Samenvatting
De analyses over verdeling van de brede welvaart leveren voor 13 indicatoren inzicht op over de situatie in 2022 (voor inkomen, vermogen en slachtofferschap 2021) en de ontwikkeling sinds 2019 voor bevolkingsgroepen naar geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en herkomst/geboorteland. Daarnaast ontstaat een beeld van of en hoe gunstige en ongunstige uitkomsten zich stapelen bij individuen en wat de kenmerken van die individuen zijn.
De figuur hieronder geeft in één beeld een overzicht van de verdeling van de brede welvaart in 2022 (2021 voor inkomen, vermogen en slachtofferschap) en de relatieve ontwikkelingen sinds 2019. De details per indicator zijn te vinden op de pagina Indicatoren.
Geslacht
Leeftijd
Onderwijsniveau
Herkomst/geboorteland
Samenvatting van de resultaten
Indicatoren: verschil tussen 2019 en 2022
Stapeling: situatie in 2022
Stapeling: verschillen ten opzichte van 2019
Samenvatting van de resultaten
Op basis van de 13 geselecteerde indicatoren zien we dat de brede welvaart sterk samenhangt met herkomst/geboorteland, onderwijsniveau en in iets mindere mate met leeftijd.
- Geslacht: de verschillen tussen mannen en vrouwen zijn klein. Op vier indicatoren is de uitkomst voor mannen gunstiger, op drie aspecten van brede welvaart zien we juist voor vrouwen gunstigere uitkomsten.
- o Als rekening gehouden wordt met de samenhang van geslacht met leeftijd, onderwijsniveau en herkomst/geboorteland (de multivariate analyse), verandert er weinig aan bovenstaand patroon. Bij één indicator is er dan een statistisch significant verschil dat er eerst niet was, ten gunste van mannen.
- Leeftijd: het beeld voor de jongste groepen (jonger dan 25 en 25 tot 35 jaar) is hier relatief vaak ongunstig. Voor de mensen in de leeftijdsgroepen tussen 45 en 65 jaar zijn er juist veel gunstige uitkomsten; zeven stuks, tegen drie ongunstige.
- o Als rekening gehouden wordt met de samenhang van leeftijd met geslacht, onderwijsniveau en herkomst/geboorteland verandert het beeld enigszins. Op basis van de gecorrigeerde cijfers verbetert vooral voor de leeftijdsgroep tot 25 jaar het beeld. Ook voor de 75-plussers wordt het beeld wat gunstiger. Bij de 35- tot 45-jarigen treden drie ongunstige verschuivingen op, bij de 45- tot 55-jarigen zijn dat er twee. Bij de 25- tot 35-jarigen, waarvoor het ongecorrigeerde beeld al ongunstig was, treedt één ongunstige verschuiving op, waarmee het beeld voor deze groep na correctie duidelijk het minst gunstig is.
- Onderwijsniveau: net als in eerdere edities van de MBW & SDG’s zien we grote verschillen naar onderwijsniveau. Laagopgeleiden en in mindere mate middelbaar opgeleiden hebben meer ongunstige dan gunstige uitkomsten. Bij hoogopgeleiden komen ongunstige uitkomsten nauwelijks voor. Op negen van de dertien indicatoren is de uitkomst voor hoogopgeleiden gunstig.
- o Als rekening gehouden wordt met de samenhang van onderwijsniveau met geslacht, leeftijd en herkomst/geboorteland wordt bovenstaand beeld nog versterkt. Het beeld voor laagopgeleiden wordt nog ongunstiger, voor hoogopgeleiden nog gunstiger. Bij middelbaar opgeleiden wordt het beeld minder ongunstig.
- Herkomst/geboorteland: op basis van de nieuwe indeling naar herkomst/geboorteland ontstaat een beeld dat vertrouwd is uit eerdere edities van de Monitor Brede Welvaart. Bij mensen die in Nederland geboren zijn met ouders die ook in Nederland geboren zijn (een groep die sterk overlapt met de in eerdere edities beschreven groep ‘(migratie)achtergrond: Nederland’ is het beeld zeer positief: elf keer een gunstige uitkomst, twee neutrale en geen ongunstige. Bij de groepen die geboren zijn in Nederland, maar met ouder(s) die elders geboren zijn is het beeld veel ongunstiger en dit is nog iets sterker het geval bij de groepen die zelf in het buitenland zijn geboren.
- o Als rekening gehouden wordt met de samenhang van herkomst/geboorteland met geslacht, leeftijd en onderwijsniveau blijft bovenstaand beeld grotendeels ongewijzigd. Opvallend is wel dat de gunstige uitkomst op de indicator arbeidsparticipatie voor de groepen ‘in Nederland geboren, met tenminste één ouder geboren buiten Europa’ en ‘geboren in Europa (exclusief Nederland)’ niet alleen verdwijnt, maar zelfs omslaat naar een ongunstige uitkomst. Dat heeft te maken het feit dat er in deze herkomst/geboortelandgroepen relatief veel mensen zijn uit leeftijdsgroepen waarin veel mensen betaald werk hebben.
Indicatoren: verschil tussen 2019 en 2022
Als we kijken naar de gehele bevolking is er bij de meeste van de 13 indicatoren een verandering opgetreden sinds 2019. Bij elke indicator is voor elke bevolkingsgroep gekeken of de ontwikkeling van die groep gunstiger of ongunstiger was dan de gemiddelde ontwikkeling voor de gehele bevolking. De volgende afwijkende ontwikkelingen vielen daarbij op:
- Geslacht: Alleen bij de indicator vrijwilligerswerk was de ontwikkeling voor mannen gunstiger dan voor vrouwen.
