3. Resultaten
In 2023 waren er gemiddeld 661 duizend werknemers per kwartaal van wie de (hoofd)baan werd beëindigd. Dat was meestal, bij 67 procent, op eigen initiatief. Dat waren 446 duizend werknemers per kwartaal. Bij 106 duizend werknemers lag het initiatief bij de werkgever. Bij 109 duizend was de ontslagreden en/of het initiatief onbekend.
Ruim 1 op 3 baanbeëindigingen vanwege andere baan of eigen bedrijf
De meest genoemde reden voor een baanbeëindiging en dus voor ontslag was de wens voor een nieuwe baan of eigen bedrijf (35 procent). Meestal had de werknemer daarvoor zelf ontslag genomen (217 duizend), in 8 duizend gevallen lag het initiatief bij de werkgever en bij 4 duizend was het onbekend.
Opleiding of studie was de belangrijkste ontslagreden voor 17 procent van de ontslagen werknemers. Voor 87 duizend (13 procent) was de belangrijkste reden voor ontslag het aflopen van een tijdelijk contract. Het minst vaak had de baanbeëindiging zorg of overige gezins- of familieredenen als belangrijkste ontslagreden (6 duizend). Voor 100 duizend werknemers speelde een andere ontslagreden, waarbij het voor 65 procent om eigen initiatief ging.
Reden | Initiatief werknemer (x 1 000) | Initiatief werkgever (x 1 000) | Onbekend (x 1 000) |
---|---|---|---|
Nieuwe baan/ eigen bedrijf | 217 | 8 | 4 |
Opleiding of studie | 115 | 0 | 0 |
Einde tijdelijk contract | 13 | 19 | 55 |
Bedrijfseconomisch¹ of arbeidsconflict | 0 | 37 | 0 |
Hoge leeftijd of pensioen | 23 | 0 | 0 |
Ziekte of arbeidsongeschiktheid | 7 | 12 | 1 |
Zorg of andere familiereden | 6 | 0 | 0 |
Overig | 65 | 30 | 5 |
Onbekend | 0 | 0 | 44 |
1)Faillissement, te weinig opdrachten of bezuiniging, reorganisatie |
Bij 35 procent van de 106 duizend werknemers met ontslag op initiatief van de werkgever was faillissement, bezuinigingen, reorganisatie, arbeidsconflict of te weinig opdrachten de belangrijkste reden. Ook het aflopen van een tijdelijk contract was met 18 procent vaak de reden voor onvrijwillig ontslag.
Onderscheid naar initiatief en al dan niet onderwijsvolgend
Voor werknemers die zelf van baan willen wisselen heeft ontslag een andere betekenis dan voor werknemers waarbij dat niet het geval is. Deze groepen worden daarom bij de beschrijving van de resultaten apart gepresenteerd. Dat geldt ook voor werknemers die zelf het initiatief voor ontslag nemen en die nog een formele opleiding of studie volgen. Zij vertonen een ander gedrag op de arbeidsmarkt dan niet-onderwijsvolgenden wiens baan werd beëindigd. Niet alleen zijn ontslagreden- en vorm verschillend, hun werk betreft veelal bijbanen naast school of studie. Bovendien wisselen zij gemakkelijker en sneller van baan. Onderwijsvolgende werknemers die zijn ontslagen op initiatief van de werkgever zijn met 27 duizend relatief klein in aantal en worden daarom niet apart in kaart gebracht.
Ontslagroute meestal niet via UWV of kantonrechter
Aan de 106 duizend werknemers van wie de hoofdbaan op initiatief van de werkgever beëindigd werd, is gevraagd of de ontslagroute via UWV of de kantonrechter is gelopen. Voor 29 duizend ging het om het einde van een tijdelijk contract of een faillissement, en kwam de route via het UWV of kantonrechter niet in aanmerking. Van de overige 77 duizend gaven 9 duizend werknemers aan dat de ontslagroute via UWV was gevolgd, en 1 duizend de route via de kantonrechter.
Deze aantallen kunnen in de praktijk wat hoger zijn, omdat 11 duizend mensen geen antwoord gaven op de vraag of het ontslag via UWV verliep, en 6 duizend de vraag of het ontslag via de kantonrechter verliep niet beantwoordden. Een ruime meerderheid gaf aan dat de werkgever geen toestemming heeft gevraagd voor ontslag aan UWV of de kantonrechter.
