Auteur: Charlotte Brand
De verduurzaming van de landbouw – deel II: emissies

1. Inleiding

Na de Tweede Wereldoorlog is de productie van de landbouw in Nederland snel gegroeid. Landbouwhistorici spreken zelfs van een ‘groene revolutie’. Terwijl de economie en industriële productie herstelden, moest voedsel goedkoop zijn en blijven. Ook moest de landbouw arbeidsextensiever worden, zodat mankracht kon worden vrijgemaakt voor de industrie. De landbouwproductie werd verhoogd door specialisatie en schaalvergroting van bedrijven. De opbrengst werd vergroot door het gebruik van tractoren, kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en krachtvoer voor vee. De landbouw werd verder geoptimaliseerd om met zo min mogelijk mankracht en grondstoffen een zo hoog mogelijke productie te bereiken (Van der Bie en Dehing (red.), 1999).

De afgelopen decennia groeide de landbouwproductie verder. De zeer hoge productie heeft echter een prijs: de Nederlandse landbouw legt een grote druk op het milieu en het dierenwelzijn. De landbouw stoot bijvoorbeeld grote hoeveelheden methaan uit, en stikstofhoudende stoffen en residuen van gewasbeschermingsmiddelen komen in het milieu terecht.

De landbouw loopt dus tegen duurzaamheidsgrenzen aan, maar staat ook niet stil. Via wetgeving en innovaties wordt geprobeerd de landbouw milieu- en diervriendelijker te maken. Slaagt de landbouw daarin? In hoeverre daalde de afgelopen 25 jaar het milieurelevante verbruik, zoals (niet-biologische) bestrijdingsmiddelen en (niet-hernieuwbare) energie? Daalden de emissies? Het antwoord op deze vragen wordt gegeven in een reeks van twee artikelen. Daarbij wordt niet alleen absoluut gekeken, maar ook relatief: hoe verhouden die dalingen zich tot de ontwikkeling van de productie? We kijken hierbij naar de landbouw als geheel, het gaat dus specifiek niet om de ontwikkeling van de biologische landbouw. De ontwikkeling van de biologische en van de niet-biologische landbouw bepalen samen de vertoonde ontwikkelingen.

In het eerste artikel in deze reeks stonden de productie en het milieurelevante verbruik centraal. Dit artikel gaat over de emissies door de landbouw. Concreet komen broeikasgasuitstoot, het overschot van stikstof en fosfor en de uitstoot van fijnstof aan bod. Zijn de emissies en productie ontkoppeld, of leidde een hogere productie tot een hogere uitstoot? Waren boeren in staat de relatieve uitstoot ten opzichte van het productievolume terug te dringen? Zo ja, in welke mate? In de passages over de veeteelt maken we onderscheid tussen de verschillende soorten vee, omdat runderen bijvoorbeeld veel methaan (een broeikasgas) uitstoten, en het merendeel van het fijnstof wordt uitgestoten door de pluimveehouderij. Naast de ontwikkeling van de uitstoot wordt aandacht besteed aan de gevolgen voor de omgeving en de biodiversiteit in Nederland.

In hoofdstuk 2 van dit artikel wordt eerst een totaaloverzicht gegeven van de verschillende vormen van emissies, naast de landbouwproductie. In hoofdstuk 3 wordt dieper ingegaan op verschillende vormen van uitstoot. De gevolgen voor de omgeving staan centraal in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 volgen de conclusies.