Trends in geluk en tevredenheid
Over deze publicatie
Het subjectief welzijn van de Nederlandse bevolking is de afgelopen twee decennia weinig veranderd. Al sinds eind jaren negentig is de overgrote meerderheid van de volwassenen naar eigen zeggen gelukkig en tevreden met het leven. Er zijn echter wel verschuivingen in welzijn als wordt ingezoomd op bevolkingsgroepen. Het verschil in welzijn tussen laag- en hoogopgeleiden is de afgelopen twintig jaar groter geworden, terwijl het verschil tussen mensen met een Nederlandse en met een niet-westerse achtergrond juist kleiner werd. Toch ervaart die laatste groep ook in 2018 nog steeds een relatief laag welzijn.
1. Inleiding
Het CBS meet het subjectief welzijn van de Nederlandse bevolking vanaf 2012 in het onderzoek Sociale samenhang & Welzijn (S&W) onder andere middels een vraag over geluk en een vraag over de tevredenheid met het leven. Daarvòòr kwamen geluk en tevredenheid met het leven sinds halverwege de jaren zeventig aan bod in verschillende leefsituatieonderzoeken. Subjectief welzijn omvat volgens de theorie drie aspecten en is te beschrijven vanuit een cognitief, affectief en eudemonisch perspectief (OECD, 2013). De cognitieve component van welzijn betreft een afweging tussen goede en slechte kanten van het leven en wordt gemeten door de tevredenheid met het leven (Diener, Oishi en Lucas, 2009). De affectieve component betreft het ervaren van positieve en negatieve emoties en gaat bijvoorbeeld om gevoelens van geluk (Diener et al., 2009). De eudemonische component gaat over een leven kunnen leiden dat voldoening geeft en heeft pas later aandacht gekregen in de literatuur (Deci en Ryan, 2008). Dit aspect is door het CBS voor het eerst in 2016 gemeten middels een vraag over de zinvolheid van het leven en wordt daarom in dit artikel over langjarige trends in welzijn buiten beschouwing gelaten.
Van 1997 tot 2011 heeft het CBS welzijn gemeten in het Permanent Onderzoek Leefsituatie(POLS). Verschillen in de onderzoeksopzet en de vraagstellingen tussen POLS en S&W makende onderzoeksresultaten niet goed vergelijkbaar. Daardoor was het tot nu toe niet mogelijk om lange trends voor geluk en tevredenheid met het leven te publiceren. Onlangs heeft het CBS de breuk in de uitkomsten van beide onderzoeken gerepareerd. Hierdoor is het nu wel mogelijk om de ontwikkelingen in subjectief welzijn vanaf 1997 te laten zien. De tijdreeksen zijn niet alleen voor de volwassen bevolking als geheel gemaakt, maar ook voor een aantal bevolkingsgroepen, namelijk op basis van geslacht, leeftijd, hoogst behaald onderwijsniveau en migratieachtergrond.
In het vervolg van dit artikel gaat paragraaf 2 eerst in op de methodebreuken in de datareeksen van geluk en tevredenheid met het leven. Daarna schetst paragraaf 3 de ontwikkelingen in de trends van geluk en tevredenheid met het leven, zowel voor de volwassen Nederlandse bevolking in zijn geheel als voor bevolkingsgroepen. Bij de ontwikkelingen in welzijn onder bevolkingsgroepen is het de vraag in welke mate deze verschuivingen komen door andere veranderingen die in deze periode impact hadden op deze groepen. Met de beschikbare data kan niet empirisch worden onderzocht of en in welke mate deze veranderingen een rol spelen in de verklaring van de ontwikkelingen in welzijn. De gelijktijdige veranderingen die zullen worden besproken, zijn echter gerelateerd aan welzijn en worden daarom toch in dit artikel meegenomen. Tot slot volgen in paragraaf 4 de conclusies van het onderzoek.
2. Methode
Metingen van welzijn
— 1997–2009: POLS is in 1997 gestart om gegevens over de gezondheid, leefstijl en leefsituatie van de Nederlandse bevolking in kaart te brengen. Respondenten van 12 jaar of ouder kregen onder andere vragen over geluk en tevredenheid met het leven voorgelegd. De gegevens werden door middel van persoonlijke interviews verzameld. 2010: in 2010 vond de eerste verandering in de meting van welzijn plaats. In dat jaar werd overgestapt van dataverzameling door middel van persoonlijke interviews naar een mixed-mode aanpak waarbij respondenten de mogelijkheid kregen om ook via internet of telefoon mee te doen aan het onderzoek. Vanwege deze aanpassing in het onderzoeksdesign is er een zogenaamd ‘dubbeldraaitraject’ gedaan, waarbij een deel van de respondenten volgens de oude methode werd bevraagd, en een deel met de nieuwe mixed-mode methode. Daarmee kunnen verschillen in welzijnsbeleving tussen de oude en nieuwe methode gekwantificeerd worden. Voor de tijdreeksanalyses is gebruik gemaakt van de oude dataverzameling waardoor de breuk mede veroorzaakt wordt door de andere manier van data verzamelen. Additionele analyse laat zien dat de grootte van de breuken vergelijkbaar is als in 2010 de nieuwe mixed-mode dataverzameling gebruikt wordt voor de tijdreeks, de veranderde dataverzameling heeft dus geen grote impact op de breuken.— 2011: in 2011 is er geen meting van welzijn geweest.
— 2012–heden: in 2012 is het onderzoek S&W opgestart, waarbij gegevens over welzijn, participatie en vertrouwen worden verzameld onder mensen van 15 jaar of ouder. De cijfers over welzijn worden alleen vastgesteld voor de bevolking van 18 jaar of ouder. Dit nieuwe S&W-onderzoek is opgezet volgens de hierboven beschreven mixed-mode aanpak. Toch is er na de designverandering in 2010 voor de tweede keer sprake van een verandering in de meting van welzijn: de vraagstellingen over geluk en tevredenheid met het leven zijn aangepast. Hieronder komen de oude en nieuwe vragen in detail aan bod. Om een vergelijking tussen de antwoorden op beide vraagstellingen te kunnen maken, is de steekproef van 2012 in twee willekeurige delen verdeeld, waarbij een deel van de respondenten de oude vraagstellingen en een ander deel van de respondenten de nieuwe vraagstellingen kregen voorgelegd. Voor de tijdreeks is het deel met de nieuwe vraagstellingen gebruikt.
Vraagstellingen
De oorspronkelijke vragen uit POLS naar geluk en tevredenheid met het leven hebben beide een antwoordschaal bestaande uit een vijfpuntsschaal met verbale labels; dat houdt in dat er vijf antwoordcategorieën zijn gebruikt die met woorden worden omschreven. In 2012 zijn deze schalen in S&W op basis van aanbevelingen van de OECD (OECD, 2013) veranderd in tienpuntsschalen met numerieke labels: respondenten konden vanaf dan op een schaal van 1 tot en met 10 aangeven hoe gelukkig of tevreden met het leven ze waren. Alleen de extreme categorieën (1 en 10) werden met een verbaal label aangeduid. Met deze schalen wordt beter aangesloten bij het type schaal dat internationaal gebruikelijk is voor het meten van welzijn (Van Beuningen, Van der Houwen en Moonen, 2014).De oorspronkelijke vraagstellingen en antwoordcategorieën uit POLS zijn als volgt:
Tevredenheid met het leven
In welke mate bent u tevreden met het leven dat u op dit moment leidt?
1. Buitengewoon tevreden
2. Zeer tevreden
3. Tevreden
4. Tamelijk tevreden
5. Niet zo tevreden
Geluk
In welke mate vindt u zichzelf een gelukkig mens?
1. Erg gelukkig
2. Gelukkig
3. Niet gelukkig en niet ongelukkig
4. Niet zo gelukkig
5. Ongelukkig
De vernieuwde vraagstellingen en antwoordcategorieën uit S&W zijn als volgt:
Tevredenheid met het leven
Kunt u op een schaal van 1 tot en met 10 aangeven in welke mate u tevreden bent met het leven dat u nu leidt? Een 1 staat voor volledig ontevreden en 10 voor volledig tevreden.
Geluk
Kunt u op een schaal van 1 tot en met 10 aangeven in welke mate u zichzelf een gelukkig mens vindt? Een 1 staat voor volledig ongelukkig en 10 voor volledig gelukkig.
Een score van 7 of hoger wordt geclassificeerd als ‘gelukkig’ dan wel ‘tevreden met het leven’, een score van 5 of 6 als ‘niet gelukkig, niet ongelukkig’ dan wel ‘niet tevreden, niet ontevreden’ en een score van 1 tot en met 4 als ‘ongelukkig’ dan wel ‘ontevreden’ (Van Beuningen et al., 2014). In de POLS-vraagstellingen zijn de scores 1 en 2 als ‘gelukkig’ bestempeld en de scores 1, 2 en 3 als ‘tevreden met het leven’.