Bijna 4 op 10 ontslagen werknemers hadden vast contract
Van de werknemers die in 2023 met ontslag gingen, had 38 procent vóór ontslag een vast contract. De rest had een flexibel contract. Voor de meesten was dat als oproep- of invalkracht (24 procent). Het aandeel ontslagen met een vast contract verschilt weinig tussen de ontslagen op initiatief van de werkgever (38 procent) en die op initiatief van de werknemer (39 procent). Werknemers die zelf ontslag namen omdat ze een nieuwe baan of eigen bedrijf ambieerden, hadden het vaakst een vast dienstverband (51 procent).
Bij bijna 1 op 5 ontslagen door werkgevers ging het om uitzendkracht
Bij ontslag door de werkgever hadden werknemers vaker een contract als uitzendkracht (18 procent, versus 10 procent bij ontslag door werknemer) en juist minder vaak als oproep- of invalkracht (16 procent versus 25 procent). Oproepkrachten zijn veelal jongeren die ook relatief vaak hun baan beëindigen vanwege opleiding of studie.
Niet-onderwijsvolgende werknemers die zelf ontslag namen, en die niet zelf een nieuwe baan of eigen bedrijf ambieerden, hadden iets vaker een vast dienstverband dan werknemers die op initiatief van de werkgever ontslagen werden. Ook waren er relatief meer oproepkrachten. Bij vrijwillig ontslag kwamen tijdelijke dienstverbanden met uitzicht op vast of uitzendkrachten minder vaak voor dan bij onvrijwillig ontslag.
Onderwijsvolgenden die zelf ontslag namen, en niet als belangrijkste reden opgaven dat ze een nieuwe baan wilden, hadden relatief vaak een contract als oproep- of invalkracht (42 procent). Uitzendkrachten kwamen juist minder vaak voor (7 procent). Een tijdelijk dienstverband van korter dan een jaar maar wel met vaste uren kwam vóór ontslag onder deze scholieren en studenten relatief vaak voor (35 procent).
Initiatief en reden | Vast, vaste uren (%) | Tijdelijk, uitzicht op vast (%) | Tijdelijk, 1 jaar of langer (%) | Tijdelijk, minder dan 1 jaar (%) | Uitzendkracht (%) | Oproep- of invalkracht (%) | Flexibel contract onbekend (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Initiatief ontslag werkgever | 37,7 | 10,4 | 7,5 | 8,5 | 17,9 | 16,0 | 1,9 |
Initiatief ontslag werknemer | 38,5 | 6,3 | 5,4 | 12,4 | 9,7 | 25,5 | 2,3 |
waarvan | |||||||
Wilde nieuwe baan/eigen bedrijf | 50,9 | 7,9 | 5,6 | 4,6 | 9,7 | 19,4 | 1,9 |
Overige redenen | 26,8 | 4,8 | 5,3 | 19,7 | 9,6 | 31,1 | 2,6 |
waarvan | |||||||
Niet-onderwijsvolgenden | 42,5 | 7,1 | 5,5 | 7,9 | 11,8 | 22,8 | 2,4 |
Onderwijsvolgenden | 6,9 | 2,0 | 5,0 | 34,7 | 6,9 | 41,6 | 3,0 |
4 op 10 namen binnen een jaar ontslag
In 2023 hadden 4 op de 10 ontslagen werknemers niet langer dan een jaar in de beëindigde baan gewerkt. Dat geldt zowel voor ontslag op eigen initiatief (39 procent) als voor ontslag door de werkgever (40 procent). Vooral scholieren of studenten namen of kregen vaak binnen een jaar ontslag (67 procent). Bij niet-onderwijsvolgende werknemers die om een andere reden dan een nieuwe baan of eigen bedrijf ontslag namen was dat aandeel met 33 procent veel lager. Degenen die ontslag namen vanwege de wens naar een eigen baan of bedrijf, beëindigden hun baan het minst vaak binnen een jaar (30 procent) en juist wat vaker na een langere periode van een tot vijf jaar (45 procent).
Initiatief en reden | 0 tot 1 jaar (%) | 1 tot 5 jaar (%) | 5 tot 10 jaar (%) | 10 tot 20 jaar (%) | 20 jaar of meer (%) | Onbekend (%) |
---|---|---|---|---|---|---|
Initiatief ontslag werkgever | 39,6 | 35,8 | 10,4 | 6,6 | 5,7 | 1,9 |
Initiatief ontslag werknemer | 39,5 | 37,7 | 9,9 | 5,8 | 4,7 | 2,5 |
waarvan | ||||||
Wilde nieuwe baan/eigen bedrijf | 30,4 | 45,2 | 13,4 | 7,4 | 2,3 | 1,4 |
Overige redenen | 48,0 | 30,6 | 6,6 | 4,4 | 7,0 | 3,5 |
waarvan | ||||||
Niet-onderwijsvolgenden | 32,8 | 33,6 | 9,4 | 7,8 | 12,5 | 3,9 |
Onderwijsvolgenden | 67,3 | 26,7 | 3,0 | 0,0 | 0,0 | 3,0 |
6 op 10 hadden drie maanden later ander werk
Van de 661 duizend werknemers die gemiddeld per kwartaal met ontslag gingen in 2023 had in totaal 59 procent drie maanden later een andere werkgever, 16 procent was werkloos (op zoek naar en beschikbaar voor werk) en 25 procent had geen werk maar was ook niet op zoek en/of niet beschikbaar (niet-beroepsbevolking).
