Auteur: Paul Bokern, Jasper Menger
Twintigers: tegenwoordig en toen

3. Resultaten

3.1 Woonsituatie

Later uit huis

De meeste twintigers verlaten op enig moment het ouderlijk huis. Begin 2022 woonde 24 procent van de 20-jarigen op zichzelf, terwijl dat voor 89 procent van de 29-jarigen gold. Vergeleken met 2011 gaan twintigers tegenwoordig wel later uit huis. Begin 2022 woonde de helft van de 23-jarigen niet meer in het ouderlijk huis, begin 2011 was dit nog zo op 22-jarige leeftijd. Wanneer jonge twintigers uit huis gaan, zijn ze vaker alleenstaand. In 2022 woonde 65 procent van alle uitwonende 20-jarigen alleen, in 2011 was dit nog 63 procent.

3.1.1 Uitwonenden
Leeftijd2011 (%)2022* (%)
203224,3
2140,932,2
2249,440,5
2357,850
2466,559,6
2574,468,4
2680,876
2785,781,8
288986
2991,588,9
Bron: CBS, IIV

Minder twintigers met koopwoning

Bij het uit huis gaan huren twintigers meestal een woonruimte. In 2022 woonde 22 procent van de 20-jarigen in een huurhuis buiten het ouderlijk huis, terwijl 2 procent in een koopwoning woonde. Hoe ouder, hoe meer twintigers eigenaar zijn van een woning. Zo woonde 43 procent van de 29-jarigen in een koopwoning buiten het ouderlijk huis in 2022. Ten opzichte van 2011 wonen uitwonende twintigers wel minder vaak in een koopwoning: toen was dit voor 3 procent van de 20-jarigen en 54 procent van de 29-jarigen het geval.

3.1.2 Uitwonenden in een koopwoning
Leeftijd2011 (%)2022* (%)
203,41,8
215,82,9
229,85
2315,18,2
2421,713
2528,719
2635,925,8
2742,432,1
2848,637,8
295442,9
Bron: CBS, IIV

Tevredenheid over woning niet veranderd

77 procent van de twintigers in 2023 was tevreden met de woning waarin ze woonde. Tien jaar eerder was dat aandeel niet aantoonbaar anders (80 procent). Twintigers zijn minder tevreden over hun woning dan 30- tot 65-jarigen. Van hen was 85 procent hierover tevreden in 2023 en 88 procent in 2013.

3.2 Opleidingssituatie

Langer in onderwijs

Jongeren van begin twintig volgen meestal nog onderwijs. Van de 20-jarigen in 2023 volgde 75 procent onderwijs, met 29 jaar was dat 14 procent. De twintigers in 2023 volgden gemiddeld langer onderwijs dan tien jaar eerder. In 2023 volgde ruim de helft van de twintigers met 23 jaar onderwijs, in 2013 was dat nog met 22 jaar.

3.2.1 Deelname aan formeel onderwijs
 2013 (%)2023 (%)
2071,675,2
2164,271,4
225264,6
2345,453
2437,844,6
2531,435,5
2626,329,7
2721,221,6
2816,818,1
291313,7
Bron: CBS, EBB

Meer hbo- en universitair geschoolden

Dat jongeren langer onderwijs volgen, resulteert in meer hbo- en universitair geschoolden. Van de 29-jarigen in 2023 had 56 procent een hbo- of universitaire opleiding afgerond. Tien jaar eerder was dat voor 43 procent van de 29-jarigen het geval. Vrouwen zijn vaker hbo- of universitair geschoold dan mannen. In 2023 had 59 procent van de 29-jarige vrouwen een hbo- of universitaire opleiding afgerond, van de mannen in die leeftijd was dat 53 procent. Wel is het verschil tussen mannen en vrouwen kleiner geworden, tien jaar eerder was 49 procent van de vrouwen en 38 procent van de mannen hbo- of universitair geschoold.