3. Resultaten
In 2018 was 86 procent van de volwassenen in Nederland naar eigen zeggen tevreden met het leven. Dat aandeel is iets hoger dan in 1997, toen 84 procent tevreden was. Dit percentage schommelt de afgelopen twintig jaar tussen de 84 en 86 procent; er is geen sprake van een stijgende trend. Het percentage dat gelukkig is, schommelde in deze periode tussen 87 en 89 procent. Hoewel het percentage dat tevreden is met het leven lager ligt dan het percentage dat zegt gelukkig te zijn, laten de ontwikkelingen over de tijd grotendeels hetzelfde patroon zien.
Door een hogere werkloosheid en een hogere kans op baanverlies tijdens de economische crises in de perioden 2004–2005 en 2008–2013 zou het welzijn in deze perioden tijdelijk gedaald kunnen zijn. Werkloosheid is namelijk een bekende oorzaak van een lager welzijn (Diener et al., 1999; McKee-Ryan, Song, Wanberg en Kinicki, 2005).Er waren echter geen duidelijke dips in het welzijn van de Nederlandse bevolking in deze perioden. Daarom kan niet geconcludeerd worden dat de crises een negatieve impact op het welzijn van de bevolking in het algemeen hebben gehad.
Periode | Tevreden met het leven (% van volwassen bevolking) | Gelukkig (% van volwassen bevolking) | BI bovengrens tevredenheid (% van volwassen bevolking) | BI ondergrens tevredenheid (% van volwassen bevolking) | BI bovengrens geluk (% van volwassen bevolking) | BI ondergrens geluk (% van volwassen bevolking) |
---|---|---|---|---|---|---|
1997 | 84,14 | 88,23 | 84,53386897 | 83,73729584 | 88,60509109 | 87,84572163 |
1998 | 85,45 | 89,05 | 85,67887243 | 85,21436947 | 89,27159223 | 88,82296954 |
1999 | 84,78 | 88,41 | 85,11223442 | 84,44622928 | 88,73048248 | 88,08645883 |
2000 | 85,83 | 89,06 | 86,17464085 | 85,48673175 | 89,39453091 | 88,72082734 |
2001 | 85,89 | 89,26 | 86,3436806 | 85,43185864 | 89,7051028 | 88,81760324 |
2002 | 84,39 | 87,96 | 84,87348134 | 83,90304215 | 88,42867507 | 87,48710833 |
2003 | 84,52 | 87,75 | 84,9859302 | 84,04545417 | 88,21189071 | 87,28895617 |
2004 | 84,28 | 87,84 | 84,78496142 | 83,7832397 | 88,32531535 | 87,35247821 |
2005 | 83,86 | 87,45 | 84,62489023 | 83,09306541 | 88,19248974 | 86,70430191 |
2006 | 84,41 | 88,76 | 85,18649848 | 83,63787138 | 89,49383776 | 88,03367899 |
2007 | 84,89 | 88,25 | 85,69203849 | 84,08569792 | 89,03036188 | 87,46072826 |
2008 | 85,83 | 88,74 | 86,57914376 | 85,08071899 | 89,47945973 | 87,99390317 |
2009 | 85,12 | 89,04 | 85,90134967 | 84,34164247 | 89,78800079 | 88,29888124 |
2010 | 83,8 | 87,66 | 85,03605475 | 82,56068886 | 88,84672033 | 86,46426158 |
2011 | 84,7 | 88,06 | ||||
2012 | 85,07 | 89,01 | 86,2184421 | 83,9156749 | 90,01435122 | 87,99667518 |
2013 | 83,58 | 87,52 | 84,44674377 | 82,71031017 | 88,29747031 | 86,74716531 |
2014 | 84,59 | 87,94 | 85,42625984 | 83,75946755 | 88,69204706 | 87,18790253 |
2015 | 83,92 | 87,4 | 84,77191555 | 83,0733571 | 88,16413303 | 86,62797681 |
2016 | 85,18 | 88,3 | 86,00957556 | 84,35063537 | 89,04592481 | 87,54559645 |
2017 | 85,42 | 87,46 | 86,23872121 | 84,61037701 | 88,22677165 | 86,69796181 |
2018 | 85,7 | 87,7 | 86,50611951 | 84,89388049 | 88,45649788 | 86,94350212 |
Weinig verschil tussen mannen en vrouwen in subjectief welzijn
Mannen en vrouwen verschillen weinig van elkaar op het gebied van subjectief welzijn:ze zijn gemiddeld genomen even vaak gelukkig en ook qua tevredenheid met het leven verschillen zij in 2018 niet van elkaar. Twintig jaar geleden was het aandeel tevredenen nog iets hoger onder vrouwen. Mannen zijn in de loop der jaren echter wat tevredener geworden, waardoor er anno 2018 geen verschil in welzijn meer bestaat tussen mannen en vrouwen (zie tabellen 1 en 2 in de tabellenbijlage).Aandeel gelukkigen onder laagopgeleiden gedaald
Hoogopgeleiden zijn vaker tevreden met het leven dan laagopgeleiden. In 2018 gaf 89 procent van de hoogopgeleiden aan tevreden te zijn, terwijl dat aandeel onder laagopgeleiden op 81 procent lag. Middelbaar opgeleiden zaten daar met 86 procent tussenin. Twintig jaar geleden was dit patroon ook al zichtbaar, al waren de verschillen tussen de drie groepen toen beduidend kleiner: in 1997 was het verschil in tevredenheid tussen laag- en hoogopgeleiden afgerond 2 procentpunten. Dat verschil is in 2018 opgelopen tot 8 procentpunten. Dat het verschil in tevredenheid tussen de onderwijsniveaus in de afgelopen decennia groter is geworden, komt vooral doordat het aandeeltevredenen onder hoogopgeleiden is gestegen, namelijk van 85 procent 89 procent. Het aandeel tevredenen onder laagopgeleiden is in deze periode niet significant veranderd.
Perioden | Laagopgeleid (% tevredenen van volwassen bevolking) | Middelbaar opgeleid (% tevredenen van volwassen bevolking) | Hoogopgeleid (% tevredenen van volwassen bevolking) | BI ondergrens laag (% tevredenen van volwassen bevolking) | BI bovengrens laag (% tevredenen van volwassen bevolking) | BI ondergrens midden (% tevredenen van volwassen bevolking) | BI bovengrens midden (% tevredenen van volwassen bevolking) | BI ondergrens hoog (% tevredenen van volwassen bevolking) | BI bovengrens hoog (% tevredenen van volwassen bevolking) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1997 | 82,44 | 84,13 | 84,67 | 81,81139635 | 83,07672991 | 83,46541026 | 84,79533033 | 83,80557112 | 85,52532008 |
1998 | 83,52 | 85,59 | 86,57 | 83,13246696 | 83,9007874 | 85,18294014 | 86,00163253 | 86,05690774 | 87,08452014 |
1999 | 82,6 | 85,32 | 85,26 | 82,045164 | 83,14631341 | 84,7807715 | 85,860563 | 84,56607845 | 85,95369757 |
2000 | 83,96 | 85,92 | 86,34 | 83,39533274 | 84,53315671 | 85,35455832 | 86,48799802 | 85,63201116 | 87,04375386 |
2001 | 84,39 | 85,77 | 86,49 | 83,6315109 | 85,14568619 | 85,00570103 | 86,52564631 | 85,58687268 | 87,38962595 |
2002 | 81,36 | 84,96 | 86,47 | 80,52282177 | 82,20167645 | 84,16394368 | 85,76348129 | 85,58538755 | 87,36254224 |
2003 | 81,12 | 84,48 | 87,15 | 80,27962891 | 81,95081696 | 83,69661463 | 85,25978069 | 86,3158518 | 87,97768238 |
2004 | 80,44 | 83,82 | 86,28 | 79,39657356 | 81,48240812 | 83,02278095 | 84,61260788 | 85,44208926 | 87,11240678 |
2005 | 80,33 | 83,2 | 87,65 | 78,98996325 | 81,66604797 | 81,88473019 | 84,51135912 | 86,33402521 | 88,96148457 |
2006 | 80,57 | 83,78 | 87,96 | 79,18009845 | 81,96606034 | 82,46453302 | 85,09339156 | 86,65651154 | 89,27076644 |
2007 | 81,27 | 84,42 | 87,88 | 79,81615911 | 82,72577403 | 83,0668383 | 85,77002046 | 86,51323533 | 89,25227687 |
2008 | 82,58 | 85,57 | 87,89 | 81,19564054 | 83,96347718 | 84,32567994 | 86,81003802 | 86,59787652 | 89,1758892 |
2009 | 81,61 | 83,82 | 88,37 | 80,12148399 | 83,0928082 | 82,50209798 | 85,12904015 | 87,09242018 | 89,63957855 |
2010 | 81,11 | 82,98 | 86,22 | 78,86250028 | 83,34885568 | 80,98863485 | 84,9799354 | 84,07552152 | 88,36550289 |
2011 | 81,35 | 83,79 | 88,29 | ||||||
2012 | 81,95 | 84,44 | 89,67 | 79,63996653 | 84,26558293 | 82,64181922 | 86,24355846 | 87,78224964 | 91,55823145 |
2013 | 80,23 | 82,7 | 88,86 | 78,44102351 | 82,02000804 | 81,34145492 | 84,05201654 | 87,47121684 | 90,24222204 |
2014 | 80,55 | 84,82 | 88,7 | 78,79383106 | 82,31203398 | 83,55632119 | 86,09355558 | 87,33945652 | 90,05214461 |
2015 | 79,98 | 84,3 | 87,68 | 78,24195614 | 81,72700687 | 82,98213765 | 85,62559643 | 86,28033841 | 89,07716572 |
2016 | 81,38 | 85,13 | 89,6 | 79,65758578 | 83,09959621 | 83,8198209 | 86,44817053 | 88,30267711 | 90,89008683 |
2017 | 81,26 | 85,26 | 89,57 | 79,49526595 | 83,02331458 | 83,96290999 | 86,54787423 | 88,32340039 | 90,82008669 |
2018 | 81,4 | 85,92 | 89,17 | 79,65778428 | 83,14996847 | 84,65291262 | 87,17710794 | 87,90595 | 90,43965415 |
De cijfers over geluk voor de verschillende onderwijsgroepen laten een soortgelijk beeld zien: de verschillen tussen laag- en hoogopgeleiden zijn in de loop der jaren groter geworden. In 2018 was 83 procent van de laagopgeleiden gelukkig, tegen 92 procent van de hoogopgeleiden. Dat is een verschil van 9 procentpunten. In 1997 was dit verschil aanzienlijk kleiner, namelijk 4 procentpunten. Het aandeel dat zich gelukkig voelt, is onder laagopgeleiden gedaald. In 1997 was nog 87 procent van de laagopgeleiden gelukkig.Onder middelbaar en hoogopgeleiden is het aandeel gelukkigen niet veranderd in de laatste 20 jaar.
