Elders
De keuzes van Nederlanders hebben gevolgen voor mensen ‘elders’ in de wereld, voor hun banen, inkomens, hulpbronnen en milieu. Veel van de goederen en diensten die in Nederland worden ingevoerd, zijn in andere landen geproduceerd.
Effect op de rest van de wereld
Bij brede welvaart ‘elders’ beschrijven we welk effect het Nederlandse welvaartsstreven heeft op de rest van de wereld, en in het bijzonder op de allerarmste landen (de 46 door de VN aangewezen least developed countries of LDC’s). Voor een relatief kleine en open economie als Nederland is handel met het buitenland heel belangrijk. Binnen de brede welvaart ´elders´ worden twee thema’s onderscheiden: ‘handel en hulp’ en ‘milieu en grondstoffen’. Het eerste thema beschrijft de (doorgaans positieve) effecten van de internationale handel van Nederland op de welvaart van handelspartners; het tweede thema gaat in op de (overwegend negatieve) effecten vanuit het oogpunt van het milieu.
Brede welvaart en migratie
Migratie heeft invloed op alle dimensies van de brede welvaart in Nederland. Door bevolkingsgroei neemt de druk op natuurlijke hulpbronnen, woningen en ruimte toe. Ook heeft de komst van migranten invloed op sociale cohesie, waarbij het zowel gaat om de integratie van migranten als om de zorgen in de samenleving (SCP, 2022).
De CES Recommendations for Measuring Sustainable Development (UNECE, 2014) laten zien dat migratie een plaats heeft binnen brede welvaart ‘elders’. Het gaat daarbij nadrukkelijk om de invloed van immigratie naar en emigratie uit Nederland op de brede welvaart in de rest van de wereld, en niet om de invloed van migratie op de brede welvaart in Nederland zelf. Bij de ontwikkeling van de eerste monitor in 2017 bleek uit de wetenschappelijke literatuur dat de effecten van de migratie van menselijk kapitaal niet eenduidig te meten waren. Migratie leidt niet zonder meer tot een ‘brain drain’ en ‘brain gain’, vaker tot ‘brain circulation’. Daarom bevat het dashboard van de brede welvaart ‘elders’ behalve inkomensoverdrachten geen andere indicatoren voor migratie.
Het is moeilijk te bepalen hoe migratie bepaalde aspecten van de brede welvaart ‘hier en nu’, ‘later’ en ‘elders’ beïnvloedt. De relatie tussen migratie en brede welvaart is complex en laat zich niet in een enkele indicator vangen. Het wetenschappelijk bewijs voor de effecten van immigratie en emigratie op het land van bestemming is niet eenduidig. Vaak gaat het om een afweging van positieve en negatieve effecten, niet om een absoluut effect. Die effecten zijn bovendien anders voor verschillende groepen en worden anders gewaardeerd. Tenslotte is het de vraag over wiens brede welvaart het gaat: die van de migrant of van de mensen die al in Nederland wonen. De monitor kijkt naar de brede welvaart van iedereen die in Nederland woont, ongeacht achtergrond, nationaliteit of verblijfsstatus.
Indirect worden sommige effecten van migratie al in de cijfers gevangen. Migratie is een bron van bevolkingsgroei en veel indicatoren in de monitor worden uitgedrukt per hoofd van de bevolking. Het effect van bevolkingsgroei wordt zo verdisconteerd. Waar totalen ertoe doen (zoals bij de totale broeikasgasemissies) zal bevolkingsgroei (en dus netto-immigratie) een deel van de ontwikkelingen verklaren. Welk deel is echter moeilijk te bepalen.
Nederland is als handelsland sterk verbonden met het buitenland. In 2021 kwam 32,6 procent van het bbp tot stand dankzij uitvoer van goederen en diensten naar andere landen. Naar de landen dichtbij – Duitsland, België en Frankrijk – gaat relatief veel wederuitvoer. Dit zijn goederen die eerst zijn ingevoerd en die het land in (vrijwel) onbewerkte staat weer verlaten. Wel moeten deze goederen eigendom zijn van Nederlandse ingezetenen, zonder dat betreft het doorvoer. Omdat wederuitvoer en doorvoer niet voor Nederland bestemd zijn maar voor het buitenland, worden deze handelsstromen soms als minder belastend gezien. Maar ook aan deze economische activiteiten wordt verdiend, en ook deze activiteiten gaan gepaard met milieudruk in Nederland zelf. Naar het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten worden veel in Nederland zelf gemaakte producten geëxporteerd. De meeste invoer is afkomstig uit Duitsland, gevolgd door China en België.
