1. Inleiding
1.1 Aanleiding en doel van het onderzoek
Eén van de beleidsdoelen van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk jongeren het onderwijs verlaten met een startkwalificatie (Kamerstuk d.d. 22-2-2019). Een startkwalificatie is een diploma op ten minste havo-, vwo- of mbo 2-niveau. Het is bekend dat jongeren met een startkwalificatie een betere positie, zowel op de korte als lange termijn, op de arbeidsmarkt hebben (CPB, 2019. Sinds 2006 is er dan ook beleid om het aandeel van deze voortijdig schoolverlaters (vsv’ers) terug te dringen.
Vanaf schooljaar 2016/’17 was het aandeel jongeren onder de 23 jaar dat het onderwijs verlaat zonder het behalen van een startkwalificatie weer gestegen na een daling in de twee voorgaande schooljaren (2014/’15 en 2015/’16)1). In 2020 heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) daarom in opdracht van OCW onderzocht of een toename van multiproblematiek een mogelijke oorzaak kan zijn van de toename in het aandeel vsv’ers. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat er geen toename is geweest in het aandeel multiproblematiek. Wel trekt dit onderzoek een andere belangrijke conclusie: het aandeel vsv’ers is vier keer hoger bij jongeren met multiproblematiek in vergelijking met jongeren zonder multiproblematiek.
Het begrip multiproblematiek bestaat uit een combinatie van problemen van de jongere zelf en van hun ouders. Denk hierbij aan problemen op het gebied van schulden, criminaliteit en gezondheid. Wanneer er twee of meer problemen aanwezig zijn, is er sprake van multiproblematiek. Hierbij is aangenomen dat elk probleem even belangrijk is. In de praktijk is het mogelijk dat problemen verschillen in het effect dat ze hebben op de kans dat een jongere het onderwijs voortijdig verlaat. Sommige problemen hebben wellicht een veel grotere impact, terwijl andere problemen mogelijk geen of in mindere mate een relatie hebben met voortijdig schoolverlaten.
Het ministerie van OCW heeft aan het CBS gevraagd om te onderzoeken welke problemen van jongeren en hun juridische ouders het sterkst samenhangen met voortijdig schoolverlaten. Dit is onderzocht door verdiepende regressieanalyses uit te voeren waarbij rekening gehouden wordt met de achtergrondkenmerken van de jongeren en het huishouden en de onderliggende verbanden tussen problemen. Om een vollediger beeld van de relevantie van een probleem te geven is daarnaast onderzocht hoe vaak problemen onder vsv’ers en niet-vsv’ers voorkomen. Beide analyses zijn aanvullend aan elkaar. Een bepaald probleem kan vaker voorkomen onder vsv’ers ten opzichte van niet-vsv’ers, maar hangt daarmee niet automatisch samen met de kans op vsv wanneer er gecontroleerd is voor overige problemen en kenmerken van de jongere. Er is besloten om aparte analyses uit te voeren voor het voortgezet onderwijs (vo), middelbaar beroepsonderwijs (mbo) entreeopleiding en mbo niveau 2-4 vanwege verschillen in de aanwezigheid van vsv en de kenmerken van de jongeren tussen deze groepen. Hierbij is gekeken naar leerlingen in het schooljaar 2017/’18.
1.2 Indeling van het rapport
Dit rapport bestaat uit de volgende onderdelen. In hoofdstuk 2 wordt in het kort de aanpak van het onderzoek besproken. In hoofdstuk 3 worden de resultaten voor het voortgezet onderwijs beschreven. Hoofdstuk 4 en 5 bespreken respectievelijk de resultaten voor mbo niveau 2-4 en mbo entreeopleiding. Hierop volgt een conclusie in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7 zal ingaan op de beschrijving van het onderzoek en de gebruikte bronbestanden. In de bijlage is een verwijzing naar de tabellen met de regressieresultaten opgenomen.