Bevolkingsprognose 2020-2070: Veronderstellingen over immigratie

3 Veronderstellingen toekomstige immigratie

Voor het opstellen van de immigratieprognose worden drie algemene groepen immigranten onderscheiden. Ten eerste zijn er immigranten die niet in Nederland geboren zijn en vanwege asiel naar Nederland komen. Ten tweede zijn er immigranten die niet in Nederland geboren zijn en om andere redenen naar Nederland komen. Als derde groep zijn er immigranten die in Nederland geboren zijn.

Voor iedere groep worden aparte modellen en veronderstellingen opgesteld. Daarvoor is eerst het aantal immigranten geschat dat naar Nederland zou komen indien er geen coronapandemie geweest zou zijn. Vervolgens is dit aantal, vooral op korte termijn, gecorrigeerd voor de invloed die de pandemie heeft op het aantal immigranten. Onderstaande figuur geeft dit proces voor het opstellen van de immigratieprognose systematisch weer.

Schema van hoe vanuit de waarneming van de immigratie in het verleden wordt gekomen tot een prognose van de toekomstige immigratie. Daarbij wordt ook een correctie voor de corona-epidemie toegepast.Prognosegroepen zijn: asielimmigranten, niet-asielimmigranten en immigranten met een Nederlandse of tweede generatie migratieachtergrond.

In dit hoofdstuk staan de algemene veronderstellingen voor asielimmigratie en niet-asielimmigratie, alsmede de invloed van de coronapandemie op immigratie centraal. De veronderstellingen voor de afzonderlijke prognosegroepen komen in hoofdstuk 4 aan de orde.

3.1 Veronderstellingen asielimmigratie

Gemiddeld zijn in de periode 1999-2019 ongeveer 15 duizend asielmigranten per jaar naar Nederland gekomen. De jaarlijkse fluctuaties in het aantal asielimmigranten zijn groot.

3.1.1 Asielimmigratie
JaarAsielimmigranten (x 1 000)
'0029,3
'0127,1
'0219,2
'038,2
'042,5
'053,2
'063,3
'074,8
'088,1
'099,4
'107,9
'116,8
'126,0
'139,4
'1417,1
'1532,3
'1643,0
'1724,4
'1812,8
'19*12,7

De grote fluctuaties in de aantallen asielmigranten hangen samen met internationale conflicten. Zo kwamen in de jaren ’90 (relatief) veel asielimmigranten naar Nederland vanwege de conflicten in voormalig Joegoslavië en rond 2015-2017 was er een piek in asielimmigratie als gevolg van de oorlog in Syrië. Dergelijke internationale conflicten laten zich uiteraard niet voorspellen door modellen zoals verder weergegeven in dit artikel. Voor de prognose wordt het aantal asielimmigranten daarom constant gehouden op een verwacht gemiddeld niveau.

Om dat toekomstige niveau te schatten wordt niet alleen gekeken naar het gemiddeld aantal asielverzoeken in Nederland, maar ook naar het gemiddeld aantal asielverzoeken in andere Europese landen. Dit vanwege het zogenaamde “waterbed-effect”: de aanname is dat wanneer een land de immigratiewetten strenger maakt, asielzoekers mogelijk eerder geneigd zullen zijn asiel aan te vragen in een buurland. Vervolgens kunnen deze landen de immigratiewetten weer strenger maken waardoor er weer een verschuiving tussen Europese landen plaats kan vinden. In verband met dit waterbed-effect is het beter om voor de prognose uit te gaan van de aantallen asielverzoeken in de, qua geografische ligging en qua economie vergelijkbare, Noord-West-Europese landen in plaats van alleen vanuit de Nederlandse situatie te extrapoleren (CBS StatLine, 2020a).

