1. Inleiding
Het CBS meet het subjectief welzijn van de Nederlandse bevolking vanaf 2012 in het onderzoek Sociale samenhang & Welzijn (S&W) onder andere middels een vraag over geluk en een vraag over de tevredenheid met het leven. Daarvòòr kwamen geluk en tevredenheid met het leven sinds halverwege de jaren zeventig aan bod in verschillende leefsituatieonderzoeken. Subjectief welzijn omvat volgens de theorie drie aspecten en is te beschrijven vanuit een cognitief, affectief en eudemonisch perspectief (OECD, 2013). De cognitieve component van welzijn betreft een afweging tussen goede en slechte kanten van het leven en wordt gemeten door de tevredenheid met het leven (Diener, Oishi en Lucas, 2009). De affectieve component betreft het ervaren van positieve en negatieve emoties en gaat bijvoorbeeld om gevoelens van geluk (Diener et al., 2009). De eudemonische component gaat over een leven kunnen leiden dat voldoening geeft en heeft pas later aandacht gekregen in de literatuur (Deci en Ryan, 2008). Dit aspect is door het CBS voor het eerst in 2016 gemeten middels een vraag over de zinvolheid van het leven en wordt daarom in dit artikel over langjarige trends in welzijn buiten beschouwing gelaten.
Van 1997 tot 2011 heeft het CBS welzijn gemeten in het Permanent Onderzoek Leefsituatie(POLS). Verschillen in de onderzoeksopzet en de vraagstellingen tussen POLS en S&W makende onderzoeksresultaten niet goed vergelijkbaar. Daardoor was het tot nu toe niet mogelijk om lange trends voor geluk en tevredenheid met het leven te publiceren. Onlangs heeft het CBS de breuk in de uitkomsten van beide onderzoeken gerepareerd. Hierdoor is het nu wel mogelijk om de ontwikkelingen in subjectief welzijn vanaf 1997 te laten zien. De tijdreeksen zijn niet alleen voor de volwassen bevolking als geheel gemaakt, maar ook voor een aantal bevolkingsgroepen, namelijk op basis van geslacht, leeftijd, hoogst behaald onderwijsniveau en migratieachtergrond.
In het vervolg van dit artikel gaat paragraaf 2 eerst in op de methodebreuken in de datareeksen van geluk en tevredenheid met het leven. Daarna schetst paragraaf 3 de ontwikkelingen in de trends van geluk en tevredenheid met het leven, zowel voor de volwassen Nederlandse bevolking in zijn geheel als voor bevolkingsgroepen. Bij de ontwikkelingen in welzijn onder bevolkingsgroepen is het de vraag in welke mate deze verschuivingen komen door andere veranderingen die in deze periode impact hadden op deze groepen. Met de beschikbare data kan niet empirisch worden onderzocht of en in welke mate deze veranderingen een rol spelen in de verklaring van de ontwikkelingen in welzijn. De gelijktijdige veranderingen die zullen worden besproken, zijn echter gerelateerd aan welzijn en worden daarom toch in dit artikel meegenomen. Tot slot volgen in paragraaf 4 de conclusies van het onderzoek.