3.2.2 Hbo- en universitair geschoolden
 Mannen 2013 (%)Mannen 2023 (%)Vrouwen 2013 (%)Vrouwen 2023 (%)
2023,11,54,7
216,110,210,813,7
2210,919,820,428,2
2320,23332,142,2
2426,641,241,651,4
2534,748,545,757,9
2633,7505056,2
2739,852,549,360,5
2838,750,447,458,1
2938,35348,558,9
Bron: CBS, EBB

Net zo tevreden met opleidingskansen 

84 procent van de twintigers in 2023 was tevreden met de opleidingskansen die ze gehad hebben. Ten opzichte van 2013 is dat aandeel niet aantoonbaar anders, toen ging het om 82 procent. 30- tot 65-jarigen waren ongeveer net zo vaak als de twintigers tevreden met de opleidingskansen die ze gehad hebben, respectievelijk 84 procent en 80 procent.

3.3 Werksituatie

Vaker aan het werk

Twintigers volgen niet alleen langer onderwijs, ze zijn ook vaker aan het werk. In 2023 was de nettoarbeidsparticipatie van twintigers 84 procent, in 2013 was dat 80 procent. Voor niet-onderwijsvolgenden vond in alle afzonderlijke levensjaren een toename plaats. Voor onderwijsvolgenden zat de toename met name bij begintwintigers. Vooral mannen van begin twintig waren vaker werkzaam. Zo was 79 procent van de 20-jarige mannen aan het werk in 2023 en 65 procent in 2013. Ter vergelijking: van de 20-jarige vrouwen was 76 procent aan het werk in 2023 en 74 procent in 2013. Niet alleen twintigers zijn vaker aan het werk. Ook onder 30- tot 65-jarigen nam de nettoarbeidsparticipatie toe: van 76 procent in 2013 naar 84 procent in 2023. In deze leeftijdscategorie was de stijging juist groter bij vrouwen dan bij mannen.

Twintigers die aan het werk zijn als werknemer hebben relatief vaak een flexibele arbeidsrelatie. In 2022 was dit voor 53 procent het geval, tegenover 17 procent van de 30- tot 65-jarige werknemers. Vooral werknemers van begin twintig werken vaak in flexibele arbeidscontracten, en dit komt tegenwoordig ook vaker voor dan een decennium eerder. In 2022 had 81 procent van de 20-jarige werknemers een flexibele arbeidsrelatie, in 2011 was dat 70 procent. Hierbij speelt een rol dat jongeren tegenwoordig langer studeren dan tien jaar eerder. Het gaat bij deze jongeren dus iets vaker om een bijbaan naast de studie en dat is meestal in de vorm van een flexibele arbeidsrelatie.

3.3.1 Nettoarbeidsparticipatie
 Volgt formeel onderwijs in 2013 (%)Volgt formeel onderwijs in 2023 (%)Volgt geen formeel onderwijs in 2013 (%)Volgt geen formeel onderwijs in 2023 (%)
206776,675,881,4
2170,478,67883,4
2273,879,683,287,1
2375,278,183,287,9
2476,177,483,889,2
257276,884,487,5
2672,874,985,589,5
2781,881,785,589,7
2875,980,184,289
2982,780,584,589
Bron: CBS, EBB
 

Voltijdwerk blijft norm voor mannen

De meeste jonge twintigers die werken, doen dat in deeltijd naast hun studie. In 2023 werkte 29 procent van de 20-jarige mannen en 16 procent van de 20-jarige vrouwen in een voltijdbaan (minstens 35 uur per week). Bij mannen neemt het aandeel twintigers dat in voltijd werkt per levensjaar toe. In 2023 werkte met 29 jaar 85 procent van de mannen in voltijd. Bij vrouwen neemt het aandeel voltijders aanvankelijk met de leeftijd toe, om op latere leeftijd weer te krimpen. In 2023 werkte 55 procent van de 27-jarige vrouwen jaar in voltijd, met 29 jaar was dat 50 procent. Ten opzichte van tien jaar eerder blijft voltijdwerken gebruikelijker voor mannen dan voor vrouwen.