Op basis van deze gegevens wordt voor de toekomst van jaarlijks 19 duizend eerste asielverzoeken in Nederland uitgegaan. Op basis van de aantallen asielverzoeken en asielmigranten tot op heden wordt verondersteld dat 63 procent van de aanvragen uiteindelijk wordt toegekend en dat per toegekende aanvraag er gemiddeld nog 0,5 nareiziger naar Nederland komt. Immigranten die van de nareizigersregeling gebruik maken worden ook bij de asielimmigratie gerekend. In totaal geeft dit in de Bevolkingsprognose 2020-2070 een verwacht aantal jaarlijkse asielmigranten van ongeveer 18 duizend per jaar. Dit is meer dan in de vorige bevolkingsprognose werd verwacht (14 duizend). Hiervoor zijn twee verklaringen. Ten eerste ligt het verwachte aantal eerste asielverzoeken per jaar duizend hoger als gevolg van het feit dat cijfers over 2017 tot en met 2019 in de nieuwe schatting zijn verwerkt. Ten tweede zijn de verwachtingen voor de toekenningspercentages van het aantal asielverzoeken verhoogd van 50 naar 63 procent. Dat laatste komt vooral doordat de afleiding van de asielcijfers in de Statistiek Migratiemotieven is herzien, waardoor de cijfers voor asielimmigratie waarop de veronderstellingen voor de prognose zijn gebaseerd zijn veranderd. Sommige immigranten die eerder werden aangemerkt als gezinsimmigrant zijn daardoor nu ingedeeld bij asielimmigranten. Dit heeft geen invloed op het totale aantal immigranten in de Bevolkingsprognose, aangezien het immers om verschuivingen van aantallen tussen beide categorieën (binnen het totaal) gaat.

Voor de verdeling van het aantal asielimmigranten per prognosegroep op de korte termijn (de komende 5 jaar) wordt aangesloten bij de geobserveerde verdeling van het afgelopen jaar. Voor de langere termijn (na 5 jaar) wordt dezelfde verdeling van het aantal asielimmigranten per prognosegroep aangehouden zoals geobserveerd in de afgelopen 20 jaar. In hoofdstuk 4 waar de veronderstellingen per prognosegroep aan de orde komen, is beschreven hoeveel asielimmigranten per groep in de toekomst verwacht worden.

3.2 Veronderstellingen niet-asielimmigratie

Voor het opstellen van de veronderstellingen voor de niet-asielimmigratie wordt eerst per prognosegroep gekeken naar het aantal immigranten (met een ander motief dan asiel) dat in het verleden naar Nederland is gekomen. Vervolgens wordt bezien welke factoren deze aantallen immigranten kunnen verklaren. Daarbij is gekeken naar de periode 1999-2019, omdat voor deze periode data over alle verklarende factoren beschikbaar zijn.

Om het aantal immigranten dat naar Nederland komt te kunnen verklaren, wordt gebruik gemaakt van meervoudige regressiemodellen die gebaseerd zijn op aantallen immigranten die in het verleden naar ons land kwamen. In deze regressiemodellen zijn inhoudelijke factoren voor de verklaring van immigratie opgenomen. De keuze om een factor al dan niet op te nemen wordt bepaald door een drietal afwegingen: 1) een theoretisch/inhoudelijke afweging: verwachten we dat een bepaalde factor invloed kan hebben op de immigratiepatronen?, 2) een beschikbaarheidsafweging: is er data beschikbaar om de factor goed te kunnen meten? en 3) een statistische afweging: wordt de verklaarkracht van de modellen beter wanneer we factoren opnemen? Twee factoren komen in bijna alle modellen terug: de economie in Nederland en een algemene trendvariabele.

De economische factor

De economische situatie in Nederland is een belangrijke factor die het aantal immigranten dat naar Nederland komt verklaart. Als indicator hiervoor wordt het aantal openstaande vacatures (CBS StatLine 2020b) minus de werkloze beroepsbevolking (CBS StatLine 2020c) gebruikt. De vacatures in Nederland zijn een indicator voor de binnenlandse arbeidsvraag en het aantal werkloze personen in Nederland een indicator voor het binnenlands arbeidsaanbod. Veranderingen in dit verschil geven daarom een indicatie van de ontwikkeling van de potentiële vraag naar buitenlandse arbeid. Het aantal vacatures en het aantal werklozen hangen duidelijk samen: de correlatie is -,67. Op het moment dat er weinig vacatures zijn is het aantal werklozen hoog en andersom. De combinatie van deze twee factoren blijkt een betere verklarende waarde te hebben wat betreft immigratieaantallen dan beide factoren afzonderlijk en/of andere economische indicatoren zoals economische groei.

