1. Inleiding
Migratie levert veel maatschappelijk debat op. Een van de kwesties met betrekking tot migratie is de vraag in hoeverre migranten deelnemen aan het maatschappelijke verkeer in Nederland. Kennis van de Nederlandse taal wordt hiervoor vaak als noodzakelijke voorwaarde gezien. Die zou helpen bij het vinden van werk, maar ook om deel te kunnen nemen aan allerlei andere aspecten van het leven, zoals het volgen van een opleiding, het doen van vrijwilligerswerk, het bezoeken van theatervoorstellingen of het zinvol kunnen bijwonen van ouderavonden. In dit artikel staat de relatie tussen de Nederlandse taalvaardigheid van migranten en hun arbeidsmarktpositie centraal.
Basis van het artikel vormt nieuwe informatie over de kennis van de Nederlandse taal zowel op moment van migratie als de huidige kennis (gemeten in 2021). De centrale vraag in dit artikel is in hoeverre de mate van beheersing van het Nederlands samenhangt met de arbeidsmarktpositie van migranten. Ook wordt ingegaan op de vraag of het niet of in beperkte mate beheersen van het Nederlands als obstakel werd ervaren bij het vinden van werk. Naast kennis van het Nederlands worden ook andere kenmerken op samenhang met de huidige arbeidsmarktpositie onderzocht, zoals de reden van migratie naar Nederland, de leeftijd waarop men naar Nederland kwam en het onderwijsniveau in het verslagjaar. Er worden vier groepen geboortelanden onderscheiden: Europese landen, Marokko en Turkije, Suriname en de Nederlandse Cariben, en overige landen. Hierbij gaat het in alle gevallen om alle migranten die ooit naar Nederland zijn gemigreerd en die in 2021 in Nederland woonden en tussen de 15 en 75 jaar oud waren.