3.3.2 Voltijd werken (minstens 35 uur per week)
 Mannen 2013 (%)Mannen 2023 (%)Vrouwen 2013 (%)Vrouwen 2023 (%)
2029,329,41115,8
2137,931,41719,2
2247,641,423,723,9
2356,351,230,136,9
2460,560,139,743,8
2569,568,641,747,2
26737446,151,9
2775,479,64854,9
2882,781,350,250,4
2986,985,343,950,4
Bron: CBS, EBB

Tevredenheid met werk niet veranderd

84 procent van de werkende twintigers was tevreden met hun werk in 2023. Tien jaar eerder was dat aandeel niet aantoonbaar anders (80 procent). Werkende 30- tot 65-jarigen waren iets vaker tevreden met hun werk dan twintigers, zowel in 2023 (88 procent) als 2013 (85 procent).

Minder ervaren werkdruk

Ten opzichte van een decennium eerder ervoeren 20- tot 30-jarige werknemers in 2023 iets minder vaak werkdruk: 30 procent tegenover 34 procent in 2013. De afname zat met name bij de 25-plussers. Het aandeel 30- tot 65-jarigen dat vaak of altijd werkdruk ervoer in 2023 lag iets hoger dan bij de twintigers (34 procent) en is ook afgenomen ten opzichte van 2014 (41 procent).

3.3.3 Vaak of altijd werkdruk ervaren
 2014 (% werknemers)2023 (% werknemers)
203026,2
2127,731,4
2228,527,3
2327,228
2431,428,4
2536,228,4
263429,6
2738,834,6
2838,330,1
2944,235,4
Bron: CBS, TNO (NEA)

Vaker werkgerelateerde psychische vermoeidheidsklachten

Ondanks dat 20- tot 30-jarige werknemers tegenwoordig minder vaak werkdruk ervaren, ervaren ze vaker werkgerelateerde psychische vermoeidheid. In 2023 zei 24 procent van hen zich enkele keren per maand of vaker psychisch vermoeid te voelen door het werk, in 2014 ging dat nog om 14 procent. De toename was groter bij vrouwen dan bij mannen. In 2023 ervoer 27 procent van de vrouwen en 20 procent van de mannen werkgerelateerde psychische vermoeidheidsklachten, in 2014 ging dat om respectievelijk 14 procent en 13 procent. Ook 30- tot 65-jarigen ervoeren vaker werkgerelateerde psychische vermoeidheid in 2023, maar hij hen was het verschil minder groot: 19 procent tegenover 16 procent in 2014.

In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid deed TNO verdiepend kwalitatief onderzoek naar psychische vermoeidheidsklachten onder jongvolwassenen van 18 tot 34 jaar (Van Veen et al., 2023). Hieruit werd geconcludeerd dat prestatiedruk, onzekerheden in het leven en sociale druk de belangrijkste bronnen zijn van de ervaren stress onder werkende jongeren.

3.3.4 Minstens enkele keren per maand werkgerelateerde psychische vermoeidheid ervaren
 2014 (% werknemers)2023 (% werknemers)
209,718,5
215,319,4
2211,819,4
2314,719,6
2413,723,4
2515,227,3
2612,328,6
2716,828
2816,323
2917,326,2
Bron: CBS, TNO (NEA)

3.4 Financiële situatie

Vaker actief als zelfstandige, minder aangewezen op uitkeringen

De belangrijkste bron van inkomen gedurende het jaar bepaalt de sociaaleconomische categorie. In 2022 waren de meeste twintigers werknemer (65 procent) of student (21 procent). Een kleiner deel was zelfstandige (6 procent), had een uitkering (5 procent), of had geen inkomen (2 procent). Ten opzichte van tien jaar eerder zijn twintigers iets vaker actief als zelfstandige, en minder vaak op een uitkering aangewezen. Ter vergelijking: 30- tot 65-jarigen waren eveneens iets vaker zelfstandige, maar net zo vaak op een uitkering aangewezen.