In het regressiemodel dat gebruikt wordt om het aantal immigranten te verklaren, toont de regressiecoëfficiënt van de economische situatie in Nederland aan hoeveel immigranten per jaar per duizend openstaande vacatures (die niet opgevuld kunnen worden door binnenlands arbeidspotentieel) naar Nederland komen. Deze informatie kan gebruikt worden om te voorspellen hoeveel personen er in de toekomst per prognosegroep naar Nederland zullen komen als gevolg van de economische situatie in Nederland. Om deze voorspelling te maken zijn prognoses nodig van de economische situatie in de toekomst. Hiervoor wordt gebruikt gemaakt van de prognoses van het Centraal Planbureau (CPB). Meer specifiek is voor de Bevolkingsprognose 2020-2070 gebruik gemaakt van de Macro Economische Verkenning van september 2020 (CPB, 2020a). Het CPB publiceert wel over het aantal te verwachten werklozen, maar niet over het aantal vacatures in de toekomst. Het aantal vacatures is geschat op basis van de relatie tussen vacatures en het aantal werklozen in het verleden. Dit wordt geschat aan de hand van een regressiemodel waarin het tijdsverloop van het aantal vacatures en werklozen in de afgelopen 15 jaar bestudeerd wordt.

Figuur 3.2.1 toont ter illustratie de jaar-op-jaar mutatie in de vraag naar buitenlandse arbeid (dus het aantal vacatures minus het aantal werklozen).

Deze figuur laat zien dat de vraag naar buitenlandse arbeid, uitgedrukt als het aantal vacatures minus het aantal werklozen,  in 2003, 2009 en 2013 fors gedaald is, terwijl deze in 2006 en in 2016-2018 sterk steeg. Voor 2020 en 2021 wordt een flinke daling van de vraag naar buitenlandse arbeid voorzien, gevolgd door herstel in de jaren erna.

De dalen in de figuur geven aan dat de potentiële vraag naar buitenlandse arbeid afgenomen is ten opzichte van het jaar ervoor. Een piek toont een verhoogde potentiële vraag naar buitenlandse arbeid. Een voorbeeld: stel dat uit de meervoudige regressieanalyse naar voren komt dat per duizend openstaande vacatures 10 immigranten extra naar Nederland komen, dan betekent dit dat in 2019 698 extra immigranten naar Nederland zijn gekomen als gevolg van de economie (namelijk 10 maal 69,8: de vraag naar buitenlandse arbeid in 2019). Voor de toekomst wordt verwacht dat op korte termijn de vraag naar buitenlandse arbeid daalt als gevolg van de coronapandemie (zie bovenstaande figuur). Dit betekent dat daardoor minder immigranten naar Nederland komen als gevolg van de economie.

Bij het opstellen van de prognose wordt alleen de economische situatie in Nederland meegenomen in de modellen. De economische situatie in herkomstlanden zou ook een belangrijke rol kunnen spelen. Er is voor gekozen om deze niet mee te nemen in de huidige modellen. Dit omdat er sprake is van mondiale economische conjunctuurbewegingen waarbij de economische situatie in Nederland deels dezelfde bewegingen zal maken als de economische situatie in andere regio’s. Het opnemen van deze factor heeft in dat geval een beperkte toegevoegde waarde in het model. De modellen tonen ook aan dat de verklaarde variantie van de immigratiepatronen in het verleden met enkel de Nederlandse economie reeds heel hoog was (zie hoofdstuk 4).