Perioden | Laagopgeleid (% gelukkigen van volwassen bevolking) | Middelbaar opgeleid (% gelukkigen van volwassen bevolking) | Hoogopgeleid (% gelukkigen van volwassen bevolking) | BI ondergrens laag (% gelukkigen van volwassen bevolking) | BI bovengrens laag (% gelukkigen van volwassen bevolking) | BI ondergrens midden (% gelukkigen van volwassen bevolking) | BI bovengrens midden (% gelukkigen van volwassen bevolking) | BI ondergrens hoog (% gelukkigen van volwassen bevolking) | BI bovengrens hoog (% gelukkigen van volwassen bevolking) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1997 | 87,24 | 89,19 | 90,74 | 86,60277605 | 87,88038448 | 88,59618996 | 89,78701277 | 89,99052636 | 91,48735922 |
1998 | 88,14 | 89,89 | 91,51 | 87,74855086 | 88,52895963 | 89,51245733 | 90,26178204 | 91,0455789 | 91,96901077 |
1999 | 87,35 | 89,2 | 90,9 | 86,79571243 | 87,90882358 | 88,68893662 | 89,70115877 | 90,29196829 | 91,51474065 |
2000 | 88,07 | 89,92 | 91,24 | 87,47917568 | 88,65400613 | 89,3944324 | 90,44479058 | 90,59875227 | 91,8736648 |
2001 | 88,17 | 89,7 | 91,96 | 87,38051418 | 88,95920006 | 88,99059393 | 90,40637443 | 91,17682002 | 92,74978667 |
2002 | 85,61 | 89,04 | 91,53 | 84,7487313 | 86,4654869 | 88,29789445 | 89,78631217 | 90,73247595 | 92,32118877 |
2003 | 85,5 | 89,02 | 90,24 | 84,64571111 | 86,34772485 | 88,30472041 | 89,73427542 | 89,42444374 | 91,05813132 |
2004 | 84,48 | 87,99 | 90,49 | 83,41350443 | 85,55275617 | 87,24864685 | 88,73473152 | 89,70914158 | 91,27232002 |
2005 | 85,36 | 88,5 | 90,43 | 84,0210813 | 86,70653781 | 87,31948488 | 89,67350537 | 89,11779045 | 91,73825757 |
2006 | 86,43 | 88,95 | 92,92 | 85,06092507 | 87,79992534 | 87,77810812 | 90,12992608 | 91,76596925 | 94,06544688 |
2007 | 85,81 | 88,14 | 92,32 | 84,32677898 | 87,28598503 | 86,85300768 | 89,41981908 | 91,07614739 | 93,56782767 |
2008 | 86,54 | 89,12 | 91,49 | 85,11288572 | 87,97069896 | 87,94112397 | 90,3013478 | 90,26276497 | 92,72375333 |
2009 | 86,57 | 88,6 | 92,95 | 85,07420993 | 88,05894648 | 87,4067082 | 89,79777136 | 91,81352664 | 94,09191524 |
2010 | 84,39 | 89,28 | 90,41 | 82,04207029 | 86,72802016 | 87,56783993 | 90,99084628 | 88,40237168 | 92,41876936 |
2011 | 84,73 | 88,32 | 91,85 | ||||||
2012 | 86,48 | 89,2 | 91,89 | 84,42249556 | 88,53421579 | 87,66260304 | 90,74044092 | 90,1957042 | 93,57579713 |
2013 | 84,15 | 87,19 | 92,06 | 82,5075898 | 85,79289271 | 85,99700137 | 88,39220914 | 90,86661114 | 93,24922188 |
2014 | 83,38 | 88,21 | 92,25 | 81,72967352 | 85,03383855 | 87,07114484 | 89,35371503 | 91,09915183 | 93,3925666 |
2015 | 82,22 | 88,13 | 91,72 | 80,54814763 | 83,88446867 | 86,95770529 | 89,30912626 | 90,54245375 | 92,88916385 |
2016 | 84,5 | 88,02 | 92,79 | 82,90377479 | 86,10060398 | 86,82652537 | 89,22326268 | 91,69580486 | 93,88774686 |
2017 | 83,24 | 87,36 | 91,61 | 81,54564598 | 84,92897148 | 86,14517052 | 88,56677131 | 90,47601791 | 92,74144914 |
2018 | 82,77 | 88,03 | 91,75 | 81,07485539 | 84,4713631 | 86,85288692 | 89,21021322 | 90,62825685 | 92,87868759 |
Mogelijke verklaringen voor verschuivingen in welzijn bij onderwijsgroepen
Er blijken in de afgelopen twintig jaar dus verschuivingen in welzijn te hebben plaatsgevonden bij onderwijsgroepen. Er zijn hiervoor twee mogelijke verklaringen te geven.Laagopgeleiden waren in 2018 gemiddeld ouder dan in 20031) (CBS StatLine, 2019a).Bovendien ervoer een kleinere groep laagopgeleiden hun gezondheid als goed of zeer goed in 2018 ten opzichte van 2000, terwijl dit aandeel onder hoogopgeleiden stabiel bleef (CBS StatLine, 2016; 2019b). Het aandeel met overgewicht en obesitas is daarnaast sterk toegenomen en is vooral hoog onder ouderen en laagopgeleiden (CBS, 5 april 2016).Deze ontwikkelingen kunnen samenhangen met de ontwikkelingen in welzijn bij de onderwijsgroepen, aangezien gezondheid een belangrijke voorspeller van welzijn is (Van Beuningen en Kloosterman, 2011; Diener et al., 1999).
Daarnaast verliep het herstel van inkomen na de economische crisis vanaf 2013 minder voorspoedig in huishoudens met een laagopgeleide hoofdkostwinner dan in huishoudens met een hoogopgeleide hoofdkostwinner (CBS, 7 juni 2018). Ook deze omstandigheden kunnen impact hebben op het welzijn, vooral als mensen het idee hebben dat anderen het beter krijgen terwijl zij zelf niets merken van het economisch herstel. Het economisch herstel ging bij laagopgeleiden niet gepaard met een stijging in welzijn, terwijl dit voor hoogopgeleiden wel het geval was.
Tevredenheid met het leven sterkst gestegen onder 25- tot 35-jarigen
Er is geen duidelijk patroon zichtbaar wanneer wordt gekeken naar de tevredenheid met het leven onder de verschillende leeftijdsgroepen. Het percentage dat tevreden is met het leven, is in de afgelopen twintig jaar het sterkst gestegen onder de 25- tot 35-jarigen,namelijk van 79 naar 85 procent. In 1997 was het aandeel tevredenen in deze groep nog het laagst van alle leeftijdsgroepen, terwijl er in 2018 geen verschil meer was met andere leeftijdsgroepen. Onder de 18- tot 25-jarigen, 45- tot 65-jarigen en de 75-plussers is het percentage tevredenen niet significant veranderd ten opzichte van 1997; onder de 35- tot 45-jarigen en de 65- tot 75-jarigen is het licht gestegen.
