Komen en gaan van arbeidsmigranten in de periode 2005-2021

1. Inleiding

Tussen 2005 en 2016 kwamen 1,4 miljoen migranten met een niet-Nederlandse nationaliteit naar Nederland, waarvan 330 duizend om hier te werken. De grootste groepen arbeidsmigranten waren arbeidsmigranten uit EU-landen en EFTA-landen Liechtenstein, Noorwegen, IJsland en Zwitserland (225,3 duizend in die periode), en kennismigranten van buiten de EU/EFTA (76,4 duizend). Deze groepen zijn ook exemplarisch wat betreft de twee type werkzaamheden waar ze voor komen en waar vaak de maatschappelijke discussie over gaat: EU/EFTA-arbeidsmigranten (voornamelijk uit Midden- en Oost-Europa) komen vooral om relatief laagbetaald werk (in productie, logistiek, landbouw) te doen, terwijl niet-EU/EFTA-kennismigranten worden aangetrokken om relatief hoogbetaald, zeer specialistische arbeid te verrichten.

Arbeidsmigratie naar Nederland heeft de afgelopen decennia aanzienlijke veranderingen ondergaan, vooral na de uitbreiding van de EU met tien nieuwe lidstaten, voornamelijk uit Midden- en Oost-Europa. Deze uitbreiding leidde tot een toename van arbeidsmigratie vanuit lagelonenlanden zoals vooral Polen, Roemenië en Bulgarije, Hongarije en Tsjechië naar Nederland. De belangrijkste redenen voor deze migratiestroom waren betere economische kansen en hogere lonen in Nederland dan in de herkomstlanden (CPB, 2024). Nederlandse werkgevers profiteerden ook van deze migratie, aangezien er kon worden voldaan aan de vraag naar relatief laagbetaalde arbeidskrachten in sectoren zoals de landbouw, vleesverwerking, bouw, distributie en logistiek (CPB, 2024).

Kennismigratie volgt uit het aantrekken van veelal hbo- of wo-opgeleide en bovengemiddeld betaalde professionals van vooral buiten de EU/EFTA. Het Nederlandse kennismigrantenbeleid biedt versnelde verblijfsvergunningen en aantrekkelijke voorwaarden om deze professionals aan te trekken. Dit beleid werd in 2004 geïntroduceerd om de Nederlandse kenniseconomie te versterken en tekorten aan gespecialiseerde vaardigheden op te vangen (Staatsblad, 2004). Kennismigranten zijn vaak werkzaam in sectoren zoals informatietechnologie, engineering, en de academische wereld.

Beide vormen van migratie gingen samen met economische groei in Nederland en vulden tekorten op de arbeidsmarkt aan (CPB, 2024). Een groeiende economie trekt arbeidskrachten aan (CPB, 2024) en de vraag is welke arbeidsmigranten komen en hoelang ze blijven. In het algemeen verlaten immigranten, en dan vooral arbeidsmigranten, Nederland vaker dan mensen die in Nederland zijn geboren (Entzinger, 2018). Ook is uit eerder onderzoek gebleken dat arbeidsmigranten met een partner en/of kind in Nederland een kleinere kans hebben om te vertrekken (Verschuren et al., 2011). Uit ander onderzoek kwam naar voren dat de vertrekkans het grootst was bij zowel arbeidsmigranten met de laagste als bij die met de hoogste lonen (Van Gaalen & Bijwaard, 2008; Bijwaard &  Wahba, 2014). Het meenemen van gezinsleden hangt samen met een sterkere intentie langer te blijven, en het hebben van een partner of een gezin (vooral met kinderen) vergroot veelal de binding die arbeidsmigranten gemiddeld hebben met Nederland (zie ook Kleinepier et al., 2015).

In het huidige artikel wordt dit onderzoek uitgebreid voor de groep EU/EFTA-arbeidsmigranten en niet-EU/EFTA-kennismigranten die tussen 2005 en 2016 naar Nederland zijn gekomen.

De onderzoeksvragen die centraal staan in dit artikel zijn:

  1. Wat zijn de demografische- en baankenmerken van EU/EFTA-arbeidsmigranten en niet-EU/EFTA-kennismigranten?
  2. Welke demografische- en baankenmerken hangen samen met hun vertrekkans binnen vijf jaar na immigratie?