De algemene trendfactor

Door middel van een trendvariabele kan in regressiemodellen een algemene stijging of daling van het aantal immigranten in kaart gebracht worden. In hoofdstuk 2 is duidelijk te zien dat de immigratie naar Nederland de afgelopen jaren is toegenomen. De trendvariabele in de gebruikte modellen voor de Bevolkingsprognose 2020-2070 is dan ook zonder uitzondering voor alle prognosegroepen positief, wat aangeeft dat het aantal immigranten voor elke prognosegroep jaarlijks stijgt als gevolg van de trend. De regressiecoëfficiënt geeft aan hoeveel immigranten er jaarlijks extra naar Nederland komen als gevolg van de trend. Deze informatie wordt gebruikt om het aantal immigranten in de toekomst te voorspellen. Een voorbeeld: stel er kwamen jaarlijks 10 duizend immigranten naar Nederland en de regressiecoëfficiënt voor de trend is 250. Dit betekent dat er als gevolg van de trend volgend jaar 10 250 immigranten naar Nederland komen, het jaar daarna 10 500 immigranten etc.

Trends beginnen en eindigen ook weer. Om een goede schatting te maken van de regressiecoëfficiënt van de trendvariabele, dus om te schatten hoeveel immigranten jaarlijks naar Nederland komen als gevolg van de trend, moeten het startjaar en het eindjaar van de trend bepaald worden. Hiervoor wordt gekeken naar de “economievrije reeks”. Deze reflecteert het aantal immigranten dat naar Nederland komt nadat de schommelingen in dit aantal als gevolg van de economie zijn geëlimineerd. Dit geeft een duidelijker beeld van eventuele trends, rekening houdend met de economische situatie. Aangezien het startpunt en eindpunt van de trend per prognosegroep anders kunnen zijn, worden deze per prognosegroep bepaald.

Twee trends zijn het meest voorkomend. Ten eerste een trend voor de hele waarneemperiode 1999-2019. Een tweede trend die vaak zichtbaar is, is een trend vanaf 2007/2008. Een mogelijke oorzaak van deze laatste trend is de uitbreiding van de Europese Unie. Nadat in 2004 tien landen, waaronder Polen, lid zijn geworden van EU, hebben inwoners van deze landen medio 2007 rechten gekregen om zich vrij te vestigen in Nederland. Dit heeft geleid tot een toename van (met name arbeids-)immigranten uit deze landen. Het is mogelijk dat het bedrijfsleven in Nederland door deze ontwikkelingen meer ingespeeld raakte op buitenlandse werknemers en dat daardoor ook meer buitenlands arbeidspotentieel van buiten de EU aangetrokken werd. Uiteraard kunnen specifieke omstandigheden voor een bepaalde prognosegroep ook zorgen voor andere trends dan deze twee.

Internationaal is het bij prognoses gebruikelijk om voor de lange termijn uit te gaan van constante immigratieaantallen of –frequenties (CPC, 2015). Ook in de CBS prognose wordt aangenomen dat de trend in de immigratie op de middellange termijn stopt. De prognose hanteert als uitgangspunt dat recent ingezette en/of onzekere trends in de immigratie maximaal vijf jaar doorgetrokken worden en trends die al langer bezig zijn maximaal tien jaar. Op de langere termijn is de ontwikkeling van de immigratie zo onzeker dat een daling in het aantal immigranten even waarschijnlijk is als een stijging. Bepaalde ontwikkelingen zijn nu eenmaal niet te voorspellen. Zo zullen er weinig mensen zijn die enkele jaren geleden zaken als de Brexit of de coronapandemie hebben voorzien. Op basis van inzichten in recente ontwikkelingen wordt per prognosegroep een inschatting gemaakt hoe lang trends doorgetrokken moeten worden. De trends worden geleidelijk naar het einde toe afgevlakt.

Voor de meeste prognosegroepen verklaren de economische situatie en de algemene trendmatige ontwikkeling het grootste deel van de variatie in de immigratie naar Nederland. Dit betekent echter niet dat deze twee factoren voor alle afzonderlijke prognosegroepen de enige verklaringen zijn voor de ontwikkeling van de immigratie. Ook andere, meer specifieke factoren kunnen van invloed zijn zoals het toetreden van een land tot de Europese Unie. In hoofdstuk 4 wordt per prognosegroep weergegeven welke factoren de immigratie verklaren.

