2. Achtergrond
Verhuisgedrag na scheiding
In de jaren na een scheiding verhuizen mensen relatief veel (Feijten & Van Ham, 2007; Mulder & Malmberg, 2011), ook over grotere afstand (Cooke et al., 2016). Wie scheidt zonder kinderen hoeft bij de keuze voor een nieuwe woning en een nieuwe woonlocatie geen rekening te houden met de behoeften en voorkeuren van de ex-partner. Als er kinderen in het spel zijn blijven ex-partners na de scheiding in meer of mindere mate aan elkaar verbonden, wat zich onder meer uit in het feit dat ze na de scheiding dichter bij elkaar wonen dan ex-partners zonder kinderen (Mulder & Malmberg, 2011; Cooke et al., 2016; Thomas et al., 2017). Hoe gelijker ouders de opvoeding en de zorg na de scheiding verdelen, hoe belangrijker het is dat zij dicht bij elkaar blijven wonen. Bij co-ouderschap moeten kinderen en ouders wekelijks heen en weer pendelen tussen twee ouderlijke huizen en bepaalt de afstand in hoeverre dit praktisch uitvoerbaar is. Onderzoek toont aan dat ouders die een co-ouderschapsregeling hanteren dichter bij elkaar wonen dan ouders van wie de kinderen uitsluitend bij de vader of de moeder wonen (Hakovirta en Broberg, 2007; Thomas et al., 2017; Bakker en Mulder, 2013). Indien een van beide ouders verhuist en de afstand tussen de woonadressen toeneemt, kan dit bovendien voor de rechter aanleiding zijn om de co-ouderschapsregeling te herzien.
Bij welke gezinnen komt co-ouderschap het meest voor en bij welke is dat het meest duurzaam? Het blijkt dat de leeftijd van de kinderen, het opleidingsniveau van de ouders en de wijze waarop ouders voor de scheiding betaald werk en onbetaalde taken verdeelden van belang zijn. Co-ouderschap bleek het meest duurzaam als de kinderen de leeftijd hebben om naar de basisschool te gaan (4 tot 12 jaar). Als kinderen jonger of ouder zijn verandert de praktijk van co-ouderschap vaker in een situatie waarbij het kind volledig bij een van beide ouders woont. Poortman en Van Gaalen (2017) noemen als mogelijke verklaring hiervoor dat co-ouderschap bij erg jonge kinderen veeleisend is, terwijl oudere kinderen minder bereid zouden zijn om langdurig tussen twee woningen te pendelen en beter in staat zouden zijn om hun voorkeuren kenbaar te maken. Daarnaast bleken hoogopgeleide ouders en ouders die voor de scheiding betaald werk en zorgtaken gelijk verdeelden, na de scheiding vaker te kiezen voor co-ouderschap (Poortman en Van Gaalen, 2017). Ook zijn er aanwijzingen dat co-ouderschap vooral voorkomt bij ex-partners zonder migratieachtergrond (Spruijt en Duindam, 2009). Op basis van deze bevindingen zou je verwachten dat de afstand tussen gescheiden ouders het kleinst is als de kinderen op het moment van de scheiding tussen 4 en 12 jaar oud zijn. Verder zouden hoogopgeleide ouders, tweeverdieners en ouders zonder een migratieachtergrond na de scheiding het vaakst bij elkaar in de buurt blijven wonen.
Verhuizingen naar een andere regio houden vaak verband met werk en studie (Feijten & Visser, 2005). Dergelijke verhuizingen worden hoofdzakelijk ondernomen door hoogopgeleiden en worden ongebruikelijker naarmate mensen ouder worden (Faggian et al., 2015; Kooiman et al., 2018). Dat zou betekenen dat jonge ouders verder uit elkaar gaan wonen dan oudere ouders en ook dat hoogopgeleiden verder uit elkaar gaan wonen dan niet-hoogopgeleiden. Wat betreft het opleidingsniveau van de ouders zijn er dus tegengestelde verwachtingen: de afstand na de scheiding zou bij hoogopgeleiden kleiner zijn omdat zij vaker co-ouderschap hanteren, maar groter omdat hoogopgeleiden vaker over lange afstand verhuizen.
Door de scheiding kunnen ook nieuwe redenen ontstaan om te willen verhuizen naar een andere regio, bijvoorbeeld om letterlijk afstand te nemen van de ex-partner, om steun te zoeken bij familieleden (Das et al., 2017) of om samen te gaan wonen met een nieuwe partner. Als ouders gaan samenwonen met een nieuwe partner zal dit de afstand met de andere ouder waarschijnlijk eerder vergroten dan verkleinen omdat de belangen van de nieuwe partner moeten worden meegewogen in de keuze voor een woonplaats. In het Verenigd Koninkrijk bleek de afstand tussen gescheiden ouders inderdaad groter te zijn als de vader een nieuwe partner had, maar niet als de moeder een nieuwe partner had (Thomas et al., 2018). Dit kan ermee te maken hebben dat vooral vaders minder betrokken raken bij de opvoeding van hun kinderen zodra zij een nieuwe partner hebben (Meggiolaro en Ongaro, 2015). Ook in Nederland hanteren ouders vaker een co-ouderschapsregeling als de moeder een nieuwe partner heeft, maar juist minder vaak als de vader een nieuwe partner heeft (Bakker en Mulder, 2013). Dit zou betekenen dat gescheiden ouders (met name vaders) die samenwonen met een nieuwe partner verder van hun ex-partner vandaan wonen.
