Leefstijl en sociaaleconomische status

3. Resultaten

3.1 Dagelijks roken

In 2023/2024 rookte 13 procent van de 25-plussers dagelijks. Mannen doen dit vaker dan vrouwen, en jongeren vaker dan ouderen. Van de drie ses-indicatoren vertoont het onderwijsniveau de sterkste samenhang met roken. Mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma roken vaker dagelijks dan mensen met een hbo- of universitair diploma. Deze relatie staat op zichzelf en verandert ook niet na correctie voor de andere kenmerken. 

Ook het inkomen en de voornaamste inkomensbron hangen samen met dagelijks roken. Mensen met een lager inkomen roken vaker dagelijks dan mensen met een hoger inkomen, en niet-gepensioneerden met een uitkering vaker dan anderen. Deze verbanden blijven ook bestaan maar worden minder sterk na corrigeren voor kenmerken die zowel met roken als met het inkomen of de voornaamste inkomensbron samenhangen.

Van de verschillen in dagelijks roken houdt in totaal 14 procent verband met de onderzochte kenmerken. Ongeveer 86 procent van de verschillen in dagelijks roken hangt dus samen met andere kenmerken.

Onderwijsniveau en dagelijks roken 

25-plussers met basisonderwijs als onderwijsniveau roken het vaakst dagelijks en degenen met een afgeronde masteropleiding het minst vaak. Zo rookte 24 procent van degenen met alleen basisonderwijs in 2023/2024 dagelijks, terwijl dit bij degenen met een master 4 procent was. Deze relatie staat op zichzelf en blijft even sterk na correctie voor de andere kenmerken.

3.1.1 Dagelijks roken naar onderwijsniveau, 2023/2024
OnderwijsniveauOngecorrigeerd (% van 25-plussers)Gecorrigeerd voor alle kenmerken (% van 25-plussers)
Basisonderwijs24,224,5
Vmbo, avo onderbouw, mbo117,819,2
Havo, vwo, mbo16,115,6
Hbo-, wo-bachelor7,06,9
Hbo-, wo-master, doctor4,24,3

Inkomen en dagelijks roken

Mensen met een lager inkomen roken vaker dan mensen met een hoger inkomen. In het laagste inkomenskwintiel rookte 22 procent dagelijks, in het hoogste 7 procent. De samenhang tussen dagelijks roken en inkomen is minder sterk na correctie voor andere kenmerken, waaronder het onderwijsniveau.

3.1.2 Dagelijks roken naar inkomen, 2023/2024
InkomensgroepOngecorrigeerd (% van 25-plussers)Gecorrigeerd voor onderwijsniveau (% van 25-plussers)Gecorrigeerd voor alle kenmerken (% van 25-plussers)
1e kwintiel (laag)22,019,716,3
2e kwintiel16,314,015,2
3e kwintiel14,914,314,7
4e kwintiel9,710,611,0
5e kwintiel (hoog)7,09,610,2

Voornaamste inkomensbron en dagelijks roken

Niet-gepensioneerden met een uitkering roken vaker dagelijks dan werkenden (werknemers of zelfstandigen) of mensen zonder inkomen of met pensioen. Van de 25-plussers met een uitkering rookt 27 procent. Bij degenen met inkomen uit werk is dat 13 procent (werknemers) en 14 procent (zelfstandigen). Van degenen met een pensioenuitkering rookt 8 procent dagelijks. Na correctie voor de andere kenmerken wordt het verschil tussen mensen met een uitkering en werkenden duidelijk kleiner. De daling bij de niet-pensioenuitkeringen komt vooral door de correctie voor verschillen in onderwijsniveau. In deze groep is komt een hbo- of wo-onderwijsniveau relatief weinig voor, vergeleken met de groepen werkenden. 

3.1.3 Dagelijks roken naar voornaamste inkomensbron, 2023/2024
InkomensbronOngecorrigeerd (% van 25-plussers)Gecorrigeerd voor onderwijs (% van 25-plussers)Gecorrigeerd voor alle kenmerken (% van 25-plussers)
Werknemer12,814,312,0
Zelfstandige13,715,213,7
Uitkering26,624,019,0
Pensioen8,05,513,1
Zonder inkomen14,313,011,6

3.2 Overmatig alcoholgebruik

In 2023/2024 dronk 6 procent van de 25-plussers overmatig alcohol. Mannen doen dit vaker dan vrouwen, ondanks dat de grens voor overmatig drinken voor mannen hoger ligt dan voor vrouwen (meer dan 21 versus meer dan 14 glazen per week). Onder de 65- tot 75-jarigen zijn er relatief veel mensen die overmatig alcohol drinken.
 