3.3 Veronderstellingen corona

In de paragrafen 3.1 en 3.2 is beschreven hoe de ontwikkeling van respectievelijk het aantal asielimmigranten en het aantal niet-asielimmigranten geschat wordt. Voor de Bevolkingsprognose 2020-2070 zijn deze aantallen gecorrigeerd voor de invloed van de coronapandemie die eind 2019/begin 2020 haar intrede deed. Deze paragraaf beschrijft hoe dit is gebeurd. Hierbij moet uitdrukkelijk worden opgemerkt dat deze beschrijving gebaseerd is op de kennis die beschikbaar was in het najaar van 2020, toen de Bevolkingsprognose 2020-2070 werd opgesteld. Door de snelle ontwikkelingen rond corona zal een deel van deze informatie bij het lezen van dit artikel mogelijk niet meer actueel zijn.

Het CBS heeft per maand cijfers over het aantal immigranten en de landen waar ze vandaan komen. Met deze cijfers is het mogelijk om te schatten wat het effect van corona op het aantal immigranten is geweest. Onderstaande figuren geven het aantal immigranten per maand weer voor 2019 en 2020 (voor zover bekend op het moment van het opstellen van de prognose) voor zowel EU-landen (figuur 3.3.1) als voor niet-EU-landen (figuur 3.3.2). De cijfers hebben betrekking op zowel immigratie in periodes waarin er relatief veel coronabesmettingen waren (het voorjaar en het najaar van 2020) als op immigratie in periodes waarin het aantal besmettingen relatief laag was (de zomermaanden van 2020).

Het aantal immigranten uit de EU was in de maanden maart tot en met mei 2020 beduidend lager dan in dezelfde periode in 2019. Daarna steeg het aantal EU-immigranten weer om vervolgens tijdens de tweede coronagolf (het najaar van 2020) weer te dalen. Het aantal immigranten van buiten de EU daalde in 2020 sterker dan het aantal immigranten van binnen de EU.

3.3.1 Immigratie per maand vanuit EU-landen1)
Maand2019 (x 1 000)2020* (x 1 000)
Jan8,78,7
Feb9,49,4
Ma8,26,9
Apr7,24,3
Mei7,34,8
Jun6,46,5
Jul8,17,6
Aug14,712,3
Sep17,615,5
Okt11,49,2
Nov8,1
Dec5,7
* Voorlopig cijfer. 1) Het Verenigd Koninkrijk wordt bij de EU-landen ingedeeld aangezien de uitzondering op het inreisverbod (i.v.m. corona) naast personen met de nationaliteit van een EU-land of Schengenland ook gold voor personen met de Britse nationaliteit.

3.3.2 Immigratie per maand vanuit niet-EU-landen
Maand2019 (x 1 000)2020* (x 1 000)
Jan9,610,5
Feb9,79,9
Ma8,06,1
Apr7,82,6
Mei7,62,2
Jun7,93,6
Jul10,26,1
Aug17,29,3
Sep15,312,1
Okt12,09,3
Nov8,3
Dec7,1
* Voorlopig cijfer.

Coronafactor

Op basis van deze cijfers is geschat hoe sterk het effect van corona op de immigratieaantallen in 2020 is geweest. Dit is gebeurd door te kijken naar het verschil in immigratieaantallen in een bepaalde maand in 2020 ten opzichte van dezelfde maand een jaar eerder. Natuurlijk kunnen de aantallen immigranten tussen 2019 en 2020 sowieso (dus los van corona) verschillen, bijvoorbeeld door algemene trends in immigratiepatronen. Bij het berekenen van de coronafactor wordt voor deze algemene trend gecorrigeerd door rekening te houden met de verschillen tussen 2019 en 2020 in de maanden januari en februari (de maanden voor het uitbreken van de pandemie in Nederland). Ook wordt bij het opstellen van de coronafactor gecorrigeerd voor economische factoren (dezelfde als beschreven in paragraaf 3.2). Op deze manier ontstaat een schatting van het ‘directe’ corona-effect in een bepaalde maand. Een factorscore van 1 betekent dat het aantal immigranten in een bepaalde maand cijfermatig niet direct door de coronapandemie is beïnvloed. Een score lager dan 1 betekent dat er minder immigranten naar Nederland zijn gekomen als gevolg van de pandemie.