3.4.1 Sociaaleconomische categorie
LeeftijdJaarStudent (%)Werknemer (%)Zelfstandige (%)Uitkering (%)Gepensioneerd (%)Geen inkomen (%)
20 tot 30 jaar201121,7644,47,20,22,4
20 tot 30 jaar2022*21,464,96,45,30,11,9
30 tot 65 jaar20110,261,912,112,46,86,6
30 tot 65 jaar2022*0,266,514,512,624,2
Bron: CBS, IIV

Vooral vrouwen vaker economisch zelfstandig

65 procent van de niet-onderwijsvolgende twintigers was economisch zelfstandig in 2022. Er is sprake van economische zelfstandigheid als het netto inkomen uit arbeid of eigen onderneming hoger is dan het bijstandsniveau (1 100 euro netto per maand in 2022). Ter vergelijking: bij 75 procent van de 30- tot 65-jarigen was dat het geval. Ten opzichte van tien jaar eerder is de economische zelfstandigheid van zowel de twintigers als de 30- tot 65-jarigen toegenomen.

Mannen zijn vaker economisch zelfstandig dan vrouwen. Van de twintigers in 2022 was 67 procent van de mannen en 63 procent van de vrouwen economisch zelfstandig. Bij de 30- tot 65-jarigen was dat verschil groter, bij hen ging het om 83 procent van de mannen en 67 procent van de vrouwen. Wel is de economische zelfstandigheid onder vrouwen aanzienlijk toegenomen in de afgelopen decennia en wordt het verschil met mannen gestaag kleiner (CBS, 2024b).

3.4.2 Economisch zelfstandig
MVLeeftijd2011 (%)2022* (%)
Totaal20 tot 30 jaar57,965
Totaal30 tot 65 jaar66,774,9
Man20 tot 30 jaar6267,4
Man30 tot 65 jaar79,383
Vrouw20 tot 30 jaar53,762,5
Vrouw30 tot 65 jaar5466,9
Bron: CBS, IIV

Mediane inkomen twintigers gestegen

Een belangrijke indicator voor de financiële situatie is het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen, oftewel koopkracht van (alle leden in) het huishouden. In 2022 was het mediane gestandaardiseerd inkomen van thuiswonende twintigers tussen de 40 en 45 duizend. Het inkomen van de ouder(s) wordt hierbij meegerekend omdat de koopkracht bepaald wordt op huishoudensniveau. Wanneer twintigers op zichzelf gaan wonen, ligt het inkomen een stuk lager. Het mediane gestandaardiseerd inkomen van uitwonenden was 10 duizend euro voor 20-jarigen en liep op tot 35 duizend euro voor 29-jarigen in 2022. Dat het inkomen van uitwonenden met de leeftijd stijgt heeft ermee te maken dat de meeste jongvolwassenen in deze periode hun opleiding afronden en de overstap maken naar de arbeidsmarkt.

Ten opzichte van een decennium eerder ging het inkomen van thuiswonende twintigers er gemiddeld 14 procent op vooruit, evenveel als dat van de 30- tot 65-jarigen. Voor uitwonende 25- tot 30-jarigen nam het met 18 procent iets meer toe. Dit gold niet voor het inkomen van uitwonenden van 20 tot en met 23 jaar. Hun koopkracht lag in 2022 op een vergelijkbaar niveau als in 2011. Daarmee is voor begintwintigers het koopkrachtgat tussen uitwonenden en thuiswonenden groter geworden.

3.4.3 Mediaan gestandaardiseerd inkomen
LeeftijdThuiswonend 2011 (duizend euro (prijspeil 2022))Thuiswonend 2022* (duizend euro (prijspeil 2022))Uitwonend 2011 (duizend euro (prijspeil 2022))Uitwonend 2022* (duizend euro (prijspeil 2022))
2034,940,411,210
2136,441,713,713,7
2237,64317,417,8
2338,743,921,222,3
2439,344,524,126,4
2539,444,526,330
2639,144,427,732,5
2738,943,828,734,1
2838,14329,434,9
2937,541,829,935,4
Bron: CBS, IIV

