Prognose 2019-2050: woningbouwveronderstellingen

5. Woningbouwveronderstellingen op provinciaal niveau

In deze paragraaf worden de woningbouwveronderstellingen op het niveau van provincies getoond. De woningbouwveronderstellingen van de PBL/CBS regionale prognose zijn gebaseerd op analyses en bronnen op landelijk en gemeentelijk niveau. Dit heeft geleid tot woningbouwveronderstellingen voor elke gemeente in Nederland. Op basis van aggregatie van gemeentelijke woningbouwveronderstellingen kunnen vervolgens woningbouwveronderstellingen voor provincies worden afgeleid. Op dit niveau zijn er daarom geen specifieke analyses verricht. Hierbij moet worden bedacht dat woningbouwveronderstellingen een groot effect hebben op het migratieverkeer tussen afzonderlijke gemeenten en daardoor op de huishoudensontwikkeling in afzonderlijke gemeenten, maar op provinciaal niveau amper een sturende rol vervullen wat betreft de ontwikkeling van het aantal huishoudens. Dit komt doordat de meeste verhuizingen vanwege woonmotieven over korte afstand plaats vinden, waarbij de provinciegrens zelden wordt overschreden. Hierdoor spelen op het provinciaal niveau bij de ontwikkeling van de bevolking en het aantal huishoudens de autonome demografische ontwikkelingen,de buitenlandse migratie en de lange-afstandsmigratie de hoofdrol.

In de drie noordelijke provincies vonden in de afgelopen decennia sterke schommelingenplaats in de netto toename van de woningvoorraad (zie figuur 5.1.1a). Dit gold in het bijzonder voor Groningen. In de regionale prognose wordt verondersteld dat in de toekomst de niveaus van de drie provincies vrij dicht bij elkaar liggen. In alle drie provincies wordt, conform het nationaal patroon, een geleidelijke daling in de woningbouw verondersteld. Hierdoor wordt rond 2040 in Friesland en Drenthe het nulpunt bereikt. In Groningen wordt de komende jaren nog veel gebouwd, maar daarna gaat de netto woningbouw hard dalen en wordt het nulpunt in 2030 bereikt. Hierna is er sprake van een aanzienlijke negatieve netto woningbouw; per saldo worden er dus meer woningen aan de woningvoorraad onttrokken (via sloop) dan er woningen worden bijgebouwd.

5.1.1a Netto woningbouw Noord-Nederland
JaarGroningen (1 000 woningen)Friesland (1 000 woningen)Drenthe (1 000 woningen)
19851,2442,50344,084
19861,8893,21162,728
19872,4232,47953,348
19882,8822,6683,351
19892,7333,6673,265
19902,4772,0833,202
19911,0022,4431,864
19921,6092,28192,338
19931,8032,4892,527
19942,6163,1223,319
19952,2883,3032,761
19962,1592,8012,653
19972,5683,212,93
19981,7773,1481,813
19990,8962,3551,974
20000,2622,2671,667
20010,6762,22911,116
20021,5661,8561,683
20030,7861,1791,336
20040,252,12091,649
20050,2521,8951,653
20060,6361,8261,87
20071,2132,14092,165
20081,7592,3981,465
20091,8421,27611,556
20100,6931,05790,575
20111,281,3430,449
20122,1342,039-0,083
20133,6212,7023,135
20141,6871,9880,358
20151,9451,30,242
20162,0090,92310,615
20170,3851,96191,578
20181,7931,2730,973
20192,0471,4051,098
20202,3081,3760,941
20211,6591,2230,801
20221,2171,0810,766
20231,0311,0310,749
20240,890,9530,688
20250,5250,9270,637
20260,3160,8110,559
20270,3670,7390,528
20280,1970,6510,499
20290,140,5620,394
2030-0,0070,4520,352
2031-0,0790,4130,297
2032-0,1370,3710,253
2033-0,1510,3320,197
2034-0,2490,2580,15
2035-0,3740,2110,124
2036-0,4720,1760,098
2037-0,4930,1470,081
2038-0,5180,1270,066
2039-0,5240,1180,056
2040-0,460,1030,049
2041-0,4070,0910,043
2042-0,3780,0830,04
2043-0,3680,0810,039
2044-0,3660,080,039
2045-0,3690,0810,039
2046-0,3860,0840,041
2047-0,4010,0880,043
2048-0,410,0920,044
2049-0,4080,0910,044
2050


Met betrekking tot de drie provincies in het landsdeel Oost-Nederland geldt dat de woningbouw in Gelderland de afgelopen decennia substantieel hoger lag dan in Flevoland en Overijssel (zie figuur 5.1.1b). Opmerkelijk is de gestage teruggang van de woningbouw in de provincie Flevoland vanaf de eeuwwisseling. In 2015 wordt zelfs bijna het nulpunt bereikt, maar de laatste jaren is er weer sprake van een aanzienlijke groei. In de regionale prognose wordt verondersteld dat de woningbouw in Gelderland gestaag daalt tot 2030 en daarna wat sterker gaat dalen. Voor de woningbouw in Overijssel wordt een geleidelijke daling verondersteld over de hele prognoseperiode. Voor Flevoland wordt na een scherpe forse stijging een geleidelijke daling van de woningbouw verondersteld. In de laatste 15 jaar van de prognoseperiode liggen de woningbouwveronderstellingen van Flevoland,Gelderland en Overijssel dicht bij elkaar.