Figuur 3.3.3 geeft ter illustratie de coronafactor per maand weer voor immigranten (met een eerste generatie migratieachtergrond) uit EU-landen en niet-EU-landen. In bijlage 1 is de gemiddelde coronafactor per prognosegroep opgenomen.

De coronafactor voor de EU-landen was het laagst in april, met een waarde van 0,62. Dit betekent dat in april 2020 iets meer dan 60 procent van de immigratie die normaal verwacht kan worden gerealiseerd was. Voor landen buiten de EU was het corona-effect nog sterker. In mei 2020 was de coronafactor voor deze landen 0,29. Tijdens de tweede golf was het corona-effect beduidend minder sterk dan tijdens de eerste golf. Er wordt daarom aangenomen dat het effect van de coronapandemie na 2020 niet meer zo groot zal zijn als in de eerste golf. Daarom wordt het meest recent gemeten corona-effect toen de Bevolkingsprogniose 2020-2070 werd opgesteld, dat van oktober 2020, in de modellen als uitgangspunt genomen voor het toekomstige corona-effect.

3.3.3 Coronafactor voor immigratie, 2020
MaandEU-landen Niet-EU-landen
Ma0,870,75
Apr0,620,34
Mei0,690,29
Jun1,080,46
Jul0,990,61
Aug0,880,56
Sep0,920,81
Okt0,850,79

De vraag is in hoeverre corona ook in de toekomst de immigratie zal beïnvloeden. Met andere woorden: hoe lang en hoe sterk moet dit corona-effect in de prognose doorgetrokken worden? Op het moment dat de Bevolkingsprognose 2020-2070 opgesteld is, is het coronavirus een relatief nieuwe ontwikkeling. De daarmee samenhangende onzekerheid maakt het moeilijk om voorspellingen te doen over de impact van dit virus op de toekomstige immigratie.Duidelijk is in elk geval dat de maatschappelijke impact van het coronavirus in Nederland (CBS, 2020a) en de rest van de wereld (OECD, 2020) groot is. Daarom zetten de wetenschap, de farmaceutische industrie en de politiek zich in om het virus onder controle te krijgen. Vooral een vaccin tegen corona wordt vaak als een mogelijke oplossing gezien. Inmiddels zijn de eerste coronavaccins door het Europees Medicijnagentschap toegelaten op de Europese markt (CBG, 6 januari 2021). Eind 2020 was het streven om iedereen in Nederland in 2021 een vaccin aan te bieden (Rijksoverheid, 2021). Het ligt in de lijn der verwachting dat het in sommige delen van de wereld langer zal duren voordat mensen ingeënt zijn, waardoor de immigratie vanuit deze gebieden nog langer door corona beïnvloed zou kunnen worden (voor de voortgang van de inentingen wereldwijd zie Our World in Data (2021)). Ook zit er altijd enige tijd tussen het besluit om te immigreren en de daadwerkelijke immigratie. Met andere woorden: er zal enige tijd overheen gaan voordat de immigratie normaliseert. Hiermee rekening houdend is de verwachting dat over ongeveer anderhalf jaar (zomer 2022) de directe beperkende impact van corona op de immigratie als gevolg van vaccinatie geheel verdwenen zal zijn. In de bevolkingsprognose 2020-2070 is dit het gunstige scenario.

