2. Kenmerken van hoogopgeleiden
Voordat ingegaan wordt op de beroepen die hoogopgeleiden hebben en of daar wat in veranderd is, wordt eerst de groep hoogopgeleiden beschreven. Wat is de samenstelling van deze groep als het gaat om geslacht en leeftijd? Ook wordt een uitsplitsing gemaakt naar de gevolgde richting en in beeld gebracht of daarin iets veranderd is tussen 2013 en 2021.
2.1 Jongere leeftijdsgroepen en vrouwen vaker hoogopgeleid
Over het algemeen geldt dat jongere leeftijdsgroepen vaker hoogopgeleid zijn dan oudere generaties. Zo zijn mensen van 25 tot 35 jaar het vaakst hoogopgeleid en wordt dat aandeel kleiner naarmate men ouder is. Voor de leeftijdsgroep 25 tot 35 jaar was de groei van het aandeel hoogopgeleiden ook het grootst: in 2013 was 43 procent hoogopgeleid, in 2021 bedroeg dit 55 procent. Hierna volgen 35- tot 45-jarigen met 48 procent hoogopgeleiden in 2021. Dit aandeel is met 12 procentpunten toegenomen ten opzichte van 2013. Een uitzondering vormen 15- tot 25-jarigen waarvan een relatief klein deel hoogopgeleid is. Dit komt doordat een groot deel van hen nog onderwijs volgt (driekwart in 2021) waardoor hun hoogst behaalde onderwijsniveau nog kan veranderen. Wel was in 2021 ook voor deze groep het aandeel hoogopgeleiden groter dan in 2013.
2013 (%) | 2021 (%) | |
---|---|---|
15 tot 25 jaar | 9,2 | 14 |
25 tot 35 jaar | 42,5 | 55,2 |
35 tot 45 jaar | 36,2 | 48,2 |
45 tot 55 jaar | 29,7 | 38,5 |
55 tot 65 jaar | 28 | 30,2 |
65 tot 75 jaar | 21,5 | 25,9 |
Het aandeel hoogopgeleiden groeide sneller voor vrouwen dan mannen en in 2021 hadden vrouwen vaker een hbo- of universitair diploma dan mannen. Van de vrouwen was 27 procent in 2013 hoogopgeleid; in 2021 was dit toegenomen tot 36 procent. Bij mannen gaat het om een toename van 29 naar 35 procent.
2013 (%) | 2021 (%) | |
---|---|---|
Man | 29,2 | 35,2 |
Vrouw | 27,4 | 35,9 |
2.2 Ruim kwart opleiding recht, administratie, handel of zakelijke dienstverlening
Ruim een kwart van de hoogopgeleiden heeft de hoogst behaalde opleiding gevolgd in de richting recht, administratie, handel of zakelijke dienstverlening. Het gaat dan bijvoorbeeld om opleidingen als bestuurskunde en bedrijfseconomie, maar ook om marketing en recht. Bij een diploma in de richting gezondheidszorg en welzijn gaat het om 16 procent en voor zowel techniek, industrie en bouwkunde als onderwijs betreft het 12 procent. Het aandeel mensen met de richting recht, administratie, handel of zakelijke dienstverlening is vergeleken met 2013 groter geworden en datzelfde geldt in mindere mate voor techniek, industrie en bouwkunde. Het aandeel mensen met een opleiding in de richting gezondheidszorg en welzijn en in het onderwijs is daarentegen juist kleiner geworden.
Omdat het totaal aantal hoogopgeleiden van 15 tot 75 jaar is toegenomen tussen 2013 en 2021, in totaal gaat het om een toename van 1,1 miljoen, is het relevant om ook naar de absolute aantallen te kijken. Daaruit blijkt dat in absolute zin ook in de richtingen gezondheidszorg en welzijn en onderwijs sprake was van een toename. In beide richtingen betreft deze toename vooral vrouwen.
Mannen en vrouwen verschillen in hun studiekeuze. Vrouwen hebben vooral een opleiding in de richting gezondheidszorg en welzijn gevolgd, bij mannen is dat recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening gevolgd door techniek, industrie en bouwkunde. Wanneer naar de absolute aantallen wordt gekeken dan vertaalt de toename van het aantal hoogopgeleide mannen zich vooral in een toename van het aantal mannen in de richting recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening, techniek, industrie en bouwkunde, en informatica. Bij vrouwen gaat het om een toename in de richtingen recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening, gezondheidszorg en welzijn, journalistiek, gedrag en maatschappij, en onderwijs.
Onder de 25- tot 35-jarigen is het aandeel dat een opleiding in de richting onderwijs heeft gevolgd beduidend kleiner dan onder 55-plussers. Daarentegen is het aandeel recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening juist groter.
2013 (%) | 2021 (%) | |
---|---|---|
Recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening | 25,1 | 26,3 |
Gezondheidszorg en welzijn | 16,3 | 15,9 |
Techniek, industrie en bouwkunde | 11,6 | 12 |
Onderwijs | 12,5 | 11,6 |
Journalistiek, gedrag en maatschappij | 9,8 | 9,7 |
Vormgeving, kunst, talen en geschiedenis | 8,9 | 7,6 |
Dienstverlening | 4,9 | 5 |
Wiskunde, natuurwetenschappen | 4,1 | 4,7 |
Informatica | 2,9 | 4,2 |
Landbouw, diergeneeskunde en -verzorging | 1,5 | 1,2 |
Algemeen | 0,6 | 0,4 |