Vermogen eindtwintiger gestegen

Een andere indicator die een rol speelt in de financiële situatie van twintigers is het vermogen. Het vermogen van een huishouden bestaat uit het saldo van bezittingen en schulden. Bij thuiswonende twintigers is de financiële situatie van de ouders doorgaans bepalend voor dit vermogen. De doorsnee uitwonende twintiger is lid van een huishouden met vrijwel geen vermogen: de waarde van bezittingen wordt grotendeels opgeheven door de schulden. Zo wordt bijvoorbeeld de hypotheekschuld gesaldeerd met de waarde van de eigen woning. Wel zijn uitwonende eindtwintigers er qua vermogen op vooruit gegaan: het mediane vermogen van uitwonende 29-jarigen was 40 duizend euro in 2022 tegenover 0 euro in 2011. Ter vergelijking: het mediane vermogen van 30- tot 65-jarigen steeg van 80 duizend euro in 2011 naar 192 duizend euro in 2023. De belangrijkste drijvende factor achter deze vermogensgroei is de stijgende woningwaarde (CBS, 2023b).

3.4.4 Mediaan vermogen uitwonenden
Leeftijd2011 (duizend euro (prijspeil 2022))2022* (duizend euro (prijspeil 2022))
200,60,2
210,40
2200
2300,1
24-0,30,9
25-0,52,9
26-0,57,5
27-0,114,6
28025,2
290,139,6
Bron: CBS, IIV

Minder hypotheekschuld

Tegenover een eigen woning staat doorgaans een hypotheekschuld. In 2022 was de mediane hypotheekschuld van twintigers met een eigen woning 200 duizend euro. Dat is, met name voor eindtwintigers, minder dan een decennium eerder. Waar 29-jarigen met een eigen woning in 2011 een mediane hypotheekschuld van 256 duizend euro hadden, was dat 211 duizend euro in 2022.

3.4.5 Mediane hypotheekschuld van eigenwoningbezitters
Leeftijd2011 (duizend euro (prijspeil 2022))2022* (duizend euro (prijspeil 2022))
20198,6193,5
21203,2197,8
22211,6200,8
23218,1203,8
24225,1209,5
25231,5210,0
26239,5212,3
27245,0211,6
28250,1211,3
29255,6211,0
Bron: CBS, IIV

Meer studieschuld

Daarentegen hebben twintigers tegenwoordig vaker een studieschuld en is deze hoger dan een decennium eerder. De mediane studieschuld van twintigers met een studieschuld was 13 duizend euro in 2022 tegenover 11 duizend euro in 2011. De studieschuld steeg het meest bij middentwintigers. Met name na de invoering van het leenstelsel in 2015 is de studieschuld flink opgelopen (CBS, 2023a). In studiejaar 2023-2024 is een einde gekomen aan dit leenstelsel.

3.4.6 Mediane studieschuld van twintigers met studieschuld
Leeftijd2011 (duizend euro (prijspeil 2022))2022* (duizend euro (prijspeil 2022))
204,04,2
215,57,1
226,810,5
238,814,4
2411,117,2
2514,318,2
2616,318,2
2717,118,3
2817,517,6
2917,516,7
Bron: CBS, IIV

Zorgen over financiële toekomst niet veranderd

67 procent van de twintigers was tevreden met hun financiële situatie in 2023. Tien jaar eerder was dat aandeel niet aantoonbaar anders (62 procent). 30- tot 65-jarigen waren vaker tevreden met hun financiële situatie dan twintigers, zowel in 2023 (76 procent) als 2013 (68 procent).

Tegelijkertijd had 35 procent van de twintigers in 2023 veel zorgen over hun financiële toekomst. Ten opzichte van 2013 is dat aandeel niet aantoonbaar anders, toen ging het om 34 procent. 30- tot 65-jarigen hadden in 2023 minder vaak veel zorgen over hun financiële toekomst dan twintigers (29 procent). Voor hen is dat aandeel juist gedaald ten opzichte van 2013, toen was het nog vergelijkbaar met de twintigers (34 procent). Een kanttekening bij deze cijfers is dat het aandeel dat zich veel zorgen maakt over hun financiële situatie vanaf 2013 aan het dalen was, voordat dit in 2022 voor de eerste keer weer steeg (CBS, 2023c).