1997 (% tevredenen) | 2018 (% tevredenen) | |
---|---|---|
18 tot 25 jaar | 85 | 84 |
25 tot 35 jaar | 79 | 85 |
35 tot 45 jaar | 83 | 87 |
45 tot 55 jaar | 84 | 84 |
55 tot 65 jaar | 85 | 87 |
65 tot 75 jaar | 84 | 87 |
75 jaar en ouder | 83 | 86 |
Jongeren nu minder vaak gelukkig
Met betrekking tot het geluksgevoel valt bij de leeftijdsgroepen vooral de groep jongvolwassenen op. Zij geven in 2018 minder vaak aan gelukkig te zijn: in 1997 zei 91 procent van de 18- tot 25-jarigen gelukkig te zijn, in 2018 was dit 86 procent. Mensen in de leeftijd van 55 tot 65 jaar daarentegen zijn in deze periode juist vaker gelukkig; dit aandeel steeg van 84 naar 89 procent.Door deze ontwikkelingen in geluk zijn de verhoudingen tussen de leeftijdsgroepen wat verschoven. Waar in 1997 de jongere groepen doorgaans wat gelukkiger waren dan de oudere groepen, was dat in 2018 niet meer het geval.
1997 (% gelukkigen) | 2018 (% gelukkigen) | |
---|---|---|
18 tot 25 jaar | 91,1 | 85,8 |
25 tot 35 jaar | 88,5 | 88,0 |
35 tot 45 jaar | 90,5 | 89,1 |
45 tot 55 jaar | 88,1 | 87,4 |
55 tot 65 jaar | 84,2 | 88,5 |
65 tot 75 jaar | 85,0 | 88,2 |
75 jaar en ouder | 85,7 | 86,1 |
Mogelijke verklaringen voor veranderingen in welzijn bij leeftijdsgroepen
Er kunnen verschillende ontwikkelingen hebben meegespeeld bij de veranderingen in welzijn bij leeftijdsgroepen. Zo is het hoogst behaalde onderwijsniveau de laatste jaren gestegen in alle leeftijdsgroepen (CBS StatLine, 2019a), maar het aandeel hoogopgeleiden is vooral gestegen onder 25- tot 45-jarigen. Opvallend is het kleinere aandeel gelukkigen in de groep 18- tot 25-jarigen. Dit is de enige leeftijdsgroep waar een daling van het aandeel gelukkigen is opgetreden de afgelopen twintig jaar. Er zijn indicaties dat toegenomen werk- en prestatiedruk onder jongeren in de afgelopen jaren een rol kunnen spelen (Dopmeijer et al., 2018; Stevens et al., 2017).Onder ouderen zijn verschillende relevante ontwikkelingen te zien in de afgelopen twintigjaar. Allereerst nam de arbeidsparticipatie toe, vooral onder 55- tot 75-jarigen (CBS StatLine,2019c). Mede door de hogere arbeidsdeelname van vooral oudere vrouwen is ook hun inkomen en pensioenopbouw in deze periode gestegen (CBS, 1 juli 2019). Ouderen leven daarnaast langer in goede gezondheid dan vroeger, al hebben ze tegenwoordig wel vaker overgewicht en zijn ze nog steeds minder vaak gezond dan jongeren en de 25- tot 55-jarigen (CBS, 7 maart 2017).
Al deze factoren – een hoger onderwijsniveau, meer arbeidsdeelname en een daarmee samenhangend hoger inkomen en een betere gezondheid – zijn gerelateerd aan een hogerwelzijn (Van Beuningen en Kloosterman, 2011; Diener et al., 1999), en hangen mogelijk samen met de gemeten veranderingen in welzijn bij 55- tot 75-jarigen. Het gemiddelde gestandaardiseerde huishoudensinkomen van huishoudens met een hoofdkostwinner van 75 jaar of ouder is in de periode sinds 2000 minder sterk gestegen dan het gemiddelde inkomen in huishoudens met een hoofdkostwinner tussen de 55 en 75 (CBS StatLine, 2017;2019e). Dat komt vooral doordat vrouwen van 75 jaar en ouder minder (vaak) aanvullend pensioen hebben opgebouwd dan jongere vrouwen (CBS, 1 juli 2019). Dit kan deelsv erklaren dat 75-plussers geen stijging in welzijn hebben ervaren.
Niet-westersen nu vaker tevreden met het leven dan voorheen
Mensen met een niet-westerse migratieachtergrond zijn naar eigen zeggen minder vaak tevreden met het leven dan mensen met een Nederlandse of westerse achtergrond. In 2018 zei 79 procent van de niet-westersen tevreden te zijn, tegen 87 procent van degenen met een Nederlandse achtergrond; een verschil van 8 procentpunten. Dit verschil is beduidend kleiner geworden in de afgelopen twintig jaar: in 1997 bedroeg het nog 23 procentpunten. Dat dit verschil zoveel kleiner is geworden, komt vooral doordat het percentage tevredenen onder personen met een niet-westerse achtergrond relatief sterkg estegen is, namelijk van 62 naar 79 procent. Het aandeel tevredenen onder mensen meteen Nederlandse achtergrond is in deze periode licht gestegen en onder mensen met een westerse achtergrond is het aandeel tevredenen stabiel gebleven.
Perioden | Nederlands (% tevredenen van volwassen bevolking) | Westers (% tevredenen van volwassen bevolking) | Niet-westers (% tevredenen van volwassen bevolking) | BI ondergrens Nederlands (% tevredenen van volwassen bevolking) | BI bovengrens Nederlands (% tevredenen van volwassen bevolking) | BI ondergrens Westers (% tevredenen van volwassen bevolking) | BI bovengrens Westers (% tevredenen van volwassen bevolking) | BI ondergrens Niet-westers (% tevredenen van volwassen bevolking) | BI bovengrens Niet-westers (% tevredenen van volwassen bevolking) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1997 | 85,48 | 83,4 | 62,32 | 85 | 86 | 82 | 85 | 60 | 65 |
1998 | 86,45 | 85,93 | 68,67 | 86 | 87 | 85 | 87 | 67 | 70 |
1999 | 86,09 | 84,97 | 64,53 | 86 | 86 | 84 | 86 | 63 | 67 |
2000 | 87,04 | 85,48 | 69,06 | 87 | 87 | 84 | 87 | 67 | 71 |
2001 | 87,48 | 84,78 | 66,61 | 87 | 88 | 83 | 87 | 64 | 69 |
2002 | 85,91 | 84,18 | 64,75 | 85 | 86 | 82 | 86 | 62 | 67 |
2003 | 85,95 | 84,01 | 66,37 | 85 | 86 | 82 | 86 | 64 | 69 |
2004 | 85,93 | 84,08 | 64,41 | 85 | 86 | 82 | 86 | 62 | 67 |
2005 | 85,38 | 84,23 | 64,86 | 85 | 86 | 82 | 87 | 61 | 69 |
2006 | 86,22 | 83,6 | 64,43 | 85 | 87 | 81 | 86 | 61 | 68 |
2007 | 86,08 | 83,11 | 72,82 | 85 | 87 | 80 | 86 | 69 | 76 |
2008 | 87,08 | 84,26 | 73,23 | 86 | 88 | 81 | 87 | 70 | 77 |
2009 | 86,76 | 82,99 | 68,09 | 86 | 88 | 80 | 86 | 64 | 72 |
2010 | 85,63 | 81,92 | 69,49 | 84 | 87 | 78 | 86 | 65 | 74 |
2011 | 86,36 | 83,07 | 70,66 | ||||||
2012 | 87,02 | 84,12 | 72 | 86 | 88 | 80 | 88 | 68 | 76 |
2013 | 85,55 | 83,11 | 68,79 | 85 | 86 | 80 | 86 | 65 | 72 |
2014 | 86,45 | 80,41 | 74,5 | 86 | 87 | 78 | 83 | 71 | 78 |
2015 | 85,96 | 83,22 | 69,22 | 85 | 87 | 80 | 86 | 66 | 73 |
2016 | 86,63 | 83,36 | 76,4 | 86 | 88 | 81 | 86 | 73 | 79 |
2017 | 86,82 | 85,19 | 75,71 | 86 | 88 | 83 | 88 | 73 | 79 |
2018 | 86,82 | 84,72 | 79,12 | 86 | 88 | 82 | 87 | 76 | 82 |
Ook geluk toegenomen onder niet-westersen
Het patroon voor geluk is vergelijkbaar: mensen met een niet-westerse achtergrond zijn minder vaak gelukkig dan mensen met een Nederlandse of westerse achtergrond. Het aandeel gelukkigen onder mensen met een Nederlandse of westerse migratieachtergrond is sinds 1997 stabiel gebleven, terwijl het aandeel gelukkigen onder personen met een niet-westerse achtergrond is gestegen (zie tabel 2 in de tabellenbijlage). Deze stijging is echter minder sterk dan die bij de tevredenheid met het leven: het aandeel gelukkigen onder niet-westersen steeg van 73 procent in 1997 naar 80 procent in 2018. Daarmee zijnde ontwikkelingen op het gebied van geluk in de afgelopen twintig jaar minder groot dan die bij de tevredenheid met het leven.Mogelijke verklaringen voor toegenomen welzijn niet-westerse migranten
De verhouding tussen eerste- en tweede generatiemigranten is veranderd: tussen 1997 en 2017 is het aandeel van de tweede generatie onder de groep met een niet-westerse migratieachtergrond met 9 procentpunten gestegen (CBS StatLine, 2018b). Tweede generatiemigranten hebben vaker betaald werk, een hoger inkomen en zijn gemiddeld gezonder dan eerste generatiemigranten, en het ligt voor de hand dat dit een verklaring is voor het toegenomen welzijn van de groep niet-westerse migranten (CBS, 2018). In de periode van 2013 tot en met 2018 zijn tweede generatie niet-westerse migranten inderdaad vaker gelukkig en tevreden met hun leven dan eerste generatie niet-westerse migranten, dit blijkt uit cijfers uit S&W. Tegelijkertijd is de tweede generatie jonger dan de eerste generatie, maar de sterke afname in het percentage gelukkigen onder de 18- tot 25-jarigen heeft blijkbaar geen of minder invloed op deze groep van wie een deel in deze leeftijdscategorie valt.Verder is het van belang om op te merken dat qua herkomstland de samenstelling van de groep met een niet-westerse migratieachtergrond tussen 1997 en 2018 veranderd is (CBS,2018). Ten opzichte van 1997 zijn er in 2018 relatief minder personen met een Surinaamse,Turkse of Marokkaanse achtergrond, terwijl het percentage met een overige niet-westerse achtergrond vooral door de instroom van vluchtelingen sterk is gestegen (CBS StatLine, 2018a). Deze overige niet-westerse groepen waren in de periode van 2013 tot en met2018 echter niet vaker of minder vaak gelukkig of tevreden dan de mensen met een Marokkaanse, Turkse, Surinaamse of Antilliaanse achtergrond. Dit suggereert dat de ontwikkelingen in welzijn niet door deze veranderingen in samenstelling van de groep zijn veroorzaakt.
