Bijlage 3 Samenstelling populatie naar vaste kenmerken
Voor een vergelijking in de tijd naar scheidingsfase volgens de pseudocohorten is het wenselijk dat de samenstelling van de populatie naar vaste persoonskenmerken zoals geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en migratieachtergrond die (mogelijkerwijs) samenhangen met scheiding tamelijk constant is. Dit is het geval. In de figuren B3.1. en B3.2. is de samenstelling naar geslacht, en leeftijd weergegeven met minimum- en maximumwaarden over scheidingsfasen. De eerste figuur bevat een uitsplitsing voor de niet-werkenden, de tweede voor de werkenden. In de figuren geven de blauwe balken de hoogste waarde aan die in een scheidingsfase is vastgesteld, de groene balken geven de afstand in procentpunten ten opzichte van de minimumwaarde.
Minimum (intervalwaarden) | Maximum (intervalwaarden) | Verschil tussen maximum en minimum (intervalwaarden) | ||
---|---|---|---|---|
Vrouw | Samenblijver | 76 | 76 | -1 |
Vrouw | Gescheiden | 61 | 67 | -6 |
Man | Samenblijver | 24 | 24 | -1 |
Man | Gescheiden | 33 | 39 | -6 |
25 tot 30 jaar | Samenblijver | 1 | 5 | -5 |
25 tot 30 jaar | Gescheiden | 2 | 15 | -13 |
30 tot 35 jaar | Samenblijver | 5 | 9 | -3 |
30 tot 35 jaar | Gescheiden | 13 | 17 | -4 |
35 tot 40 jaar | Samenblijver | 8 | 12 | -4 |
35 tot 40 jaar | Gescheiden | 12 | 14 | -2 |
40 tot 45 jaar | Samenblijver | 10 | 15 | -5 |
40 tot 45 jaar | Gescheiden | 13 | 18 | -5 |
45 tot 50 jaar | Samenblijver | 14 | 17 | -4 |
45 tot 50 jaar | Gescheiden | 13 | 19 | -5 |
50 tot 55 jaar | Samenblijver | 17 | 21 | -4 |
50 tot 55 jaar | Gescheiden | 14 | 17 | -3 |
55 tot 60 jaar | Samenblijver | 22 | 27 | -6 |
55 tot 60 jaar | Gescheiden | 8 | 16 | -9 |
60 jaar en ouder | Samenblijver | 14 | 22 | -8 |
60 jaar en ouder | Gescheiden | 5 | 7 | -2 |
Bron: CBS, EBB, Basisregistratie personen |
De groene balken zijn voor de meeste kenmerken relatief klein, zowel voor samenblijvers als voor gescheidenen. Dit duidt op de gewenste stabiliteit van de populatie tussen de scheidingsfasen. Relatief grote afwijkingen tussen de scheidingsfasen komen voor in de leeftijdsklassen 25 tot 30 jaar, 55 tot 60 jaar en 60 jaar en ouder. Het gaat echter om een veranderlijk kenmerk, dat de veroudering van de populatie met de scheidingsfase weerspiegelt.
Geconcludeerd wordt dat de samenstelling van gescheidenen en samenblijvers naar onderscheiden kenmerken in het algemeen nauwelijks verschilt tussen de scheidingsfasen. Op basis van de NEA kan dezelfde conclusie getrokken worden.
Minimum (intervalwaarden) | Maximum (intervalwaarden) | Verschil tussen maximum en minimum (intervalwaarden) | ||
---|---|---|---|---|
Vrouw | Samenblijver | 47 | 48 | 0 |
Vrouw | Gescheiden | 46 | 49 | -3 |
Man | Samenblijver | 52 | 53 | 0 |
Man | Gescheiden | 51 | 54 | -3 |
25 tot 30 jaar | Samenblijver | 1 | 6 | -6 |
25 tot 30 jaar | Gescheiden | 2 | 15 | -13 |
30 tot 35 jaar | Samenblijver | 8 | 12 | -4 |
30 tot 35 jaar | Gescheiden | 17 | 18 | -1 |
35 tot 40 jaar | Samenblijver | 13 | 14 | -2 |
35 tot 40 jaar | Gescheiden | 16 | 18 | -2 |
40 tot 45 jaar | Samenblijver | 15 | 17 | -2 |
40 tot 45 jaar | Gescheiden | 17 | 19 | -1 |
45 tot 50 jaar | Samenblijver | 19 | 19 | 0 |
45 tot 50 jaar | Gescheiden | 16 | 20 | -4 |
50 tot 55 jaar | Samenblijver | 18 | 19 | -1 |
50 tot 55 jaar | Gescheiden | 11 | 15 | -4 |
55 tot 60 jaar | Samenblijver | 13 | 17 | -5 |
55 tot 60 jaar | Gescheiden | 4 | 9 | -5 |
60 jaar en ouder | Samenblijver | 6 | 8 | -2 |
60 jaar en ouder | Gescheiden | 2 | 3 | -1 |
Bron: CBS, EBB, Basisregistratie personen |
Ook bij een vergelijking tussen gescheidenen en samenblijvers valt op dat de samenstelling tussen gescheidenen en samenblijvers bij de gegeven (onveranderlijke) kenmerken over de scheidingsfasen tamelijk constant is (de totaalbalken overlappen sterk). Bij de niet-werkenden naar geslacht is de overlap relatief gering. Vergelijk bijvoorbeeld de cijfers bij onderwijsniveau bij niet-werkenden (niet in de figuur opgenomen): onder de gescheidenen maken laagopgeleiden 33 tot 40 procent uit, bij de samenblijvers 40 tot 41 procent uit, een lichte ondervertegenwoordiging bij de gescheidenen; bij de middelbaaropgeleiden gaat het om 38 tot 47 procent bij de gescheidenen en 37 tot 39 procent bij de samenblijvers, een lichte oververtegenwoordiging bij de gescheidenen. Conclusie is dat de vergelijking van de uitkomsten tussen gescheidenen en samenblijvers door de gegeven onveranderlijke kenmerken nauwelijks beïnvloed wordt.