Na ontslag op initiatief van de werkgever had 47 procent drie maanden later werk, was 28 procent werkloos en hoorde 25 procent tot de niet-beroepsbevolking. Mensen die op eigen initiatief ontslag namen, hadden relatief vaak na drie maanden weer werk (69 procent). Van degenen die een nieuwe baan of eigen bedrijf wilden beginnen, was 85 procent dit binnen drie maanden ook gelukt.
Bij vrijwillig ontslag vanwege overige redenen dan een nieuwe baan of eigen bedrijf vond iets meer dan de helft weer snel een baan. De overige helft had geen werk, waarvan relatief veel in de niet-beroepsbevolking (34 procent) en weinig in de werkloze beroepsbevolking terechtkwamen (13 procent). In de niet-beroepsbevolking kwamen overwegend mensen voor die de baan hadden beëindigd vanwege hoge leeftijd of pensioen, of zorg/familieredenen.
Initiatief en reden | Werkzaam (%) | Werkloos (%) | Niet-beroepsbevolking (%) |
---|---|---|---|
Initiatief ontslag werkgever | 47,2 | 28,3 | 24,5 |
Initiatief ontslag werknemer | 68,5 | 11,7 | 19,8 |
waarvan | |||
Wilde nieuwe baan/eigen bedrijf | 85,3 | 10,1 | 4,6 |
Overige redenen | 52,6 | 13,2 | 34,2 |
waarvan | |||
Niet-onderwijsvolgenden | 52,0 | 11,8 | 36,2 |
Onderwijsvolgenden | 53,5 | 14,9 | 31,7 |
15 tot 20 procent met werk heeft vast contract
Werknemers die na drie maanden nadat ze zelf ontslag namen weer werk hadden, hadden in de nieuwe baan minder vaak een vast dienstverband (14 procent) dan degenen die ontslagen waren (20 procent). Ze hadden met 29 procent wel vaker een tijdelijk dienstverband met uitzicht op vast dan degenen die ontslagen waren (24 procent). Ook een meerjarig tijdelijk dienstverband kwam bij hen vaker voor.
Werknemers die weer werk hadden nadat ze ontslag hadden genomen vanwege een nieuwe baan of eigen bedrijf hadden relatief vaak een baan met uitzicht op vast (36 procent), 16 procent had een vast dienstverband. Bij degenen die om andere redenen ontslag hadden genomen was het deel met (uitzicht op) een vast contract aanzienlijk lager: 12 procent vast en 17 procent uitzicht op vast. Voor werknemers die om een andere reden dan een nieuwe baan of eigen bedrijf met ontslag gingen en geen onderwijs volgden vóór ontslag ging het om 15 en 24 procent, bij onderwijsvolgenden waren deze aandelen met 7 en 9 procent duidelijk lager.
Initiatief en reden | Vast, vaste uren (%) | Tijdelijk, uitzicht op vast (%) | Tijdelijk, 1 jaar of langer (%) | Tijdelijk, minder dan 1 jaar (%) | Uitzendkracht (%) | Oproep- of invalkracht (%) | Flexibel contract onbekend (%) | Overig (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Initiatief ontslag werkgever | 20,4 | 24,5 | 6,1 | 10,2 | 12,2 | 14,3 | 10,2 | 2,0 |
Initiatief ontslag werknemer | 14,4 | 28,5 | 8,5 | 7,9 | 7,2 | 20,0 | 11,8 | 1,6 |
waarvan | ||||||||
Wilde nieuwe baan/eigen bedrijf | 16,3 | 35,9 | 9,2 | 6,0 | 8,2 | 15,2 | 8,2 | 1,1 |
Overige redenen | 11,6 | 17,4 | 7,4 | 10,7 | 5,8 | 27,3 | 17,4 | 2,5 |
waarvan | ||||||||
Niet-onderwijsvolgenden | 14,9 | 23,9 | 7,5 | 6,0 | 6,0 | 19,4 | 20,9 | 1,5 |
Onderwijsvolgenden | 7,4 | 9,3 | 7,4 | 16,7 | 5,6 | 37,0 | 13,0 | 3,7 |