4. Conclusies
In specifieke bevolkingsgroepen zijn er wel ontwikkelingen in welzijn zichtbaar. Het verschil in welzijn tussen onderwijsgroepen is voor zowel geluk als tevredenheid met het leven groter geworden tussen 1997 en 2018. Hieraan liggen uiteenlopende ontwikkelingen ten grondslag: vooral laagopgeleiden zijn in 2018 minder vaak gelukkig dan twintig jaar geleden, terwijl met name de hoogopgeleiden vaker tevreden zijn dan vroeger. Binnen leeftijdsgroepen bestaan er ook ontwikkelingen in welzijn tussen 1997 en 2018, maar deze zijn niet voor alle groepen gelijk. Het meest opvallend is dat jongeren van 18 tot 25 jaar tegenwoordig minder vaak gelukkig zijn dan vroeger.
Mensen met een niet-westerse migratieachtergrond hebben een inhaalslag in welzijn gemaakt: hoewel zij tegenwoordig nog steeds minder welzijn ervaren dan mensen meteen Nederlandse of westerse achtergrond, is het verschil met deze groepen in de afgelopen twintig jaar veel kleiner geworden. Dit geldt zowel voor de tevredenheid met het leven als – weliswaar in iets minder mate – voor geluk. De verschillen tussen mannen en vrouwen in welzijn zijn klein en laten in de afgelopen decennia geen duidelijke ontwikkeling zien.
In dit onderzoek is niet gevraagd naar de redenen voor het geluks- of tevredenheidsgevoel.Ook zijn mensen niet in de tijd gevolgd. Daardoor is het niet mogelijk om de gevonden ontwikkelingen in welzijn bij de verschillende bevolkingsgroepen op basis van de onderzoeksgegevens te verklaren. Wel kunnen mogelijke verklaringen hiervoor worden aangedragen vanuit ontwikkelingen in de leefsituatie en achtergrondkenmerken van mensen. Zo is bekend dat het welzijn van mensen in sterke mate samenhangt met hun gezondheid, opleidingsniveau, het hebben van betaald werk en daarmee samenhangend inkomen, en het hebben van een partner (Van Beuningen en Kloosterman, 2011; CBS,19 maart 2016). Op deze gebieden zijn er tijdens de afgelopen twintig jaar ontwikkelingen geweest die kunnen samenhangen met de ontwikkelingen in welzijn.
Technische toelichting
Gegevensbronnen
In dit onderzoek is gebruik gemaakt van het Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS) en Sociale samenhang en Welzijn (S&W).POLS
Het doel van het onderzoek is het doorlopend verzamelen van hoogwaardige en coherente gegevens over de leefsituatie van de Nederlandse bevolking. De vragen over geluk en tevredenheid werden gesteld aan personen in particuliere huishoudens van 12 jaar of ouder. Voor dit artikel zijn personen van 18 jaar of ouder geselecteerd.Het onderzoek werd uitgevoerd middels persoonlijke interviews bij mensen thuis (CAPI– Computer Assisted Personal Interviewing). Ter correctie van verschillen tussen de samenstelling van de steekproef en de totale bevolking is jaarlijks een wegingsfactor toegepast,gebaseerd op de kenmerken geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, stedelijkheid, provincie,huishoudgrootte en enquêtemaand.
S&W
Het onderzoek bevat onderwerpen gerelateerd aan sociale samenhang en welzijn. Bij sociale samenhang gaat het bijvoorbeeld om de sociale, maatschappelijke en politieke participatie van de Nederlandse bevolking en om het vertrouwen in anderen en in instellingen. Bij welzijn gaat het om geluk en de tevredenheid met het leven en verschillende aspecten van de leefsituatie. Personen van 15 jaar en ouder in particuliere huishoudens in Nederland zijn bevraagd. De vragen over politieke participatie zijn aan personen van 18 jaar en ouder gesteld. Het onderzoek wordt uitgevoerd met een ‘mixed mode-design’: steekproefpersonen worden eerst in een brief gevraagd om via internetdeel te nemen (CAWI – Computer Assisted Web Interviewing). Non-respondenten worden telefonisch opnieuw benaderd (CATI – Computer Assisted Telephone Interviewing). Is er geen telefoonnummer bekend, dan worden zij door een interviewer persoonlijk benaderd (CAPI - Computer Assisted Personal Interviewing). De steekproefomvang bedraagt jaarlijks circa 7 500 personen. Voor verschillen tussen de samenstelling van de steekproef en de totale bevolking wordt een correctie toegepast met een wegingsfactor. Deze is gebaseerd op de kenmerken geslacht, leeftijd, herkomst, burgerlijke staat, stedelijkheid, provincie,landsdeel, huishoudgrootte, inkomen en enquêtemaand.Tijdreeksmodel
De correcties voor de breuken in de welzijn trends zijn berekend met behulp van tijdreeksanalyses. Hierbij wordt een model gebruikt om een reeks over de tijd te beschrijven. Het model bestaat in dit geval uit een trendcomponent, een regressiecomponent en een storingsterm. De trendcomponent beschrijft de ontwikkeling over de tijd, de regressiecomponent neemt verklarende variabelen mee als die er zijn, en de storingsterm bevat de steekproefruis. In dit geval bevat de regressiecomponent een interventievariabele waarmee de perioden waarin sprake is van een breuk worden aangeduid. Deze variabele heeft de vorm van een dummyvariabele en heeft de waarde ‘0’ voor alle waarnemingen tot en met 2010 (oude methode) en waarde ‘1’ voor alle waarnemingen vanaf 2012(nieuwe methode). De coëfficiënt die het model schat voor deze variabele geeft de grootte van de breuk weer en kan worden gebruikt om de correctie te berekenen die nodig is om de breuk te repareren. Daarbij worden beide wijzigingen – van 2010 en 2012 – dus als één breuk gemodelleerd. Daarnaast is met het model een schatting gemaakt voor geluk en tevredenheid in 2011, omdat er in dat jaar geen waarneming is geweest. Zie Willems(2019) voor een meer gedetailleerde beschrijving van de gehanteerde methode.Betrouwbaarheidsintervallen
In de lijndiagrammen worden middels kleurvlakken ook betrouwbaarheidsintervallengegeven met een betrouwbaarheidsniveau van 95 procent. Dit betekent dat bij herhaald uitvoeren van het onderzoek het werkelijke percentage in 95 van de 100 steekproeven zal liggen tussen de grenzen van de intervallen weergegeven rondom de percentages.In 2011 heeft geen dataverzameling plaatsgevonden. Daarom zijn er voor dit jaar geen betrouwbaarheidsintervallen beschikbaar. De schatting voor 2011 is gemaakt met behulp van het model voor tijdreeksanalyse.
Referenties
Beuningen, J. van, K. van der Houwen en L. Moonen (2014). Measuring well-being. Ananalysis of different response scales. CBS discussion paper.
Beuningen, J. van, en R. Kloosterman (2011). Subjectief welzijn: welke factoren spelen eenrol? Bevolkingstrends, 59 (4e kwartaal), blz. 85–92.
Brickman P., D. Coates en R. Janoff-Bulman (1978). Lottery winners and accident victims: Is
happiness relative? Journal of Personality and Social Psychology, 36, blz. 917−927.
CBS (2016, 5 april). Kwart van laagst opgeleiden heeft obesitas. CBS-nieuwsbericht 5 april
2016.
CBS (2016, 19 maart). Gezondheid, relaties en werk belangrijker voor geluk dan geld.
CBS-nieuwsbericht 19 maart 2016.
CBS (2017, 7 maart). 65-plusser gezonder maar zwaarder dan 20 jaar geleden. CBS nieuwsbericht 7 maart 2017.
