5. Samenvatting en conclusie
Het aantal mensen met een hbo- of universitair diploma neemt al jaren gestaag toe. In welke beroepen komen al deze hoogopgeleiden terecht en wat betekent dat voor middelbaar opgeleiden? In dit artikel is geprobeerd antwoord te geven op de volgende onderzoeksvragen: zijn hoogopgeleiden door de toegenomen omvang van deze groep in 2020 nog in dezelfde beroepen werkzaam als in 2013? En zijn er beroepen die eerder vooral door middelbaar opgeleiden vervuld werden en waar tegenwoordig meer hoogopgeleiden werkzaam zijn?
Om deze vragen te kunnen beantwoorden, is eerst een beeld geschetst van de groep hoogopgeleiden. Vooral vrouwen behaalden vaker een hbo of universitair diploma. Ook hangt de groei van het aantal hoogopgeleiden samen met leeftijd: het aandeel hoogopgeleiden is groter onder jongere generaties en neemt af naarmate de leeftijd toeneemt. De groei van het aantal hoogopgeleiden verschilt tevens per onderwijsrichting. Naar verhouding zijn er vooral meer hoogopgeleiden in de richting recht, administratie, handel of zakelijke dienstverlening, techniek, industrie en bouwkunde en Informatica.
Als antwoord op de eerste onderzoeksvraag kan geconcludeerd worden dat in 2020 de arbeidsparticipatie onder hoogopgeleiden iets hoger was dan in 2013, namelijk 80 procent versus 78 procent. Bijna twee derde van de hoogopgeleiden werkte in een beroep van beroepsniveau 4, ofwel in een beroep met zeer complexe gespecialiseerde taken waarvoor een hoger of wetenschappelijk onderwijsniveau wordt vereist. Daarnaast werkte ruim 18 procent in beroepen waarin complexe taken (beroepsniveau 3) moeten worden uitgevoerd en bijna 16 procent in beroepen waarin ze weinig tot middelmatig complexe taken (beroepsniveau 2) moeten uitvoeren. Dat hoogopgeleiden werkzaam zijn in beroepen waarin ze eenvoudige, routinematige taken (beroepsniveau 1) moeten uitvoeren, komt weinig voor. Doordat de groei van het aantal hoogopgeleiden in de verschillende beroepsniveaus naar verhouding ongeveer even groot was, is de verdeling van het aandeel hoogopgeleiden in de verschillende niveaus door de jaren ook vrijwel gelijk gebleven.
Hoogopgeleiden komen niet in dezelfde beroepen terecht als voorheen. Vooral in bedrijfseconomische en administratieve beroepen, zorg- en welzijnsberoepen, technische beroepen en ICT-beroepen was sprake van een toename. Meer in het bijzonder gaat het dan om software- of applicatieontwikkelaars, bedrijfskundigen en organisatieadviseurs, sociaal werkers, groeps- en woonbegeleiders, artsen en ingenieurs. Hierbij is sprake van verschillen tussen mannen en vrouwen en ook van verschillen tussen generaties. Zo komt bijvoorbeeld de groei van software- of applicatieontwikkelaar voornamelijk voor rekening van hoogopgeleide mannen; de groei van sociaal werkers, groeps- en woonbegeleiders betreft vooral hoogopgeleide vrouwen. Voor artsen geldt onder meer dat de toename het sterkst was bij 25- tot 45-jarigen. Deze veranderingen in beroep sluiten grotendeels aan bij de veranderingen in studiekeuze.
Het antwoord op de tweede onderzoeksvraag, namelijk of hoogopgeleiden terechtkomen in beroepen waar eerder vooral middelbaar opgeleiden werkzaam waren, luidt als volgt: binnen beroepsniveau 3 en 4 waren in 2020 meer hoogopgeleiden en minder middelbaar opgeleiden werkzaam waren dan in 2013. Meer in detail blijkt dat er beroepsgroepen zijn waar het aantal middelbaar opgeleiden kromp en het aantal hoogopgeleiden groeide. Dat was het geval bij overheidsambtenaren, administratief medewerkers en directiesecretaresses. Ook was sprake van een sterke toename van het aantal hoogopgeleide sociaal werkers, groeps- en woonbegeleiders. Dat is een beroep van niveau 3 waar voorheen middelbaar opgeleiden de meerderheid vormden, maar dat de afgelopen jaren steeds vaker wordt ingevuld door hoogopgeleiden.
Naast beroepsgroepen waarbinnen het aantal hoogopgeleiden is gegroeid en het aantal middelbaar opgeleiden is gekrompen, is vooral een toename te zien van het aantal hoogopgeleiden in specifieke beroepsgroepen en een afname van het aantal middelbaar opgeleiden in andere beroepsgroepen die niet worden opgevuld door hoogopgeleiden. Voorbeelden van beroepsgroepen met een sterke groei van hoogopgeleiden zijn bedrijfskundigen en organisatieadviseurs, artsen en ingenieurs en accountants. Hiertegenover staan onder meer secretaresses, technici als schilders en metaalspuiters en binnen de zorg de verzorgenden, waar niet of nauwelijks groei is te zien in hoogopgeleiden, maar vooral een krimp in middelbaar- en laagopgeleiden. Tot slot zijn er beroepsgroepen zoals software- en applicatieontwikkelaars, waarbij zowel het aantal middelbaar- als hoogopgeleiden toenam, maar de groei van hoogopgeleiden beduidend groter was.
Voor dit artikel is gebruikgemaakt van de gebruikelijke indeling voor beroep op basis van de BRC 2014. Hierbij dient te worden opgemerkt dat binnen de beroepsgroepen (114) nog verder kan worden gedetailleerd naar de onderliggende beroepen (ruim 400) door de ISCO-indeling van beroepen te gebruiken. Hiermee zou specifieker kunnen worden onderzocht welke beroepen meer hoogopgeleiden kennen dan voorheen en welke beroepen minder middelbaar opgeleiden. Dit voert te ver voor dit artikel en zou in een vervolgonderzoek aan de orde kunnen komen. Net als de vraag of hoogopgeleiden de beroepen op dezelfde manier invullen als middelbaar opgeleiden. Die vraag is op grond van dit onderzoek niet te beantwoorden, maar voor dit onderwerp wel relevant.