Het is echter nog niet volledig duidelijk in welke mate en hoe snel een dergelijk vaccin kan helpen met het controleren van het coronavirus. Ten eerste, kan niet de gehele bevolking in Nederland en in de rest van de wereld tegelijkertijd ingeënt worden. Hoe snel dat kan, hangt onder andere af van het moment waarop vaccins beschikbaar komen, de hoeveelheid vaccins die beschikbaar is, en van keuzes die gemaakt worden over welke groepen eerst ingeënt worden. Bovendien is het de vraag of voldoende mensen zich (willen) laten inenten (Ipsos, 6 januari 2021). Verder is nog niet duidelijk hoelang deze vaccins bescherming bieden, en is het ook de vraag in hoeverre ze effectief zullen zijn bij toekomstige mutaties van het virus. Met andere woorden, er is nog veel onzeker over de inzet van vaccins voor het controleren van het coronavirus.

In verband met deze onzekerheden over de effectiviteit van de vaccinatie voor het controleren van het coronavirus is bij het opstellen van de Bevolkingsprognose 2020-2070 ook een ongunstig scenario ontwikkeld. In lijn met de scenario’s van de Macro Economische Verkenning van het CPB is er een ongunstig scenario opgesteld waarin het tot 2025 duurt voordat het virus onder controle is. Bij het opstellen van de Bevolkingsprognose 2020-2070 werd het gunstige scenario waarschijnlijker geacht dan het ongunstige. Zo was op dat moment duidelijk dat er op korte termijn begonnen zou worden met het inenten van de Nederlandse bevolking. Daarom is in de prognose aan het gunstige scenario meer gewicht toegekend dan aan het ongunstige (75 tegen 25 procent).

Naast vaccinatie zijn er ook andere ontwikkelingen waardoor te verwachten is dat de impact van het coronavirus op de immigratie zal afnemen. Zo wordt de inzet van zogenaamde sneltesten veelbelovend geacht. Door deze testen is snel en eenvoudiger vast te stellen of iemand besmet is met het coronavirus. Op dit moment zijn wetenschappers positief gestemd over de betrouwbaarheid van dit soort testen (Bonten, 2020). Op het moment dat de Bevolkingsprognose opgesteld werd, waren er meerdere landen die een negatieve test eisten als voorwaarde om naar dat land toe te reizen. Veel, snelle en betrouwbare testen zouden het vrij(er) reizen, en dus ook immigreren, kunnen bevorderen. Verder is te verwachten dat overheden vanwege hun ervaringen tot nu toe in de toekomst minder snel beslissingen zoals het sluiten van grenzen zullen nemen en eerder zullen kiezen voor maatwerk.

Ook op individueel niveau kan aangenomen worden dat de invloed van corona op het besluit om te immigreren geleidelijk afneemt. De beslissing om naar een ander land te verhuizen en zich daar te vestigen heeft doorgaans een grote impact op iemands leven en dit zal dan ook vaak een weloverwogen beslissing zijn. In het begin van de coronacrisis was niet duidelijk hoe lang deze crisis zou duren en hoe ze zich zou ontwikkelen. Het is daarom aannemelijk dat personen de beslissing om te immigreren even uitgesteld hebben. Nu echter duidelijk is dat het coronavirus voor langere tijd aanwezig zal zijn, is het aannemelijk dat personen die graag zouden willen immigreren dit, ondanks het virus, alsnog doen. Met andere woorden: hoe langer het virus aanwezig is, hoe groter de kans is dat er gewenning ontstaat en dat overheden en personen zo veel en zo snel mogelijk het ‘gewone’ leven oppakken. Daarom is het aannemelijk dat de impact van corona op immigratie, ook zonder vaccin, verder af zal nemen (zie ook figuren 3.3.1 en 3.3.2). In de prognose wordt daarom in zowel het gunstige als in het ongunstige scenario aangenomen dat de directe impact van corona op de immigratie in de tweede helft van 2021 gehalveerd is. In het ongunstige scenario dat uitgaat van een corona-effect tot 2025, wordt tot dan voor elk jaar een halvering aangenomen.

