Potentiële neveneffecten Wet Normering Topinkomens

7. Beloning bestuurders

De WNT stelt een maximum aan de beloningen van topfunctionarissen in de (semi)publieke sector. Hierdoor bestaat de verwachting dat de beloningen van bestuurders van instellingen die WNT-plichtig zijn na invoering van de WNT zullen afnemen. Het maximum wat in de WNT aan de bezoldiging van bestuurders wordt gesteld is niet in alle jaren gelijk. Zo zijn de maxima in 2015, bij de invoering van de WNT-2, verlaagd. In de andere jaren vond een indexering van het bezoldigingsmaximum plaats waardoor deze licht omhoog ging. Hierdoor is het mogelijk dat er bestuurders zijn waar het inkomen toeneemt. Ook voor bestuurders die minder dan het geldende maximum verdienen is er ruimte voor een toename in het inkomen. Bestuurders die boven het bezoldigingsmaximum verdienen en onder het overgangsrecht 14) vallen zullen echter na vier jaar hun inkomen moeten afbouwen. Ook de samenstelling van de groep WNT-instellingen van belang; wanneer er bijvoorbeeld in een jaar veel nieuwe instellingen onder de WNT vallen die in een lage bezoldigingsklasse vallen, dan kan de gemiddelde beloning afnemen. Er zijn dus veel verschillende mogelijke invloeden op de gemiddelde bezoldiging van bestuurders van WNT-instellingen. In dit hoofdstuk worden deze beloningen in beeld gebracht. Om de beloningen te beschrijven, is allereerst gekeken naar het gemiddelde 15) inkomen van bestuurders. Daarnaast is een indeling gemaakt naar vijf verschillende inkomensklassen en is het aandeel bestuurders wat in elke klasse valt bepaald.

In dit hoofdstuk wordt geen vergelijking gemaakt met instellingen die niet WNT-plichtig zijn. Er zijn grote verschillen tussen WNT- en niet WNT-plichtige instellingen, zoals het aantal werkzame personen en de sector waarin zij opereren. Instellingen die niet WNT-plichtig zijn, zijn gemiddeld kleiner dan instellingen die wel WNT-plichtig zijn. Zelfs wanneer er een selectie op minimale omvang (zie paragraaf 2.1) en een indeling naar kleine, middelgrote en grote instellingen wordt gemaakt (zie paragraaf 2.3.2) is binnen die drie groepen de gemiddelde omvang van de niet WNT-plichtige instellingen substantieel kleiner. Hierdoor is het niet mogelijk om een betrouwbare vergelijking te maken tussen WNT-instellingen en instellingen die niet WNT-plichtig zijn. Daarom is in dit hoofdstuk alleen een beschrijving van het salaris van bestuurders bij WNT-plichtige instellingen opgenomen.

7.1 Totaalbeeld

Het gemiddelde inkomen van bestuurders van WNT-instellingen neemt na invoering van de WNT-1 in 2013 af. Ook na de invoering van de WNT-2 is een afname zichtbaar, maar deze is minder sterk, zie grafiek 7.1.1.
7.1.1 Gemiddeld inkomen bestuurders, WNT-instellingen
JaarWNT-instelling ( euro)
2006133000
2007135000
2008140000
2009143000
2010143000
2011141000
2012141000
2013141000
2014134000
2015126000
2016124000
2017124000
2018123000

De afname van het gemiddelde inkomen wordt veroorzaakt door een toename van het aandeel bestuurders met een inkomen tussen de 50 en 150 duizend euro, zie figuur 7.1.2. Het aandeel bestuurders met een inkomen van 175 duizend euro of meer neemt in dezelfde periode af.
7.1.2 Inkomen bestuurders naar inkomensklasse, WNT-instellingen
JaarMinder dan 50 000 euro (%)50 000 tot 100 000 euro (%)100 000 tot 150 000 euro (%)150 000 tot 175 000 euro (%)175 000 euro of meer (%)
200626,935,912,121,1
20074,225,136,212,322,3
20083,922,935,413,224,6
20093,620,836,313,525,8
20103,920,63612,726,8
20114,720,73612,526,2
20124,322,534,812,525,9
20134,22235,712,625,5
20144,525,835,711,822,1
20155,327,438,31217,1
20165,128,939,112,114,7
20175,428,139,911,715
20184,629,140,11214,2
 
Wanneer een verdeling wordt gemaakt naar instellingen waar ooit een bestuurders heeft gewerkt die in de buurt van het bezoldigingsmaximum heeft verdiend, en instellingen waar dit niet het geval is, valt op dat het inkomen van bestuurders in beide gevallen afneemt na 2013. Pas tijdens de WNT-2 is de afname bij instellingen met een bestuurder met een inkomen in de buurt van het bezoldigingsmaximum sterker dan bij instellingen waar dit niet het geval is.