Er is geen of nauwelijks een samenhang tussen de drie onderzochte ses-indicatoren en overmatig drinken. Van de verschillen in overmatig drinken houdt in totaal 4 procent verband met de onderzochte kenmerken. 

3.3 Overgewicht

Meer dan de helft (53 procent) van de 25-plussers had in 2023/2024 overgewicht. Bij mannen komt dit vaker voor dan bij vrouwen, en bij 45-tot 75-jarigen meer dan bij 45-minners en 75-plussers. Overgewicht hangt sterk samen met ses. Van de drie onderzochte ses-indicatoren is de samenhang met het onderwijsniveau het grootst: hbo’ers en universitair geschoolden hebben minder vaak overgewicht dan mensen met alleen basisonderwijs of een vmbo-diploma. Het verband met het onderwijsniveau staat op zichzelf en heeft dus niet te maken met andere factoren. Ook het inkomen en de voornaamste inkomensbron hangen samen met het al dan niet hebben van overgewicht, maar deze verbanden zijn grotendeels terug te voeren op andere factoren.

Van de verschillen in overgewicht houdt in totaal 8 procent verband met de onderzochte kenmerken. 

Onderwijsniveau en overgewicht

Van de mensen met alleen basisonderwijs heeft 66 procent overgewicht. Bij mensen met een vmbo-niveau of daarmee vergelijkbaar is dit 63 procent, terwijl dit bij 25-plussers met een afgeronde masteropleiding met 38 procent een stuk lager is. De verschillen naar onderwijsniveau blijven bestaan na correctie voor de andere kenmerken.

3.3.1 Overgewicht naar onderwijsniveau, 2023/2024
OnderwijsniveauOngecorrigeerd (% van 25-plussers)Gecorrigeerd voor alle kenmerken (% van 25-plussers)
Basisonderwijs65,864,9
Vmbo, avo onderbouw, mbo162,861,6
Havo, vwo, mbo57,757,2
Hbo-, wo-bachelor46,146,8
Hbo-, wo-master, doctor37,939,9

Inkomen en overgewicht

Ook is er een verband tussen overgewicht en inkomen. Van de 25-plussers met inkomen in het laagste kwintiel heeft 58 procent overgewicht, van degenen met inkomen in het hoogste kwintiel 47 procent. Het verschil verdwijnt grotendeels na corrigeren voor de onderwijsverschillen tussen de inkomensgroepen.

3.3.2 Overgewicht naar inkomen, 2023/2024
InkomensgroepOngecorrigeerd (% van 25-plussers)Gecorrigeerd voor onderwijs (% van 25-plussers)Gecorrigeerd voor alle kenmerken (% van 25-plussers)
1e kwintiel (laag)58,254,455,6
2e kwintiel57,052,754,9
3e kwintiel55,253,954,4
4e kwintiel52,553,953,2
5e kwintiel (hoog)47,552,450,3

Voornaamste inkomensbron en overgewicht

Mensen met een uitkering hebben vaker overgewicht dan mensen met betaald werk. Zo heeft 61 procent van de niet-gepensioneerden met een uitkering overgewicht, terwijl dit bij werknemers 51 procent is. Deze verschillen verdwijnen echter vrijwel geheel na corrigeren voor de andere kenmerken. Hierbij speelt het onderwijsniveau ook een grote rol.

3.3.3 Overgewicht naar voornaamste inkomensbron, 2023/2024
InkomensbronOngecorrigeerd (% van 25-plussers)Gecorrigeerd voor onderwijs (% van 25-plussers)Gecorrigeerd voor alle kenmerken (% van 25-plussers)
Werknemer51,253,254,2
Zelfstandige53,255,253,6
Uitkering61,157,856,5
Pensioen55,452,150,6
Zonder inkomen51,549,950,1

3.4 Niet voldoen aan de beweegrichtlijnen

Meer dan de helft (57 procent) van de mensen van 25 jaar of ouder voldeed in 2023/2024 niet aan de beweegrichtlijnen. Vrouwen voldoen vaker niet aan de beweegrichtlijnen dan mannen, en 75-plussers vaker niet dan mensen jonger dan 75. Er is een duidelijke samenhang met ses, waarbij van de hier bekeken ses-indicatoren de samenhang met het onderwijsniveau het sterkst is. 