Na de eerste golf van de pandemie heeft de immigratie naar Nederland uit Europese landen (inclusief Turkije) en de Nederlandse Antillen zich sneller hersteld dan die uit bestemmingen buiten Europa. Voor de prognose wordt daarom aangenomen dat het directe effect van de coronapandemie op de immigratie uit bestemmingen buiten Europa een half jaar langer aanhoudt dan het effect op de immigratie uit Europese bestemmingen (inclusief Turkije en de Nederlandse Antillen).

Er zijn tijdens de coronapandemie minder immigranten naar Nederland naar Nederland gekomen dan zonder pandemie verwacht kan worden (zie figuren 3.3.1 en 3.3.2). Ook in de toekomst zal de immigratie naar verwachting tijdelijk lager zijn als gevolg van de coronapandemie. De vraag is hoeveel van de niet-gearriveerde immigranten later alsnog zullen komen. Om dit in te schatten is gekeken naar de reden waarom immigranten naar Nederland komen. Is dit vanwege gezinsvorming (zoals bij Marokko overwegend het geval is, zie bijlage 2) of vanwege arbeid- en of studiemotieven (zoals in veel Europese landen)? Personen die vanwege gezinsvormende redenen naar Nederland zouden komen, zijn waarschijnlijk eerder geneigd om alsnog naar Nederland te komen dan personen die voor een baan of studie naar Nederland zouden komen. Bij gezinsvormende immigratie is immers sprake van een vaste partner of familierelatie die in Nederland woont. Personen die een baan zoeken zullen waarschijnlijk minder lang wachten tot ze naar Nederland kunnen komen en elders een baan zoeken. De aanname is dat 80 procent van de door corona weggebleven gezinsvormende immigranten alsnog zal komen en 20 procent van de migranten met arbeid of studie als migratiemotief. Ook is de aanname dat hoe langer het duurt voordat personen kunnen immigreren, hoe minder vaak zij dit uiteindelijk ook zullen doen. Meer specifiek is de aanname dat elk jaar dat een immigratie naar Nederland uitgesteld wordt vanwege corona de kans dat ze later alsnog komen met een kwart afneemt.

Behalve de hierboven weergegeven directe corona-effecten op de buitenlandse immigratie heeft corona ook indirect, door de veranderde economische situatie in Nederland, invloed op de immigratie. In paragraaf 3.2 is beschreven hoe dit wordt meegewogen in de immigratieprognose. Vooral in 2021 wordt volgens het CPB een hogere werkloosheid als gevolg van corona verwacht. Voor sommige prognosegroepen wordt daardoor in 2021 een groter neerwaarts effect van corona op de immigratie voorzien dan in 2020.

Bij in Nederland geboren immigranten was het directe effect van corona op de immigratie in april-oktober 2020 positief: volgens de schatting keerden iets meer migranten uit het buitenland terug dan zonder de pandemie het geval zou zijn geweest. Aangezien deze extra migranten inmiddels in Nederland zijn en niet opnieuw kunnen immigreren, worden ze op de immigratie in het volgende jaar (2021) in mindering gebracht. Aangenomen is dat er in de komende jaren geen direct effect van corona op deze immigratiestroom is. Wel is er een indirect effect: de emigratie van in Nederland geboren personen is onder invloed van de pandemie sterk gedaald. Dit resulteert in een daling van de immigratie van deze groep in de jaren na 2020, omdat minder vertrek op termijn ook minder terugkeer betekent.

Voor de lange termijn is onbekend in hoeverre het coronavirus invloed zal hebben op de immigratie. Daarom worden voor de lange termijn de ontwikkelingen en verwachtingen aangehouden zoals die op basis van de modellen naar boven komen. Hierdoor sluiten de langetermijnontwikkelingen van de Bevolkingsprognose 2020–2070 aan bij de langetermijnontwikkelingen zoals ze in de Kernprognose 2019–2060 zijn opgesteld. Wanneer nieuwe gegevens beschikbaar komen en deze duiden op langdurige veranderingen in de immigratie als gevolg van corona dan zullen de langetermijnontwikkelingen worden aangepast en worden meegenomen in volgende edities van de bevolkingsprognose van het CBS.