7.2 Sectoren

7.2.1 Algemeen

Het inkomen van bestuurders binnen de sector algemeen neemt voorafgaand aan de invoering van de WNT toe, zie grafiek 7.2.1.1. Na de invoering van de WNT in 2013 is echter een sterke afname te zien, gevolgd door een lichte toename vanaf 2015.
7.2.1.1 Gemiddeld inkomen bestuurders, sector algemeen
JaarAlgemeen ( euro)
2006109000
2007116000
2008125000
2009129000
2010134000
2011139000
2012142000
2013144000
2014137000
2015126000
2016127000
2017130000
2018130000

7.2.2 Cultuur en Media

Ook in de sector cultuur en media neemt het gemiddelde inkomen van bestuurders af, zie grafiek 7.2.2.1. Deze afname begon enkele jaren voor de invoering van de WNT, namelijk al in 2010. Ook na invoering van de WNT zet de afname door, maar deze is minder sterk dan voor gehele WNT-sector. Deze afname wordt met name veroorzaakt door de culturele instellingen waar in 2014 een sterkere afname zichtbaar is.
7.2.2.1 Gemiddeld inkomen bestuurders, sector cultuur en media
JaarCultuur en media ( euro)
2006
2007
2008143000
2009153000
2010144000
2011142000
2012141000
2013141000
2014140000
2015130000
2016131000
2017128000
2018130000

7.2.3 Zorg

Het gemiddelde inkomen van bestuurders in de zorg neemt vanaf 2014 jaarlijks af. De afname wordt deels veroorzaakt doordat de groep zorginstellingen verandert: het aantal kleine zorginstellingen neemt toe. Bij kleinere instellingen verdienen bestuurders over het algemeen minder, waardoor het gemiddelde inkomen van de totale groep zorgbestuurders afneemt. Maar ook als naar de groepen kleine, middelgrote en grote instellingen apart wordt gekeken, is in elke groep een afname zichtbaar in het gemiddelde loon vanaf 2013. Deze afname is het sterkst voor grote instellingen, zie grafiek 7.2.3.1. In 2018 is voor middelgrote en kleine instellingen echter weer een lichte toename zichtbaar, terwijl voor grote instellingen de afname doorzet.
7.2.3.1 Gemiddeld inkomen bestuurders, sector zorg, naar grootteklasse
JaarKleine instelling ( euro)Middelgrote instelling ( euro)Grote instelling ( euro)
200681000120000185000
200782000123000189000
200889000132000200000
200991000134000197000
201090000135000194000
201190000135000197000
201286000139000198000
201389000146000200000
201487000140000197000
201584000138000191000
201684000136000185000
201782000133000181000
201884000134000180000

7.2.4 Onderwijs

Het gemiddelde inkomen van bestuurders binnen het MBO, HBO en WO ligt hoger dan binnen het PO, VO en de samenwerkingsverbanden, zie figuur 7.2.4.1. In beide groepen neemt het inkomen echter voor invoering van de WNT licht toe, gevolgd door een daling na invoering van de WNT-1 in 2013. In het PO, VO en de samenwerkingsverbanden neemt de gemiddelde beloning na 2015 weer toe. In het MBO, HBO en WO gebeurt dit na 2017.
7.2.4.1 Gemiddeld inkomen bestuurders, subsectoren onderwijs
JaarPO, VO en samenwerkingsverbanden ( euro)MBO, HBO en WO ( euro)
200697000142000
2007102000147000
2008108000154000
2009114000159000
2010115000157000
2011112000157000
2012112000160000
2013114000163000
2014109000160000
2015105000155000
2016109000153000
2017113000153000
2018117000156000

7.2.5 Woningcorporaties

Het gemiddelde inkomen van bestuurders van woningcorporaties neemt voor invoering van de WNT elk jaar licht toe, maar daalt na 2013. Na 2015 blijven de beloningen redelijk stabiel. Ondanks dat het niveau van beloningen verschilt tussen kleine, middelgrote en grote woningcorporaties is de algemene ontwikkeling vergelijkbaar, zie grafiek 7.2.5.1.
7.2.5.1 Gemiddeld inkomen bestuurders, sector woningcorporaties, naar grootteklasse
JaarKleine instelling ( euro)Middelgrote instelling ( euro)Grote instelling ( euro)
2006112000152000186000
2007117000150000188000
2008123000160000194000
2009116000148000192000
2010115000162000195000
2011114000160000196000
2012122000164000194000
2013117000162000199000
2014105000158000190000
201599000141000169000
201697000142000165000
2017103000142000166000
2018101000141000165000

14) Topfunctionarissen die onder het overgangsrecht vallen hebben de eerste vier jaar recht op behoud van de voordien overeengekomen bezoldiging. In de volgende drie jaar bestaat de verplichting tot afbouw naar het dan geldende WNT-bezoldigingsmaximum.
15) Bij de berekening van het gemiddelde zijn extreme, mogelijk onjuiste, inkomens uitgesloten om deze het beeld niet te laten vertekenen.