Uitleg dashboard, kleuren en noten
Handel en hulp
Milieu en grondstoffen
Handel en hulp
Milieu en grondstoffen
Schokbestendigheid en brede welvaart ‘elders’
Handel en hulp
Waarde van de handel neemt toe, mede onder invloed van prijsstijgingen
Dit thema kijkt naar hoe Nederland een positieve bijdrage kan leveren aan de brede welvaart van andere landen. Hierbij is, in navolging van Our Common Future (het Brundtland-rapport), speciaal aandacht voor inkomensstromen tussen Nederland en de allerarmste landen in de wereld.
De totale waarde van de invoer van goederen per hoofd van de bevolking heeft een stijgende middellangetermijntrend. De trend kleurt groen, want hier wordt meer handel gezien als gunstig voor de brede welvaart van de handelspartners. De invoer van goederen uit Europa, Amerika, Azië en Oceanië groeit, bij de invoer uit Afrikaanse landen is de trend stabiel. Ook de waarde van de invoer per inwoner uit de minst ontwikkelde landen (LDC’s) heeft een stijgende trend. Mede als gevolg van de sancties tegen Rusland en de gestegen prijzen was met name de waarde van uit de LDC’s ingevoerde fossiele brandstoffen fors hoger. Binnen de EU is Nederland na België de grootste importeur van goederen uit de allerarmste landen. Veel van deze goederen komen de EU binnen via de grote zeehavens van deze landen.
Migranten in Nederland sturen meer geld naar hun land van herkomst: 1,6 procent van het bbp in 2021, tegen 1,3 procent in 2015, aan het begin van de trendperiode. De middellangetermijntrend stijgt. Het gaat om lonen en salarissen van niet-ingezetenen van Nederland, die deels besteed worden in of ten goede komen aan het land van herkomst. Dit draagt bij aan de bestaansmogelijkheden in andere landen en wordt gezien als positief voor de brede welvaart ‘elders’. Bij het percentage van het bruto nationaal inkomen (bni) dat naar ontwikkelingshulp gaat is de trend stabiel: in 2021 bedroeg het 0,5 procent van het bni. In 1970 kwamen VN-leden overeen jaarlijks 0,7 procent van het bni aan ontwikkelingssamenwerking te besteden (de OESO-norm). Dit percentage is in 2021 slechts door vier EU-landen gehaald (Zweden, Luxemburg, Duitsland en Denemarken), Nederland heeft met een vijfde plaats wel een hoge positie binnen de EU.
Milieu en grondstoffen
Leven op te grote voet
Elk jaar berekent de organisatie Global Footprint Network Earth de impact van de mensheid op de aarde. ‘Overshoot Day’ is de datum waarop de aarde nog kan herstellen van de hoeveelheid gebruikte hernieuwbare grondstoffen. Ruim vijftig jaar geleden lukte het voor het laatst om te leven binnen deze planetaire grenzen: Overshoot Day viel in 1970 op 29 december. Sindsdien valt de datum steeds eerder in het jaar, in 2022 was dit op 28 juli. Deze berekeningen geven een duidelijke aanwijzing dat we als wereldbevolking decennialang op te grote voet leven. Als iedere wereldburger dezelfde leefstijl zou hebben als de Nederlanders, dan zou de datum nog veel eerder in het jaar vallen. Dan zouden in 2022 tussen 1 januari en 12 april al net zoveel grondstoffen verbruikt zijn als de aarde in een heel jaar kan regenereren. Overshoot Day wordt berekend op grond van de National Footprint and Biocapacity Accounts en gepubliceerd door de Footprint Data Foundation in samenwerking met Global Footprint Network en York University, Toronto.