CBS (2018). Jaarrapport Integratie 2018. Den Haag/ Heerlen, Centraal Bureau voor de
Statistiek.
CBS (2018, 7 juni). Inkomensverschillen onder laagopgeleiden het kleinst. CBS nieuwsbericht 7 juni 2018.
CBS (2019). Monitor brede welvaart en SDG’s 2019. Den Haag/ Heerlen, Centraal Bureau
voor de Statistiek.
CBS (2019, 1 juli). Vrouwen hebben steeds vaker aanvullend pensioen. CBS-nieuwsbericht,
1 juli 2019.
CBS StatLine (2016). Gezondheid, leefstijl, zorggebruik: 2000–2009.
CBS StatLine (2017). Gemiddeld inkomen; particuliere huishoudens, kenmerken, 2000–2014.
CBS StatLine (2018a). Bevolking; kerncijfers.
CBS StatLine (2018b). Bevolkingsontwikkeling; migratieachtergrond en generatie.
CBS StatLine (2019a). Bevolking; hoogst behaald onderwijsniveau en onderwijsrichting.
CBS StatLine (2019b). Gezondheid en zorggebruik; persoonskenmerken.
CBS StatLine (2019c). Arbeidsdeelname; kerncijfers.
CBS StatLine (2019d). Bevolking; onderwijsniveau; geslacht, leeftijd en migratieachtergrond.
CBS StatLine (2019e). Inkomen van huishoudens; inkomensklassen, huishoudenskenmerken.
Deci, E. L. en R. M. Ryan (2008). Hedonia, eudaimonia, and well-being: an introduction.
Journal of Happiness Studies, 9 (1), blz. 1–11.
Diener, E., M. Diener en C. Diener (1995). Factors predicting the subjective well-being of
nations. Journal of Personality and Social Psychology, 69 (5), blz. 851–864.
Diener, E., R. E. Lucas en C. N. Scollon (2006). Beyond the hedonic treadmill : revising the
adaptation theory of well-being. American Psychologist, 61 (4), blz. 305–314.
Diener, E., S. Oishi en R. E. Lucas (2009). Subjective well-being: the science of happiness and
life satisfaction. In: Lopez, S. J. en C. R. Snyder (Eds.). The Oxford handbook of positive
psychology. New York: Oxford University Press, blz. 187–194.
Diener, E., E. M. Suh, R. E. Lucas en H. L. Smith (1999). Subjective well-being: three decades
of progress. Psychological Bulletin, 125 (2), blz. 276–302.
Dopmeijer, J., et al. (2018). Actieplan studentenwelzijn. Netwerk studentenwelzijn.
Fujita, F. en E. Diener (2005). Life satisfaction set point: stability and change. Journal of
Personality and Social Psychology, 88 (1), blz. 158–164.
Lucas, R. E., A. E. Clark, Y. Georgellis en E. Diener (2003). Reexamining adaptation and the
set point model of happiness: Reactions to changes in marital status. Journal of Personality
and Social Psychology, 84 (3), blz. 527–539.
Lykken, D. (1999). Happiness: What studies on twins show us about nature, nurture, and the
happiness set-point. New York, Golden Books.
McKee-Ryan, F. M., Z. Song, C. R. Wanberg en A. J. Kinicki (2005). Psychological and physical
well-being during unemployment: a meta-analytic study. Journal of Applied Psychology,
90 (1), blz. 53–76.
Schreuder, A. (2017). De gelukkigste mensen wonen in Ede en niet in Rotterdam. NRC.
OECD (2013). OECD guidelines on measuring well-being. Parijs, OECD Publishing.
Stevens, G., et al. (2017). HBSC 2017; Gezondheid en welzijn van jongeren in Nederland.
Utrecht, universiteit Utrecht, Trimbos instituut, Sociaal en Cultureel Planbureau.
Veenhoven, R. en M. Hagerty (2006). Rising happiness in nations 1946–2004: a reply to
Easterlin. Social Indicators Research, 79, blz. 421–436.
Veenhoven, R. (2019). Happiness in Netherlands (NL), World Database of Happiness.
Rotterdam, Erasmus University Rotterdam. Geraadpleegd op 12 juni 2019.
VWS (2018). Aanpak eenzaamheid onder ouderen. Den Haag, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Willems, R. (2019). Methodebreukcorrectie Welzijnscijfers. Den Haag/ Heerlen, Centraal
Bureau voor de Statistiek, nog te publiceren.
Tabellenbijlage
1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 20111) | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | Personen 18 jaar en ouder | 84,1 | 85,4 | 84,8 | 85,8 | 85,9 | 84,4 | 84,5 | 84,3 | 83,9 | 84,4 | 84,9 | 85,8 | 85,1 | 83,8 | 84,7 | 85,1 | 83,6 | 84,6 | 83,9 | 85,2 | 85,4 | 85,7 | |
Geslacht: Man | Personen 18 jaar en ouder | 82,6 | 83,9 | 83,1 | 84,4 | 84,8 | 83,3 | 83,2 | 82,9 | 82,1 | 83,2 | 83,4 | 84,4 | 83,9 | 82,8 | 83,8 | 85,8 | 82,1 | 84,2 | 83,4 | 85,6 | 86,5 | 85,1 | |
Geslacht: Vrouw | Personen 18 jaar en ouder | 84,7 | 86,0 | 85,5 | 86,3 | 86,1 | 84,6 | 84,9 | 84,7 | 84,7 | 84,7 | 85,5 | 86,3 | 85,4 | 83,9 | 84,9 | 84,3 | 85,0 | 85,0 | 84,5 | 84,8 | 84,4 | 86,3 | |
Leeftijd: 18 tot 25 jaar | Personen 18 jaar en ouder | 84,8 | 84,9 | 84,6 | 85,5 | 85,7 | 81,4 | 84,6 | 84,1 | 82,8 | 85,0 | 87,2 | 86,5 | 84,6 | 84,7 | 85,0 | 85,8 | 85,6 | 82,6 | 86,2 | 85,5 | 85,3 | 83,8 | |
Leeftijd: 25 tot 35 jaar | Personen 18 jaar en ouder | 79,1 | 81,0 | 79,4 | 81,0 | 80,6 | 79,6 | 80,0 | 79,0 | 78,4 | 78,9 | 79,4 | 81,5 | 80,5 | 80,5 | 81,5 | 82,6 | 81,1 | 84,5 | 83,2 | 86,7 | 85,9 | 85,2 | |
Leeftijd: 35 tot 45 jaar | Personen 18 jaar en ouder | 83,5 | 84,8 | 84,3 | 85,3 | 84,9 | 83,2 | 83,8 | 83,5 | 84,0 | 83,8 | 83,9 | 83,9 | 84,1 | 81,5 | 83,6 | 84,1 | 82,9 | 84,9 | 83,4 | 84,5 | 86,8 | 86,6 | |
Leeftijd: 45 tot 55 jaar | Personen 18 jaar en ouder | 83,8 | 85,2 | 84,3 | 85,0 | 85,0 | 84,5 | 83,7 | 82,7 | 81,9 | 83,3 | 83,4 | 85,1 | 83,0 | 83,5 | 83,3 | 84,8 | 81,7 | 83,3 | 81,8 | 84,0 | 84,7 | 84,4 | |
Leeftijd: 55 tot 65 jaar | Personen 18 jaar en ouder | 84,7 | 86,3 | 85,8 | 87,7 | 88,1 | 86,5 | 86,1 | 85,8 | 84,4 | 84,3 | 86,8 | 87,3 | 87,7 | 83,9 | 85,7 | 85,8 | 84,7 | 84,6 | 82,8 | 84,1 | 83,1 | 86,5 | |
Leeftijd: 65 tot 75 jaar | Personen 18 jaar en ouder | 84,4 | 85,7 | 86,0 | 85,8 | 86,8 | 87,1 | 85,0 | 85,7 | 88,4 | 86,7 | 85,9 | 87,4 | 87,5 | 86,3 | 87,6 | 87,8 | 86,8 | 88,1 | 88,4 | 88,4 | 88,9 | 87,5 | |
Leeftijd: 75 jaar en ouder | Personen 18 jaar en ouder | 83,4 | 84,3 | 84,8 | 85,9 | 86,7 | 83,7 | 84,0 | 87,0 | 84,6 | 87,5 | 84,7 | 86,7 | 85,7 | 83,7 | 85,1 | 85,9 | 84,2 | 84,4 | 83,6 | 83,0 | 82,9 | 86,2 | |