Mogelijkheden en belemmeringen om dicht bij elkaar te blijven wonen
Of gescheiden ouders hun eventuele wens om bij elkaar in de buurt te blijven wonen kunnen realiseren hangt mogelijk af van waar de ouders wonen en hoeveel geld ze hebben (zie Mulder & Hooimeijer, 1999). Het welvaartsniveau van ex-partners, vooral dat van vrouwen, daalt vaak na de scheiding (Uunk, 2004). Bovendien hebben ex-partners die co-ouderschap ambiëren twee woningen nodig die voldoende ruimte bieden voor de kinderen én die binnen afzienbare afstand van elkaar staan. Voor ouders met meer geld is dit waarschijnlijk eenvoudiger te realiseren. Uit onderzoek blijkt het verband tussen inkomen en de afstand tussen ouders na de scheiding tussen landen te verschillen: in Zweden wonen gescheiden ouders met hoge inkomens inderdaad dichter bij elkaar(Stjernström & Strömgren, 2012), maar in het Verenigd Koninkrijk niet (Thomas et al., 2018).In Nederland brengen gescheiden ouders met hoge inkomens vaker een co-ouderschapsregeling in de praktijk dan degenen met lage inkomens (Bakker & Mulder,2013). Je zou dan ook verwachten dat gescheiden ouders met hoge inkomens in Nederland dichter bij elkaar blijven wonen.verdeelden, na de scheiding vaker te kiezen voor co-ouderschap (Poortman en Van Gaalen,2017). Ook zijn er aanwijzingen dat co-ouderschap vooral voorkomt bij ex-partners zonder migratieachtergrond (Spruijt en Duindam, 2009). Op basis van deze bevindingen zou je verwachten dat de afstand tussen gescheiden ouders het kleinst is als de kinderen op het moment van de scheiding tussen 4 en 12 jaar oud zijn. Verder zouden hoogopgeleideouders, tweeverdieners en ouders zonder een migratieachtergrond na de scheiding het vaakst bij elkaar in de buurt blijven wonen.
Verhuizingen naar een andere regio houden vaak verband met werk en studie (Feijten &Visser, 2005). Dergelijke verhuizingen worden hoofdzakelijk ondernomen door hoogopgeleiden en worden ongebruikelijker naarmate mensen ouder worden (Faggian et al.,2015; Kooiman et al., 2018). Dat zou betekenen dat jonge ouders verder uit elkaar gaan wonen dan oudere ouders en ook dat hoogopgeleiden verder uit elkaar gaan wonen dan niet-hoogopgeleiden. Wat betreft het opleidingsniveau van de ouders zijn er dus tegengestelde verwachtingen: de afstand na de scheiding zou bij hoogopgeleiden kleiner zijn omdat zij vaker co-ouderschap hanteren, maar groter omdat hoogopgeleiden vaker over lange afstand verhuizen.
Door de scheiding kunnen ook nieuwe redenen ontstaan om te willen verhuizen naar een andere regio, bijvoorbeeld om letterlijk afstand te nemen van de ex-partner, om steun te zoeken bij familieleden (Das et al., 2017) of om samen te gaan wonen met een nieuwe partner. Als ouders gaan samenwonen met een nieuwe partner zal dit de afstand met de andere ouder waarschijnlijk eerder vergroten dan verkleinen omdat de belangen van de nieuwe partner moeten worden meegewogen in de keuze voor een woonplaats. In het Verenigd Koninkrijk bleek de afstand tussen gescheiden ouders inderdaad groter te zijn als de vader een nieuwe partner had, maar niet als de moeder een nieuwe partner had(Thomas et al., 2018). Dit kan ermee te maken hebben dat vooral vaders minder betrokken raken bij de opvoeding van hun kinderen zodra zij een nieuwe partner hebben (Meggiolaroen Ongaro, 2015). Ook in Nederland hanteren ouders vaker een co-ouderschapsregeling als de moeder een nieuwe partner heeft, maar juist minder vaak als de vader een nieuwe partner heeft (Bakker en Mulder, 2013). Dit zou betekenen dat gescheiden ouders (met name vaders) die samenwonen met een nieuwe partner verder van hun ex-partner vandaan wonen.
Waar de ouders wonen is mogelijk ook van belang. In stedelijke omgevingen is er op korte afstand een meer divers en ruimer aanbod van woningen, banen en voorzieningen. Dit kan ouders meer mogelijkheden bieden om na de scheiding bij elkaar in de buurt geschikte woonruimte te vinden en om de logistiek van co-ouderschap rond te krijgen. Tevens bieden steden meer mogelijkheden om een nieuwe partner te vinden (Gautier et al., 2010). In Nederland bleken mensen na een scheiding inderdaad relatief vaak naar stedelijke gebieden te verhuizen (Feijten en Van Ham, 2007). Dat zou betekenen dat gescheiden ouders dichter bij elkaar blijven wonen als de scheiding plaatsvond in een stedelijke woonomgeving. Daarnaast is het aannemelijk dat ouders die scheiden binnen een krappe,dure woningmarkt meer moeite hebben om op korte afstand van elkaar geschikte woonruimte te vinden. In het Verenigd Koninkrijk werd een niet-significante aanwijzing gevonden voor deze theorie: ouders die scheidden in de dure Londense woningmarkt gingen verder uit elkaar wonen na de scheiding (Thomas et al., 2017).