Van de verschillen in het voldoen aan de beweegrichtlijnen houdt in totaal 6 procent verband met de onderzochte kenmerken. 

Onderwijsniveau en niet voldoen aan beweegrichtlijnen

Van de 25-plussers met alleen basisonderwijs voldeed 73 procent in 2023/2024 niet aan de beweegrichtlijnen. Dit percentage loopt af met oplopend onderwijsniveau. Van degenen met een afgeronde masteropleiding voldoet 46 procent niet aan de beweegrichtlijnen. Deze samenhang staat op zichzelf en verandert dus maar weinig als er wordt gecorrigeerd voor de samenhang met andere kenmerken. 

3.4.1 Niet voldoen aan de beweegrichtlijnen naar onderwijsniveau, 2023/2024
OnderwijsniveauOngecorrigeerd (% van 25-plussers)Gecorrigeerd voor alle kenmerken (% van 25-plussers)
Basisonderwijs72,669,1
Vmbo, avo onderbouw, mbo164,563,3
Havo, vwo, mbo57,958,2
Hbo-, wo-bachelor50,851,6
Hbo-, wo-master, doctor45,647,1

Inkomen en niet voldoen aan beweegrichtlijnen

Ook is er een samenhang met inkomen: mensen met een lager inkomen voldoen vaker niet aan de beweegrichtlijnen dan mensen met een hoger inkomen. Zo voldoet 64 procent van degenen met een inkomen in het laagste inkomenskwintiel niet aan de beweegrichtlijnen, tegen 52 procent van degenen in de twee hoogste kwintielen. Deze verschillen verdwijnen grotendeels na correctie voor de andere kenmerken, waarbij ook de verschillen in onderwijsniveau een grote rol spelen.

3.4.2 Niet voldoen aan de beweegrichtlijnen naar inkomen, 2023/2024
InkomensgroepOngecorrigeerd (% van 25-plussers)Gecorrigeerd voor onderwijs (% van 25-plussers)Gecorrigeerd voor alle kenmerken (% van 25-plussers)
1e kwintiel (laag)63,760,257,1
2e kwintiel62,859,458,3
3e kwintiel57,056,356,3
4e kwintiel51,853,154,0
5e kwintiel (hoog)52,356,057,7

Voornaamste inkomensbron en niet voldoen aan beweegrichtlijnen

Ontvangers van een uitkering voldoen minder vaak aan de beweegrichtlijnen dan anderen. Zo haalt 68 procent van de niet-gepensioneerde 25-plussers met een uitkering de richtlijnen niet, terwijl dat bij werknemers 54 procent is. Dit verschil hangt deels samen met onderwijsniveau. Zelfstandigen voldoen vaker aan de beweegrichtlijnen dan werknemers: 50 procent van de zelfstandigen haalt de richtlijnen niet. Dit verschil staat op zichzelf en verandert dus niet na correctie voor andere kenmerken. Van de gepensioneerden haalt 61 procent de beweegrichtlijnen niet. Na correctie voor leeftijd daalt dit percentage tot dat van werknemers.

3.4.3 Niet voldoen aan de beweegrichtlijnen naar voornaamste inkomensbron, 2023/2024
InkomensbronOngecorrigeerd (% van 25-plussers)Gecorrigeerd voor onderwijs (% van 25-plussers)Gecorrigeerd voor alle kenmerken (% van 25-plussers)
Werknemer53,855,556,4
Zelfstandige49,751,452,4
Uitkering68,465,565,2
Pensioen6158,256,1
Zonder inkomen54,652,953,3

3.5 Minder gezond eten

Gezond eten hangt samen met een aantal kenmerken. Mannen eten over het algemeen ongezonder dan vrouwen, en jongeren ongezonder dan ouderen. Voeding heeft ook een sterke relatie met ses. Van de drie onderzochte indicatoren is de samenhang met het onderwijsniveau het sterkst, waarbij mensen met basisonderwijs het minst vaak en degenen met een masterdiploma het vaakst gezonder eten. Ook het inkomen en de voornaamste inkomensbron hangen samen met voeding, maar deze samenhang heeft voor een groot deel, respectievelijk volledig, te maken met andere kenmerken.

Van de verschillen in gezonde voeding houdt in totaal 10 procent verband met de onderzochte kenmerken. 

