en sociaal kapitaal. Dat geldt voor Heerlen, maar ook voor de beide stadsgebieden. Maar deze relaties zijn sterker voorhanden in Heerlen-noord dan in Heerlen-zuid. Daarnaast is de participatie, het vertrouwen en het sociaal kapitaal groter bij de mensen met een hoog inkomen ten opzichte van de groep die minder te besteden heeft, met de kanttekening dat het verschil tussen de beide inkomensgroepen iets minder geprononceerd is bij het vertrouwen. Vooral in het meedoen en het sociaal kapitaal zijn er forse verschillen tussen de lage en hoge inkomens. Dit geldt ook voor de beide stadsdelen, maar het patroon is niet hetzelfde: waar in Heerlen-noord grotere verschillen tussen de opleidingsgroepen voorhanden zijn, zijn in Heerlen-zuid de inkomensverschillen duidelijker te zien dan in Heerlen-noord.
Heerlen-noord | Heerlen-zuid | Heerlen | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Sociaal kapitaal | Vertrouwen | Participatie | Sociaal kapitaal | Vertrouwen | Participatie | Sociaal kapitaal | Vertrouwen | Participatie | |
Geslacht | |||||||||
Man | -0,192 | -0,069 | -0,279 | 0,163 | 0,058 | 0,237 | -0,043 | -0,016 | -0,062 |
Vrouw | -0,212 | -0,159 | -0,19 | 0,116 | 0,123 | 0,053 | -0,083 | -0,048 | -0,094 |
F-waarde | 0,1 | 1,3 | 1,2 | 0,2 | 0,5 | 3,9 | 0,4 | 0,3 | 0,3 |
Significantie | T | ||||||||
Leeftijd | |||||||||
15-34 | -0,028 | 0,097 | -0,192 | 0,073 | 0,050 | 0,072 | 0,014 | 0,077 | -0,082 |
35-54 | -0,136 | -0,099 | -0,126 | 0,395 | 0,263 | 0,400 | 0,063 | 0,037 | 0,071 |
55 en ouder | -0,352 | -0,252 | -0,333 | 0,032 | 0,013 | 0,045 | -0,19 | -0,141 | -0,174 |
F-waarde | 6,5 | 6,5 | 2,6 | 5,6 | 2,7 | 5,4 | 7,4 | 5,4 | 5,5 |
Significantie | ** | ** | T | ** | T | ** | ** | ** | ** |
Burgerlijke staat | |||||||||
Gehuwd | -0,168 | -0,102 | -0,186 | 0,312 | 0,225 | 0,292 | 0,012 | 0,021 | -0,006 |
Gescheiden/verweduwd | -0,421 | -0,316 | -0,376 | -0,036 | -0,059 | 0,014 | -0,249 | -0,201 | -0,202 |
Ongehuwd | -0,125 | -0,022 | -0,213 | 0,074 | 0,043 | 0,083 | -0,042 | 0,005 | -0,089 |
F-waarde | 4,1 | 3,7 | 1,6 | 4,8 | 3,1 | 3,2 | 5,5 | 4,3 | 2,9 |
Significantie | * | * | ** | * | * | ** | * | T | |
Opleiding | |||||||||
Laag | -0,586 | -0,402 | -0,578 | -0,325 | -0,271 | -0,251 | -0,498 | -0,358 | -0,467 |
Middelbaar | -0,134 | -0,093 | -0,131 | 0,205 | 0,132 | 0,215 | 0,012 | 0,003 | 0,018 |
Hoog | 0,526 | 0,468 | 0,367 | 0,544 | 0,386 | 0,519 | 0,535 | 0,426 | 0,444 |
F-waarde | 62,5 | 34,1 | 42,3 | 28 | 15,6 | 21,3 | 94,5 | 50,9 | 69,7 |
Significantie | *** | *** | *** | *** | *** | *** | *** | *** | *** |
Besteedbaar huishoudensinkomen | |||||||||
Laag | -0,358 | -0,207 | -0,407 | -0,164 | -0,13 | -0,138 | -0,294 | -0,182 | -0,318 |
Hoog | 0,039 | 0,036 | 0,026 | 0,401 | 0,264 | 0,410 | 0,217 | 0,148 | 0,215 |
F-waarde | 25,6 | 9 | 28,6 | 38,7 | 18,3 | 36,4 | 74,8 | 30,2 | 78 |
Significantie | *** | ** | *** | *** | ** | *** | *** | *** | *** |
Migratieachtergrond | |||||||||
Nederlands | -0,092 | -0,06 | -0,096 | 0,175 | 0,103 | 0,197 | 0,024 | 0,011 | 0,031 |
Niet-Nederlands | -0,435 | -0,232 | -0,522 | 0,029 | 0,047 | -0,009 | -0,278 | -0,138 | -0,349 |
F-waarde | 17,5 | 4,2 | 25,5 | 1,8 | 0,3 | 3,5 | 21 | 5,1 | 31,7 |
Significantie | *** | * | *** | T | *** | * | *** | ||
T p<0,1;* p<0,05;** p<0,01;*** p<0,001. |
4.2. Verschillen in sociaal kapitaal tussen Heerlen-noord en Heerlen-zuid
In Heerlen-zuid is vooral de bevolking hoger opgeleid en heeft een hoger inkomen dan in Heerlen-noord. Zo is in Heerlen-noord 41 procent laag opgeleid en heeft 61 procent een laag inkomen. In Heerlen-zuid is dat respectievelijk 30 en 44 procent. Tevens wonen, met 32 versus 24 procent, in Heerlen-noord meer personen met een migratieachtergrond (migranten en de tweede generatie) dan in Heerlen-zuid. Er zijn relatief weinig verschillen tussen de beide gebieden qua samenstelling naar geslacht, leeftijd en burgerlijke staat. Om meer zicht te krijgen op de relaties tussen de bevolkingskenmerken en de drie indexen is een aantal regressieanalyses uitgevoerd, waarbij de unieke bijdrage van elk kenmerk naar voren komt. Daaruit blijkt dat in Heerlen-noord alleen opleiding (beta = 0,36), de migratieachtergrond (-0,11) en, hoewel in veel mindere mate, het inkomen (0,08) een rol spelen voor het sociaal kapitaal. Bij het vertrouwen is dat uitsluitend opleiding (0,29) en een geringe bijdrage van de middelbare leeftijdsgroep ten opzichte van de 55-plussers (0,11). En voor de participatie is opleiding (0,29), inkomen (0,13) en de migratieachtergrond (-0,13) relevant. In Heerlen-zuid komen deels andere verbanden naar voren. Zo is voor het sociaal kapitaal, naast de hogere score van de jongste ten opzichte van de oudste leeftijdsgroep (0,09), opleiding (0,27) en inkomen (0,23) van belang. Voor het vertrouwen zijn dat opleiding (0,23) en inkomen (0,14), en voor participatie eveneens opleiding (0,20) en inkomen (0,25). We zien dus, hetgeen grotendeels ook al in de bivariate relaties tot uitdrukking kwam (Tabel 4.4), dat vooral opleiding relevant is voor de scores op de drie indexen in Heerlen-noord. Inkomen speelt daar een veel bescheidener rol in. Ook is opleiding de belangrijkste richtinggever in Heerlen-zuid, maar daar is ook het inkomen relevant. Een andere constatering is dat migratieachtergrond wel van belang is voor de participatie en het sociaal kapitaal in het noordelijke deelgebied, maar geen rol speelt in Heerlen-zuid.