- Leeftijd: bij de jongere leeftijdsgroepen (jonger dan 25, 25 tot 35 en 35 tot 45) was het aantal relatief ongunstige ontwikkelingen groter dan het aantal gunstige. Bij deze groepen nam de brede welvaart dus wat af. De groep 65- tot 75-jarigen zag juist veel relatief gunstige ontwikkelingen ten opzichte van 2019.
- Onderwijsniveau: hier waren de gunstige en ongunstige ontwikkelingen redelijk in evenwicht. Bij de middelbaar opgeleiden was het beeld wat negatief, met twee relatief gunstige ontwikkelingen tegen vier ongunstige.
- Herkomst/geboorteland: voor de meeste groepen waren de relatief gunstige en ongunstige ontwikkelingen ongeveer in evenwicht. De positie van mensen die zelf geboren zijn in Nederland met tenminste één ouder geboren buiten Europa ontwikkelde zich echter in positieve richting, met drie indicatoren waarop een relatief gunstige ontwikkeling te zien was, tegen geen met een ongunstige ontwikkeling.
Ook als er geen significante relatief gunstige/ongunstige ontwikkeling was, kan een cijfer sinds 2019 zijn veranderd. Dat geldt zowel voor de totaalcijfers als de cijfers per groep. De precieze cijfers, per onderzoeksjaar, per indicator en per bevolkingsgroep zijn te vinden in de Datatabel Verdeling.
Stapeling: situatie in 2022
De stapelingsanalyse kijkt op individueel niveau hoe gunstige en ongunstige uitkomsten, gezien vanuit brede welvaart, zich opstapelen bij dezelfde personen en wat de kenmerken van die personen zijn. Daarbij komen negen indicatoren aan bod. De bovenkant van de verdeling – de groep die bij zeven of meer indicatoren een gunstige brede welvaart heeft – bestaat uit 22,7 procent van de volwassen bevolking. De onderkant – drie of meer ongunstige uitkomsten – omvat 18,6 procent van de bevolking.
Geslacht
Leeftijd
Hoogst behaald onderwijsniveau
Geboorteland en herkomst
Bij de deelpopulaties zien we de volgende verschillen:
- Geslacht: tussen mannen en vrouwen is er een beperkt verschil in stapeling van gunstige uitkomsten. Mannen zitten daarbij vaker aan de bovenkant van de verdeling.
- Leeftijd: stapeling van gunstige uitkomsten komt relatief veel voor bij 45- tot 65-jarigen en juist minder bij 65-plussers. Stapeling van ongunstige uitkomsten treffen we het meest aan onder 65- tot 75-jarigen
- Onderwijsniveau: hier zijn grote verschillen zichtbaar. Stapeling van gunstige uitkomsten komt veel voor bij hoogopgeleiden. Stapeling van ongunstige uitkomsten juist bij laagopgeleiden.
- Herkomst/geboorteland: ook hier zijn tamelijk grote verschillen. Mensen met een herkomst buiten Europa zitten relatief vaak aan de onderkant van de verdeling en juist niet vaak aan de bovenkant.
Dit geldt het sterkst voor de groep die zelf buiten Europa is geboren. Voor de groepen met Europa als herkomst is het beeld wat minder negatief, maar nog wel beneden gemiddeld. Bij mensen die geboren zijn in Nederland met ouders die dat ook zijn is er relatief veel stapeling van gunstige en weinig stapeling van ongunstige uitkomsten. Als we rekening houden met de onderlinge samenhang tussen geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en herkomst/geboorteland blijkt onderwijsniveau het meest relevant voor het aantal indicatoren waarop mensen een gunstige of ongunstige uitkomst hebben. Daarna volgen herkomst/geboorteland en leeftijd, waarbij herkomst/geboorteland wat sterker samenhangt met het aantal ongunstige indicatoren en leeftijd met het aantal gunstige. Geslacht is het minst van belang.
Stapeling: verschillen ten opzichte van 2019
In vergelijking met 2019 is de groep aan de bovenkant van de verdeling wat kleiner geworden. Maar ook de groep aan de onderkant is in 2022 kleiner dan in 2019. Dat betekent dat er meer mensen in de middengroep (dus zonder stapeling van gunstige of ongunstige uitkomsten) vallen.
Kijken we naar de diverse bevolkingsgroepen dan valt een aantal dingen op:
- Het aandeel jongeren (18 tot 25 en 25 tot 35 jaar) met stapeling van gunstige uitkomsten is meer dan gemiddeld afgenomen, terwijl bij mensen tussen de 45 en 75 jaar juist een vrij forse daling van het aandeel mensen aan de onderkant van de verdeling is te zien.
- Bij middelbaar en hoogopgeleiden is het aandeel met stapeling van gunstige uitkomsten afgenomen en is de middengroep juist relatief sterk gegroeid. Bij laagopgeleiden is er veel minder sprake van veranderingen, waardoor het verschil met de middelbaar en hoogopgeleiden wat kleiner is geworden. Maar nog altijd is er sprake van een flinke achterstand bij de laagopgeleiden.
- Bij mensen die zelf geboren zijn in Nederland, maar met tenminste één ouder die geboren is buiten Europa is een forse verschuiving opgetreden: het aandeel met stapeling van gunstige uitkomsten is sterk gedaald, het aandeel zonder stapeling (de middengroep) is sterk toegenomen. Bij mensen die zelf buiten Europa zijn geboren was het aandeel van de middengroep in 2022 ook beduidend groter dan in 2019. Bij die groep komt dat doordat zowel het aandeel met stapeling van gunstige uitkomsten als het aandeel met stapeling van ongunstige uitkomsten relatief sterk is afgenomen.