Onderwijsniveau: Laag | Personen 18 jaar en ouder | 82,4 | 83,5 | 82,6 | 84,0 | 84,4 | 81,4 | 81,1 | 80,4 | 80,3 | 80,6 | 81,3 | 82,6 | 81,6 | 81,1 | 81,4 | 82,0 | 80,2 | 80,6 | 80,0 | 81,4 | 81,3 | 81,4 | |
Onderwijsniveau: Middelbaar | Personen 18 jaar en ouder | 84,1 | 85,6 | 85,3 | 85,9 | 85,8 | 85,0 | 84,5 | 83,8 | 83,2 | 83,8 | 84,4 | 85,6 | 83,8 | 83,0 | 83,8 | 84,4 | 82,7 | 84,8 | 84,3 | 85,1 | 85,3 | 85,9 | |
Onderwijsniveau: Hoog | Personen 18 jaar en ouder | 84,7 | 86,6 | 85,3 | 86,3 | 86,5 | 86,5 | 87,1 | 86,3 | 87,6 | 88,0 | 87,9 | 87,9 | 88,4 | 86,2 | 88,3 | 89,7 | 88,9 | 88,7 | 87,7 | 89,6 | 89,6 | 89,2 | |
Migratieachtergrond: Nederlands | Personen 18 jaar en ouder | 85,5 | 86,5 | 86,1 | 87,0 | 87,5 | 85,9 | 86,0 | 85,9 | 85,4 | 86,2 | 86,1 | 87,1 | 86,8 | 85,6 | 86,4 | 87,0 | 85,5 | 86,5 | 86,0 | 86,6 | 86,8 | 86,8 | |
Migratieachtergrond: Westers | Personen 18 jaar en ouder | 83,4 | 85,9 | 85,0 | 85,5 | 84,8 | 84,2 | 84,0 | 84,1 | 84,2 | 83,6 | 83,1 | 84,3 | 83,0 | 81,9 | 83,1 | 84,1 | 83,1 | 80,4 | 83,2 | 83,4 | 85,2 | 84,7 | |
Migratieachtergrond: Niet-westers | Personen 18 jaar en ouder | 62,3 | 68,7 | 64,5 | 69,1 | 66,6 | 64,8 | 66,4 | 64,4 | 64,9 | 64,4 | 72,8 | 73,2 | 68,1 | 69,5 | 70,7 | 72,0 | 68,8 | 74,5 | 69,2 | 76,4 | 75,7 | 79,1 | |
Totaal | Standaardfout (%) | 0,2 | 0,1 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,3 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,6 | 0,6 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | ||
Geslacht: Man | Standaardfout (%) | 0,3 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,3 | 0,3 | 0,3 | 0,4 | 0,6 | 0,5 | 0,6 | 0,5 | 0,6 | 0,9 | 0,8 | 0,7 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | ||
Geslacht: Vrouw | Standaardfout (%) | 0,3 | 0,2 | 0,2 | 0,3 | 0,3 | 0,4 | 0,3 | 0,4 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0,5 | 0,6 | 0,9 | 0,8 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | ||
Leeftijd: 18 tot 25 jaar | Standaardfout (%) | 0,5 | 0,3 | 0,5 | 0,5 | 0,6 | 0,8 | 0,7 | 0,7 | 1,1 | 1,1 | 1,0 | 1,0 | 1,1 | 1,7 | 1,7 | 1,3 | 1,3 | 1,2 | 1,3 | 1,3 | 1,3 | ||
Leeftijd: 25 tot 35 jaar | Standaardfout (%) | 0,4 | 0,2 | 0,4 | 0,4 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,6 | 0,9 | 0,9 | 1,0 | 0,9 | 1,0 | 1,5 | 1,6 | 1,2 | 1,1 | 1,1 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | ||
Leeftijd: 35 tot 45 jaar | Standaardfout (%) | 0,5 | 0,3 | 0,4 | 0,4 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,6 | 0,8 | 0,9 | 0,9 | 0,9 | 0,9 | 1,5 | 1,4 | 1,1 | 1,0 | 1,1 | 1,1 | 1,0 | 1,0 | ||
Leeftijd: 45 tot 55 jaar | Standaardfout (%) | 0,5 | 0,3 | 0,4 | 0,4 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 0,9 | 1,0 | 1,5 | 1,4 | 1,1 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | ||
Leeftijd: 55 tot 65 jaar | Standaardfout (%) | 0,6 | 0,3 | 0,5 | 0,5 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0,7 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 0,9 | 0,9 | 1,6 | 1,4 | 1,1 | 1,1 | 1,1 | 1,1 | 1,1 | 1,0 | ||
Leeftijd: 65 tot 75 jaar | Standaardfout (%) | 0,7 | 0,4 | 0,5 | 0,6 | 0,7 | 0,8 | 0,8 | 0,8 | 1,1 | 1,2 | 1,3 | 1,2 | 1,2 | 1,8 | 1,5 | 1,1 | 1,1 | 1,1 | 1,0 | 1,0 | 1,1 | ||
Leeftijd: 75 jaar en ouder | Standaardfout (%) | 0,9 | 0,5 | 0,7 | 0,7 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,5 | 1,4 | 1,6 | 1,5 | 1,5 | 2,4 | 2,0 | 1,5 | 1,4 | 1,5 | 1,5 | 1,5 | 1,3 | ||
Onderwijsniveau: Laag | Standaardfout (%) | 0,3 | 0,2 | 0,3 | 0,3 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,5 | 0,7 | 0,7 | 0,7 | 0,7 | 0,8 | 1,1 | 1,2 | 0,9 | 0,9 | 0,9 | 0,9 | 0,9 | 0,9 | ||
Onderwijsniveau: Middelbaar | Standaardfout (%) | 0,3 | 0,2 | 0,3 | 0,3 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,7 | 0,7 | 0,7 | 0,6 | 0,7 | 1,0 | 0,9 | 0,7 | 0,6 | 0,7 | 0,7 | 0,7 | 0,6 | ||
Onderwijsniveau: Hoog | Standaardfout (%) | 0,4 | 0,3 | 0,4 | 0,4 | 0,5 | 0,5 | 0,4 | 0,4 | 0,7 | 0,7 | 0,7 | 0,7 | 0,6 | 1,1 | 1,0 | 0,7 | 0,7 | 0,7 | 0,7 | 0,6 | 0,6 | ||
Migratieachtergrond: Nederlands | Standaardfout (%) | 0,2 | 0,1 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,3 | 0,2 | 0,3 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,7 | 0,6 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,4 | 0,5 | ||
Migratieachtergrond: Westers | Standaardfout (%) | 0,8 | 0,4 | 0,6 | 0,7 | 0,9 | 0,9 | 0,9 | 0,9 | 1,4 | 1,4 | 1,6 | 1,5 | 1,6 | 2,2 | 1,9 | 1,4 | 1,5 | 1,4 | 1,4 | 1,3 | 1,3 | ||
Migratieachtergrond: Niet-westers | Standaardfout (%) | 1,3 | 0,7 | 1,0 | 1,0 | 1,3 | 1,3 | 1,3 | 1,3 | 2,0 | 2,0 | 1,9 | 1,7 | 1,9 | 2,5 | 2,2 | 1,7 | 1,6 | 1,7 | 1,5 | 1,5 | 1,4 | ||
1) In 2011 heeft geen waarneming plaatsgevonden. Het aandeel tevredenen is op basis van het tijdreeksmodel (zie Technische toelichting) geschat, hierbij kan geen standaardfout worden berekend. |
1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 20111) | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | Personen van 18 jaar of ouder | 88,2 | 89,0 | 88,4 | 89,1 | 89,3 | 88,0 | 87,8 | 87,8 | 87,4 | 88,8 | 88,2 | 88,7 | 89,0 | 87,7 | 88,1 | 89,0 | 87,5 | 87,9 | 87,4 | 88,3 | 87,5 | 87,7 |
Geslacht: Man | Personen van 18 jaar of ouder | 88,1 | 88,7 | 88,3 | 88,9 | 89,0 | 88,2 | 87,2 | 87,7 | 86,8 | 89,2 | 87,9 | 87,5 | 89,2 | 88,2 | 87,9 | 89,4 | 86,4 | 87,9 | 87,0 | 88,1 | 88,0 | 87,2 |
Geslacht: Vrouw | Personen van 18 jaar of ouder | 88,4 | 89,3 | 88,5 | 89,1 | 89,5 | 87,7 | 88,3 | 88,0 | 88,1 | 88,4 | 88,6 | 89,9 | 88,9 | 87,1 | 88,2 | 88,6 | 88,6 | 88,0 | 87,8 | 88,5 | 86,9 | 88,2 |
Leeftijd: 18 tot 25 jaar | Personen van 18 jaar of ouder | 91,1 | 90,9 | 89,8 | 90,8 | 90,9 | 88,7 | 90,7 | 90,6 | 87,6 | 90,5 | 89,8 | 91,4 | 90,0 | 88,8 | 89,4 | 90,4 | 90,0 | 89,6 | 88,7 | 88,5 | 87,5 | 85,8 |
Leeftijd: 25 tot 35 jaar | Personen van 18 jaar of ouder | 88,5 | 89,6 | 88,3 | 89,6 | 89,3 | 87,8 | 87,7 | 87,2 | 88,0 | 89,5 | 87,6 | 90,2 | 88,3 | 89,9 | 88,5 | 89,9 | 86,2 | 89,7 | 87,7 | 88,4 | 88,3 | 88,0 |