Deze aanhoudende overuitputting van grond- en hulpstoffen is niet houdbaar; zo schuiven we grote - en mogelijk onherstelbare - problemen door naar latere generaties. Zie ook planetaire grenzen. Voetafdrukindicatoren laten zien hoeveel druk Nederland legt op het milieu of de grondstofvoorraden van andere landen. In tegenstelling tot het thema ‘handel en hulp’ is vanuit dit perspectief juist minder handel gunstiger voor de ontwikkeling van brede welvaart ‘elders’. Dit thema in het dashboard bevat verder indicatoren over de ingevoerde hoeveelheden grond- en hulpstoffen. Met hun zeehavens zijn Nederland en België grote importeurs.
De ingevoerde hoeveelheid biomassa laat als enige indicator een rode trend zien. De trend slaat om van neutraal naar stijgend. Bij de invoer van biomassa uit de allerarmste landen in de wereld en de totale ingevoerde hoeveelheid fossiele energiedragers, verbetert de trendmatige ontwikkeling daarentegen: waar deze voorheen stabiel was, is deze nu dalend. Beide trends kleuren groen. Waar bij het thema handel en hulp een hogere waarde van de handel gezien wordt als gunstig voor brede welvaart van de handelspartners, staat bij het thema milieu en grondstoffen uitputting van de voorraden grond- en hulpstoffen in de landen van herkomst centraal. Zo bezien is een afname van de ingevoerde hoeveelheden grond- en hulpstoffen gunstig voor de instandhouding van natuurlijke hulpbronnen elders.
De grondstofvoetafdruk kwam in 2020 uit op 8,2 ton per inwoner. De trend is neutraal. Opgemerkt dient te worden dat deze uitkomst indicatief is. Er wordt momenteel gewerkt aan verbetering van de methoden waarmee deze en andere voetafdrukken berekend worden. De broeikasgasvoetafdruk heeft eveneens een stabiele trend. Deze bedroeg in 2021 15,9 ton CO2-equivalenten per inwoner, vergeleken met 16,3 ton in 2019 en 13,5 ton in 2020. De meest recente landvoetafdruk van het Planbureau voor de Leefomgeving (0,6 hectare per inwoner in 2019) geeft de hoeveelheid land die wereldwijd nodig is om in de Nederlandse consumptiebehoefte te voorzien. Hier zijn onvoldoende data om een trend te berekenen, maar het cijfer voor 2017 lag in dezelfde orde van grootte.
Schokbestendigheid en brede welvaart ‘elders’
Afhankelijkheden van de rest van de wereld zijn een kwetsbaarheid voor de brede welvaart van Nederland. Voor de energievoorziening is Nederland voor een groot deel afhankelijk van het buitenland. Daarnaast bevatten onmisbare producten als computers en telefoons zeldzame en kostbare metalen, net als zonnepanelen en elektrische auto’s. De vraag naar deze schaarse grondstoffen is groot. De brede welvaart van Nederland wordt kwetsbaar wanneer Nederland niet zelf over de benodigde grondstoffen beschikt en leveringszekerheid bijvoorbeeld door geopolitieke spanningen niet gegarandeerd is.
Het thema ‘grensoverschrijdende afhankelijkheden’ in het dashboard schokbestendigheid omvat de indicatoren afhankelijkheid van energie-invoer, economische afhankelijkheid van de export en de broeikasgasvoetafdruk.
In Nederland is de energiezekerheid altijd groot geweest, maar naarmate de gaswinning in Groningen verder afgebouwd werd, raakte ons land meer afhankelijk van ingevoerde energie. De geopolitieke spanningen rond Rusland en Oekraïne onderstrepen de kwetsbaarheid. Onder invloed van de energietransitie wordt inmiddels weer meer energie uit binnenlandse (hernieuwbare) bronnen betrokken. Het aandeel energie uit het buitenland (uit alle bronnen) daalde in 2021 naar 56 procent, en de trend is omgeslagen van stijgend naar neutraal. Hierbij wordt opgemerkt dat de installaties die nodig zijn voor het benutten van de binnenlandse hernieuwbare bronnen op hun beurt ook deels afkomstig zijn uit het buitenland, en dat dat ook een zekere mate van afhankelijkheid met zich meebrengt.
De economische afhankelijkheid van de export heeft een dalende trend. Dit wordt gezien als gunstig vanuit de optiek van schokbestendigheid van brede welvaart: we worden minder afhankelijk van export.