4. Conclusies
De conclusies geven in kort bestek de antwoorden op de onderzoeksvragen zoals die in de inleiding zijn gesteld.
Onderzoeksvragen 1 en 4: welk deel van de gestarte zelfstandigen genereert voldoende zelfstandigeninkomen en hoe ontwikkelt dit inkomen zich over de tijd?
Antwoord: ruim 1 op de 6 gestarte zelfstandigen (cohort 2013) heeft vijf jaar na de start van de onderneming een inkomen uit zelfstandigheid dat op of boven het super-bruto minimumloon ligt. Ongeveer 30 procent van de starters werkt na vijf jaar als zelfstandige, maar genereert hieruit minder dan het minimumloon. De rest is gestopt als zelfstandige en werkt in loondienst, heeft een uitkering of geen eigen inkomen. Duuranalyses tonen aan dat de kans op het behalen van dat inkomenscriterium het grootst is in het eerste jaar na de start van de onderneming. Het aandeel personen in het starterscohort dat het inkomenscriterium haalt loopt in de periode 2014-2018 gestaag op van 16,0 procent naar 18,3 procent.
Onderzoeksvragen 2 en 3: welke groepen starters slagen er relatief goed in om aan het inkomenscriterium te voldoen en welke kenmerken zijn, in samenhang bekeken, van belang voor het verklaren van de kans op het behalen van een voldoende inkomen?
Antwoord: tot de startersgroepen die relatief vaker een zelfstandigeninkomen boven het super-bruto minimumloon verdienen, behoren mannen (omdat zij doorgaans meer uren werken dan vrouwen), mensen met een hoog opleidingsniveau, directeuren-grootaandeelhouders en zelfstandigen met personeel, mannelijke starters die deel uitmaken van een paar met kinderen, starters met een bestendig arbeidsverleden als werknemer, personen die jonger zijn dan 55 jaar en starters in de bouw en de financiële dienstverlening. Starters in de gezondheids- en welzijnszorg hebben een geringe kans op het behalen van het inkomenscriterium. Dit heeft niet zozeer te maken met de sector zelf, maar valt toe te schrijven aan het feit dat de zelfstandigen in deze sector vaak andere kenmerken hebben die samenhangen met een geringe kans op het behalen van een voldoende inkomen. Zo zijn starters in deze sector relatief vaak vrouw en ook relatief vaak overige zelfstandige.
Tot slot, in het artikel staan zelfstandigen centraal die gestart zijn in het laatste jaar van de vorige economische crisis. Vervolgonderzoek op basis van een later cohort kan uitwijzen in hoeverre het startjaar samenhangt met de ontwikkeling van het inkomen en van de arbeidsmarktpositie van startende zelfstandigen.