Onderwijsniveau en minder gezond eten

25-plussers met een afgeronde masteropleiding eten het gezondst: 45 procent had in 2023/2024 geen hoge voedingsscore. Degenen met alleen basisonderwijs of een (v)mbo-niveau of daarmee vergelijkbaar eten het ongezondst: 58 procent van hen heeft geen hoge voedingsscore. Na correctie voor de samenhang met andere kenmerken blijkt dat er ook een verschil is tussen mensen met een vmbo-diploma en mensen met een mbo-diploma: mbo’ers eten gezonder. Ook worden de verschillen tussen de onderwijscategorieën iets groter.

3.5.1 Minder gezond eten naar onderwijsniveau, 2023/2024
OnderwijsniveauOngecorrigeerd (% van 25-plussers)Gecorrigeerd voor alle kenmerken (% van 25-plussers)
Basisonderwijs58,363,9
Vmbo, avo onderbouw, mbo157,662,4
Havo, vwo, mbo58,957,9
Hbo-, wo-bachelor48,646,8
Hbo-, wo-master, doctor44,841,9

Inkomen en minder gezond eten

De samenhang met inkomen is minder sterk en beperkt zich tot een minder gezonde score bij alleen de laagste inkomensgroep. Van de 25-plussers met een inkomen in het laagste kwintiel had 58 procent geen hoge voedingsscore, tegen 52 procent bij de hoogste inkomensgroep. De verschillen worden kleiner na corrigeren voor met name de verschillen in onderwijsniveau.

3.5.2 Minder gezond eten naar inkomen, 2023/2024
InkomensgroepOngecorrigeerd (% van 25-plussers)Gecorrigeerd voor onderwijs (% van 25-plussers)Gecorrigeerd voor alle kenmerken (% van 25-plussers)
1e kwintiel (laag)58,456,356,9
2e kwintiel53,551,154
3e kwintiel55,754,754,6
4e kwintiel52,753,452,1
5e kwintiel (hoog)51,554,553,6

Voornaamste inkomensbron en minder gezond eten

Mensen met een pensioenuitkering hebben het minst vaak een lagere voedingsscore. Ook personen zonder inkomen hebben minder vaak een minder gezonde score voor voeding dan werkenden. De verschillen naar sociaaleconomische status verdwijnen echter na corrigeren voor de andere kenmerken, maar hangen niet samen met verschillen in onderwijsniveau.

3.5.3 Minder gezond eten naar voornaamste inkomensbron, 2023/2024
InkomensbronOngecorrigeerd (% van 25-plussers)Gecorrigeerd voor onderwijs (% van 25-plussers)Gecorrigeerd voor alle kenmerken (% van 25-plussers)
Werknemer57,358,855,4
Zelfstandige57,158,655,0
Uitkering59,656,955,6
Pensioen44,642,250,6
Zonder inkomen52,150,753,6

3.6 Risicovolle seks

In 2024 gaf 62 procent van de 25-plussers aan in de voorafgaande twaalf maanden vaginale of anale seks te hebben gehad, 12 procent gaf geen antwoord op de vraag en 26 procent zei dit niet te hebben gehad. 4 procent van alle 25-plussers gaf aan seks zonder condoom te hebben gehad met een losse partner, dat wil zeggen iemand waar men geen vaste relatie mee had. 

Het hebben van risicovolle seks hangt voornamelijk samen met de huishoudsamenstelling en leeftijd. Zo hebben mensen die alleen wonen vaker risicovolle seks dan anderen. 9 procent van hen gaf dit in 2024 aan, bij degenen met een partner was dit 2 procent en bij alleenstaande ouders 4 procent. Jongeren hebben vaker risicovolle seks dan ouderen, en mannen geven dit iets vaker aan dan vrouwen (4 tegen 3 procent).

Het hebben van risicovolle seks hangt licht samen met alle drie de onderzochte ses-indicatoren. Mensen zonder inkomen hebben, met 1 procent, minder vaak risicovolle seks dan anderen. Mensen met inkomen in het laagste kwintiel hebben vaker risicovolle seks dan mensen met hogere inkomens (5 tegen 3 procent). Verder hebben 25-plussers met een master vaker risicovolle seks dan degenen zonder (5 tegen 3 procent). Deze relaties hangen echter samen met andere kenmerken, bij inkomen vooral met huishoudsamenstelling en bij onderwijsniveau vooral met leeftijd. 

Van de verschillen in het hebben van risicovolle seks houdt in totaal 21 procent verband met de onderzochte kenmerken.