4. Conclusie
Dit artikel brengt de verschillende facetten van ontslag in kaart voor 2023. Kernpunt is het onderscheid naar onvrijwillig en vrijwillig ontslag. Bij onvrijwillig ontslag lag het initiatief voor de baanbeëindiging bij de werkgever, bij vrijwillig ontslag bij de werknemer. In 2023 had twee derde van de 661 duizend gemiddeld per kwartaal ontslagen werknemers vrijwillig ontslag genomen. Bij 16 procent van de ontslagen werknemers was dat onvrijwillig.
Van de werknemers die in 2023 vrijwillig met ontslag gingen, deden de meesten dit vanwege een andere baan of eigen bedrijf. Daarna volgde opleiding of studie als belangrijkste reden waarom de baan beëindigd werd. Bij 35 procent van de 106 duizend werknemers met ontslag op initiatief van de werkgever was faillissement, bezuinigingen, reorganisatie, arbeidsconflict of te weinig opdrachten de belangrijkste reden. Ook het aflopen van een tijdelijk contract was met 18 procent vaak de reden voor onvrijwillig ontslag.
De arbeidsmarkt was in 2023 nog steeds erg krap. Net als in 2022 waren er het hele jaar meer vacatures dan werklozen. Weliswaar was de spanning op de arbeidsmarkt iets minder groot dan een jaar eerder, maar nog steeds behoorde deze tot de hoogste in ruim vijftig jaar (CBS, 2024). Dit past bij het beeld van een gering aandeel onvrijwillig ontslagenen en het hoge aandeel werknemers dat snel weer werk vindt. De uitkomsten over de manier waarop ontslagen tot stand kwamen, verschillen ook nauwelijks van 2022.
De arbeidsmarkt heeft echter ook andere tijden gekend en die zullen in meer of mindere mate ook wel weer eens aanbreken als de (onvrijwillige) werkloosheid toeneemt. De cijfers in dit artikel voor 2023 lenen zich dan als vergelijkingsbasis. De voorliggende analyse laat zien dat in 2023 werknemers na onvrijwillig ontslag duidelijk minder vaak weer werk hadden na drie maanden dan werknemers die vrijwillig met ontslag gingen.
Werknemers die in 2023 onvrijwillig met ontslag gingen, hadden vaker een flexibel dan een vast dienstverband. De groep onvrijwillig ontslagen werknemers met een flexibel dienstverband bestond voor 16 procent uit oproepkrachten en voor 28 procent uit overige flexibele arbeidsrelaties (exclusief uitzicht op vast en uitzendkrachten). Dit zijn twee groepen waarvoor de WAB speciale voorzieningen heeft ingevoerd om hun werkzekerheid te verbeteren.
Tot slot nog een meetkwestie. De analyse in dit artikel heeft laten zien dat een specifieke groep van werknemers die met ontslag gingen op basis van de EBB niet kon worden ingedeeld naar onvrijwillig en vrijwillig ontslag. Het gaat daarbij om beëindiging van een eerste en enige tijdelijk contract bij een bepaalde werkgever. Aan deze werknemers is in de enquête een aantal vragen niet gesteld, waardoor bijvoorbeeld het initiatief voor ontslag onbekend is. De cijfers over beëindiging van deze tijdelijke contracten kunnen dus nog verbeterd worden door ook in deze situaties te vragen naar de omstandigheden omtrent ontslag.