Bijlage 1: Definities en indelingen
Nationaliteit
Het wettelijk onderdaan zijn van een bepaalde staat (staatsburgerschap). Het betreft de nationaliteit op het moment van immigratie. Personen kunnen meerdere nationaliteiten hebben. Om dubbeltellingen te voorkomen wordt in statistische overzichten aan personen die meerdere nationaliteiten hebben, slechts één nationaliteit toegekend. Daartoe worden prioriteringsregels gesteld. Die komen erop neer dat iemand met de Nederlandse nationaliteit in de statistiek steeds in de categorie ‘Nederlandse nationaliteit’ valt.
Voor mensen die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten, geldt de volgorde: nationaliteit van een van de Benelux-landen, nationaliteit van een staat binnen de Europese Unie, andere Europese nationaliteit, niet-Europese nationaliteit. Personen die geen nationaliteit hebben, zijn staatloos.
Europese Unie (EU)
Bij de indeling van nationaliteit naar wel of niet EU is bepalend of het land in het jaar van immigratie lid van de EU was.
De Europese Unie bestaat uit de volgende landen:
Vanaf 1-1-1958: België, Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland.
Toegetreden op 1-1-1973: Denemarken, Ierland en Verenigd Koninkrijk.
Toegetreden op 1-1-1981: Griekenland.
Toegetreden op 1-1-1986: Portugal en Spanje.
Toegetreden op 1-1-1995: Oostenrijk, Finland en Zweden.
Toegetreden op 1-5-2004: Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slowakije, Slovenië en Tsjechië.
Toegetreden op 1-1-2007: Bulgarije, Roemenië.
Toegetreden op 1-7-2013: Kroatië.
Verlaten op 31-01-2020: Verenigd Koninkrijk.
EFTA
De Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) is een samenwerkingsverband tussen Liechtenstein, Noorwegen, IJsland en Zwitserland. De associatie is beter bekend onder de Engelstalige afkorting EFTA.
EU/EFTA-migratie: afgeleid migratiedoel arbeid
Immigranten van binnen de EU/EFTA hebben geen verblijfsvergunning van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) nodig: zij mogen zich vrij vestigen in een ander EU/EFTA-land. Het afgeleid migratiedoel wordt door het CBS bepaald op basis van activiteiten die de immigrant ná immigratie in Nederland ontplooit.
Het migratiedoel arbeid wordt afgeleid zodra wordt vastgesteld dat iemand rond de immigratiedatum in loondienst of als zelfstandige begint te werken. Het afgeleid migratiedoel is arbeid als binnen 120 dagen na immigratie het zwaartepunt van de inkomsten van de immigrant bestaat uit inkomsten uit arbeid. Ook mensen die zonder partner of ouder(s) immigreren, en/of die in het jaar voorafgaand aan de immigratie al in Nederland werkten, worden getypeerd als arbeidsmigrant. Bij stellen die zonder ouder(s) naar Nederland komen wordt de persoon die als eerste aan het werk gaat, getypeerd als arbeidsmigrant, de ander als gezinsmigrant.
Niet-EU/EFTA-migratie: migratiemotief kennis
Voor immigranten van buiten de EU/EFTA beschikt het CBS over het migratiemotief, geleverd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van het ministerie van Justitie en Veiligheid, die ook de benodigde verblijfsvergunning verstrekt. Bij de IND kunnen per immigrant meer migratiemotieven worden vastgelegd, maar het CBS ontvangt er maar één. Niet inbegrepen zijn niet-Nederlandse diplomaten en niet-Nederlandse NAVO-militairen die in Nederland wonen en asielzoekers die niet staan ingeschreven in de BRP (veelal omdat ze korter dan zes maanden in de centrale opvang in Nederland verblijven) en nog geen verblijfsvergunning hebben gekregen.
Het migratiemotief arbeid geldt voor immigranten van buiten de EU/EFTA die in Nederland arbeid in loondienst of arbeid als zelfstandige gaan verrichten. Het CBS hanteert bij de arbeidsmigratie van niet-EU/EFTA-onderdanen een onderscheid van arbeidsmigratie in twee subcategorieën: kennis- en overige arbeidsmigratie.