Auteur: Brenda Bos, Robbert Molenaar, Jochem Zweerink
Samenhang tussen problemen en de kans op voortijdig schoolverlaten

Samenvatting

Het ministerie van OCW heeft het CBS gevraagd om te onderzoeken welke problemen van jongeren en hun juridische ouders het sterkst samenhangen met voortijdig schoolverlaten (vsv). Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn er twee verschillende typen analyses uitgevoerd.

Ten eerste zijn er beschrijvende analyses uitgevoerd welke inzicht geven in de achtergrondkenmerken van vsv’ers en niet-vsv’ers en in de aanwezigheid van problemen bij beide groepen. Hierbij is gekeken naar problemen op verschillende gebieden: gezondheid en opvoeding, criminaliteit en slachtofferschap, problematische schulden en demografie.

Ten tweede zijn verdiepende logistische regressieanalyses uitgevoerd om te bepalen welke problemen het sterkst samenhangen met de kans op voortijdig schoolverlaten. In deze analyses is rekening gehouden met de achtergrondkenmerken van de jongeren en het huishouden. Op deze manier wordt de samenhang tussen een bepaald probleem en vsv in kaart gebracht wanneer er gecorrigeerd is voor verschillen in achtergrondkenmerken en de aanwezigheid van andere problemen. 

Vervolgens zijn de inzichten uit beide analyses gecombineerd om te kunnen bepalen welke problemen zowel vaak voorkomen onder jongeren als sterk samenhangen met voortijdig schoolverlaten. De analyses zijn apart uitgevoerd voor het voortgezet onderwijs (vo), middelbaar beroepsonderwijs (mbo) entreeopleiding en mbo niveau 2-4. Hierbij is gekeken naar jongeren in het schooljaar 2017/’18. 

Uit de analyses van het voortgezet onderwijs komt naar voren dat psychosociale problemen van de jongeren vaak voorkomen én een relatief sterke samenhang met de kans op voortijdig schoolverlaten vertonen. Hiernaast valt op dat problematiek op het gebied van criminaliteit de sterkste samenhang met de kans op vsv heeft, maar slechts weinig voorkomt in het vo. Ernstige gezondheidsproblemen van de jongere komen minder vaak voor dan psychosociale problemen maar vaker dan criminaliteitsproblemen. Ernstige gezondheidsproblemen van de jongere hebben wel een zwakkere samenhang met de kans op vsv dan criminaliteitsproblematiek. Psychosociale problemen van de moeder hebben een relatief beperkt effect op de kans op vsv ondanks dat ze het vaakst voorkomen van alle problemen. 

De uitkomsten van de analyses van mbo niveau 2-4 laten ook zien dat psychosociale problemen van de jongere én relatief vaak voorkomen én een relatief grote invloed op de kans op vsv hebben. Problematiek van de jongere op het gebied van problematische schulden, vaak verhuizen of dakloos zijn en criminaliteit behoren eveneens tot de type problemen met grotere effecten op de kans op vsv. Echter komen deze problemen relatief minder en, in het geval van problematische schulden en vaak verhuizen of dakloos zijn, slechts weinig voor. Psychosociale problemen van de moeder hebben een relatief beperkt effect op de kans op vsv van mbo niveau 2-4 studenten maar komen het vaakst voor van alle problemen. Ditzelfde geldt ook voor ernstige gezondheidsproblemen bij de jongere zelf, hoewel deze minder vaak voorkomen dan psychosociale problemen van de moeder.

De populatie studenten met een mbo entreeopleiding is relatief klein in vergelijking met de onderzochte populaties van vo en mbo niveau 2-4. Hierdoor zijn de schattingen met betrekking tot de mbo entreeopleiding minder precies. De uitkomsten moeten met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Wederom zien we dat psychosociale problemen én relatief vaak voorkomen én een relatief grote invloed op de kans op vsv hebben. Criminaliteit en problematische schulden van de jongere hebben grotere effecten op de kans op vsv, maar komen minder vaak voor. Met name problematische schulden komt ten opzichte van andere problemen relatief weinig voor. Problematische schulden van tenminste één van de ouders komt vaker voor en is ook significant gerelateerd aan de kans op vsv. 

Voor elke deelpopulatie concluderen we dat voornamelijk psychosociale problemen van de jongere vaak voorkomen én sterk samenhangen met de kans op voortijdig schoolverlaten. In specifiek het vo en mbo niveau 2-4 spelen psychosociale problemen van de juridische moeder een vergelijkbare rol. Naast psychosociale problemen hangen in alle populaties problemen op het gebied van criminaliteit bij de jongere sterk samen met de kans op vsv. Echter komt deze problematiek relatief weinig voor onder jongeren. 

Er zijn ook verschillen te zien tussen de deelpopulaties. Zo spelen op het voorgezet onderwijs gezondheidsproblemen een grotere rol. Binnen mbo niveau 2-4 komen problematische schulden van de jongere relatief vaak voor én is de samenhang met de kans op vsv relatief sterk. Problematische schulden zijn, zowel bij de jongere zelf als bij hun juridische ouders, vaker aanwezig én vertonen een grote samenhang met vsv bij studenten met een mbo entreeopleiding. 

Tenslotte hebben problemen van de jongeren zelf een duidelijk sterkere samenhang met voortijdig schoolverlaten dan de problemen van hun juridische ouders. Dit is terug te zien in elke deelpopulatie.