Leeftijd: 35 tot 45 jaar | Personen van 18 jaar of ouder | 90,5 | 90,9 | 90,1 | 90,2 | 90,3 | 88,7 | 89,6 | 89,3 | 89,4 | 89,9 | 90,4 | 88,5 | 90,1 | 89,0 | 89,0 | 88,9 | 87,7 | 89,8 | 87,3 | 89,3 | 88,9 | 89,1 |
Leeftijd: 45 tot 55 jaar | Personen van 18 jaar of ouder | 88,1 | 88,8 | 88,2 | 88,5 | 89,0 | 88,2 | 86,5 | 87,1 | 86,7 | 87,4 | 86,7 | 87,9 | 88,7 | 87,5 | 87,1 | 88,2 | 86,5 | 84,9 | 87,2 | 87,4 | 86,4 | 87,4 |
Leeftijd: 55 tot 65 jaar | Personen van 18 jaar of ouder | 84,2 | 85,6 | 85,4 | 86,3 | 86,4 | 86,9 | 85,5 | 85,6 | 84,3 | 86,0 | 86,7 | 85,8 | 88,2 | 85,2 | 86,7 | 87,6 | 87,1 | 86,7 | 85,7 | 88,6 | 86,5 | 88,5 |
Leeftijd: 65 tot 75 jaar | Personen van 18 jaar of ouder | 85,0 | 86,4 | 87,2 | 88,0 | 88,8 | 88,3 | 88,6 | 87,3 | 90,3 | 89,3 | 88,6 | 90,9 | 90,2 | 88,4 | 89,9 | 91,4 | 89,5 | 89,1 | 89,4 | 90,7 | 90,2 | 88,2 |
Leeftijd: 75 jaar en ouder | Personen van 18 jaar of ouder | 85,7 | 87,1 | 87,0 | 87,5 | 89,1 | 85,0 | 83,8 | 87,8 | 84,7 | 90,0 | 88,5 | 88,7 | 88,2 | 84,0 | 86,7 | 86,7 | 86,8 | 86,5 | 86,0 | 84,0 | 83,4 | 86,1 |
Onderwijsniveau: Laag | Personen van 18 jaar of ouder | 87,2 | 88,1 | 87,4 | 88,1 | 88,2 | 85,6 | 85,5 | 84,5 | 85,4 | 86,4 | 85,8 | 86,5 | 86,6 | 84,4 | 84,7 | 86,5 | 84,2 | 83,4 | 82,2 | 84,5 | 83,2 | 82,8 |
Onderwijsniveau: Middelbaar | Personen van 18 jaar of ouder | 89,2 | 89,9 | 89,2 | 89,9 | 89,7 | 89,0 | 89,0 | 88,0 | 88,5 | 89,0 | 88,1 | 89,1 | 88,6 | 89,3 | 88,3 | 89,2 | 87,2 | 88,2 | 88,1 | 88,0 | 87,4 | 88,0 |
Onderwijsniveau: Hoog | Personen van 18 jaar of ouder | 90,7 | 91,5 | 90,9 | 91,2 | 92,0 | 91,5 | 90,2 | 90,5 | 90,4 | 92,9 | 92,3 | 91,5 | 93,0 | 90,4 | 91,8 | 91,9 | 92,1 | 92,2 | 91,7 | 92,8 | 91,6 | 91,8 |
Migratieachtergrond: Nederlands | Personen van 18 jaar of ouder | 89,1 | 89,6 | 89,3 | 89,8 | 90,4 | 89,1 | 89,1 | 89,1 | 88,9 | 89,7 | 89,5 | 89,9 | 89,9 | 89,1 | 89,4 | 90,5 | 89,1 | 89,3 | 89,2 | 89,5 | 88,8 | 89,0 |
Migratieachtergrond: Westers | Personen van 18 jaar of ouder | 86,2 | 89,8 | 89,3 | 89,3 | 88,7 | 88,7 | 85,9 | 88,8 | 85,8 | 89,2 | 86,8 | 87,6 | 90,1 | 87,3 | 87,7 | 89,4 | 88,6 | 85,0 | 85,9 | 87,2 | 88,5 | 86,5 |
Migratieachtergrond: Niet-westers | Personen van 18 jaar of ouder | 73,2 | 76,1 | 71,6 | 75,5 | 73,9 | 70,9 | 71,0 | 70,7 | 70,5 | 77,0 | 73,8 | 75,8 | 77,4 | 75,5 | 76,1 | 77,8 | 74,2 | 80,6 | 74,9 | 80,6 | 76,7 | 80,3 |
Totaal | Standaardfout (%) | 0,2 | 0,1 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,6 | 0,5 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | |
Geslacht: Man | Standaardfout (%) | 0,3 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,3 | 0,3 | 0,3 | 0,3 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,8 | 0,7 | 0,6 | 0,5 | 0,6 | 0,5 | 0,5 | 0,6 | |
Geslacht: Vrouw | Standaardfout (%) | 0,3 | 0,2 | 0,2 | 0,3 | 0,3 | 0,4 | 0,3 | 0,4 | 0,5 | 0,6 | 0,6 | 0,5 | 0,6 | 0,9 | 0,7 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,6 | 0,5 | |
Leeftijd: 18 tot 25 jaar | Standaardfout (%) | 0,5 | 0,3 | 0,4 | 0,4 | 0,6 | 0,7 | 0,6 | 0,6 | 1,1 | 1,0 | 1,1 | 0,9 | 1,0 | 1,6 | 1,5 | 1,1 | 1,1 | 1,1 | 1,1 | 1,2 | 1,2 | |
Leeftijd: 25 tot 35 jaar | Standaardfout (%) | 0,4 | 0,2 | 0,3 | 0,3 | 0,4 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,8 | 0,8 | 0,9 | 0,8 | 0,9 | 1,2 | 1,2 | 1,1 | 0,9 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | |
Leeftijd: 35 tot 45 jaar | Standaardfout (%) | 0,4 | 0,2 | 0,3 | 0,4 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,8 | 0,8 | 0,8 | 0,9 | 0,8 | 1,3 | 1,2 | 1,0 | 0,9 | 1,0 | 0,9 | 0,9 | 0,9 | |
Leeftijd: 45 tot 55 jaar | Standaardfout (%) | 0,5 | 0,3 | 0,4 | 0,4 | 0,5 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0,9 | 0,9 | 1,0 | 0,9 | 0,9 | 1,4 | 1,2 | 0,9 | 1,0 | 0,9 | 0,9 | 0,9 | 0,9 | |
Leeftijd: 55 tot 65 jaar | Standaardfout (%) | 0,6 | 0,4 | 0,5 | 0,5 | 0,7 | 0,6 | 0,6 | 0,7 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 0,9 | 1,5 | 1,4 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 0,9 | 1,0 | 0,9 | |
Leeftijd: 65 tot 75 jaar | Standaardfout (%) | 0,7 | 0,4 | 0,6 | 0,6 | 0,8 | 0,8 | 0,8 | 0,9 | 1,2 | 1,3 | 1,4 | 1,2 | 1,2 | 2,0 | 1,3 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | |
Leeftijd: 75 jaar en ouder | Standaardfout (%) | 1,0 | 0,6 | 0,8 | 0,8 | 1,1 | 1,1 | 1,1 | 1,1 | 1,8 | 1,6 | 1,7 | 1,7 | 1,7 | 2,7 | 2,0 | 1,4 | 1,3 | 1,4 | 1,5 | 1,4 | 1,3 | |
Onderwijsniveau: Laag | Standaardfout (%) | 0,3 | 0,2 | 0,3 | 0,3 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,5 | 0,7 | 0,7 | 0,8 | 0,7 | 0,8 | 1,2 | 1,0 | 0,8 | 0,8 | 0,9 | 0,8 | 0,9 | 0,9 | |
Onderwijsniveau: Middelbaar | Standaardfout (%) | 0,3 | 0,2 | 0,3 | 0,3 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,6 | 0,6 | 0,7 | 0,6 | 0,6 | 0,9 | 0,8 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | |
Onderwijsniveau: Hoog | Standaardfout (%) | 0,4 | 0,2 | 0,3 | 0,3 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,7 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 1,0 | 0,9 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | |
Migratieachtergrond: Nederlands | Standaardfout (%) | 0,2 | 0,1 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,3 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,6 | 0,5 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | |
Migratieachtergrond: Westers | Standaardfout (%) | 0,8 | 0,4 | 0,6 | 0,6 | 0,9 | 0,9 | 0,9 | 0,9 | 1,4 | 1,3 | 1,5 | 1,5 | 1,4 | 2,1 | 1,6 | 1,2 | 1,3 | 1,3 | 1,2 | 1,2 | 1,2 | |
Migratieachtergrond: Niet-westers | Standaardfout (%) | 1,3 | 0,7 | 1,0 | 1,0 | 1,3 | 1,3 | 1,3 | 1,3 | 2,0 | 1,8 | 2,0 | 1,9 | 1,9 | 2,5 | 2,0 | 1,6 | 1,4 | 1,6 | 1,4 | 1,5 | 1,4 | |
1) In 2011 heeft geen waarneming plaatsgevonden. Het aandeel gelukkigen is op basis van het tijdreeksmodel (zie Technische toelichting) geschat, hierbij kan geen standaardfout worden berekend. |