5.1.1b Netto woningbouw Oost-Nederland
JaarOverijssel (1 000 woningen)Gelderland (1 000 woningen)Flevoland (1 000 woningen)
19856,89711,57723,161
19867,1413,68953,324
19876,2712,73684,27
19887,43812,63454,305
19896,55211,1284,398
19905,55610,2263,903
19915,5869,4273,412
19924,5169,1953,792
19934,5789,1353,895
19944,56710,3443,853
19956,5259,5124,792
19966,0239,4573,956
19976,62810,0345,484
19986,198,5935,212
19994,827,7623,918
20003,6556,5584,509
20013,8146,0044,227
20023,15,6383,158
20033,0344,6063,703
20043,7486,3532,211
20054,1876,6711,774
20063,5296,7562,004
20075,237,6082,164
20084,0928,0332,792
20093,4959,3542,619
20102,1565,2922,571
20113,5067,261,866
20122,81614,6361,435
20132,1849,5562,016
20142,6488,2511,219
20153,538,0160,187
20163,6042,3841,311
20172,595,9272,258
20183,1378,92,539
20193,3378,6283,118
20203,1217,9883,059
20212,7027,323,021
20222,5186,672,736
20232,3466,1472,489
20242,1825,6572,434
20252,08852,358
20261,8724,3852,282
20271,7123,7382,276
20281,493,3142,25
20291,3452,7542,235
20301,2092,2612,074
20311,0651,9221,99
20320,8461,6051,896
20330,6871,3681,746
20340,5771,2071,665
20350,4550,8761,47
20360,3240,691,309
20370,2780,5651,166
20380,1960,4611,072
20390,1670,3840,959
20400,1470,3380,842
20410,1310,30,748
20420,120,2770,691
20430,1170,270,671
20440,1160,2690,668
20450,1170,270,673
20460,1230,2820,705
20470,1280,2940,733
20480,1320,3020,754
20490,1310,30,748
2050


Van de drie Randstad provincies lag de afgelopen decennia de woningbouw in Zuid-Holland doorgaans wat hoger dan in Noord-Holland (zie figuur 5.1.1c). Dit is in lijn met het feit dat in Zuid-Holland meer mensen wonen. De bevolking van de provincie Utrecht is veruit het kleinst en dit verklaart waarom in deze provincie de woningbouw beduidend lager ligt. Voor alle drie de provincies wordt tot 2021 een aanzienlijke toename van de woningbouw verwacht; in Zuid-Holland nog meer dan in de andere twee provincies. Hierna zal de woningbouw in alle drie provincies snel gaan dalen, conform de nationale daling. Op de lange termijn, vanaf 2040 wordt verwacht dat het niveau van de woningbouw in Noord- en Zuid-Holland op ongeveer hetzelfde niveau ligt, met Utrecht daar net onder.

5.1.1c Netto woningbouw West-Nederland
JaarUtrecht (1 000 woningen)Noord-Holland (1 000 woningen)Zuid-Holland (1 000 woningen)
19856,99414,968316,6249
19867,92213,679715,0563
19878,03515,001819,41
19889,07915,710418,7825
19899,0718,27117,098
19907,55716,85716,299
19916,91516,4611,152
19926,23311,32315,382
19935,27612,22712,641
19945,52910,53313,399
19955,55813,24414,369
19967,18610,20917,113
19976,08812,52412,832
19985,70213,24115,651
19996,1039,81913,596
20006,7889,2311,371
20015,7569,44712,944
20024,9459,49312,884
20034,2619,5338,765
20044,0138,248,705
20056,3987,81311,528
20064,9138,67510,323
20075,99611,5039,189
20085,85811,05911,951
20096,10710,7114,87
20103,6627,42511,345
20113,9858,6398,52
20126,4699,26213,195
20134,48315,73917,162
20144,3959,13611,325
20154,64112,4239,812
20166,1917,2599,456
20173,25910,98310,944
20186,04314,59712,702
20196,21215,85518,394
20207,42516,63920,362
20216,91516,57822,281
20227,33616,07721,23
20236,9614,62418,468
20246,75613,65715,295
20255,92711,76813,713
20264,70210,91711,542
20274,7379,4059,965
20284,1098,7739,334
20293,7468,1228,626
20303,1147,387,61
20312,5186,5216,645
20321,9965,8445,743
20331,7335,3585,238
20341,484,9654,626
20351,2374,3913,893
20361,0313,8463,262
20370,9143,1812,886
20380,8052,6192,494
20390,7312,1252,286
20400,6411,8662,004
20410,571,6571,783
20420,5261,5331,648
20430,5111,4891,601
20440,511,4821,592
20450,5121,4921,603
20460,5381,5631,682
20470,5581,6271,748
20480,5751,6721,798
20490,571,6581,785


In het landsdeel Zuid is de woningbouw in Noord-Brabant het hoogst (zie figuur 5.1.1d). Dit komt enerzijds doordat deze provincie de grootste bevolking heeft, anderzijds doordat bepaalde gebieden in Limburg en Zeeland worden gekenmerkt door bevolkingskrimp wat drukkend werkt op de uitbreidingsbehoefte aan woningen. De netto woningbouw in Limburg en Zeeland is momenteel dan ook zeer gering. Ook voor de toekomst wordt verwacht dat de woningbouw in Limburg en Zeeland minimaal zal zijn. Voor Noord-Brabant wordt verwacht dat er op de korte termijn een versnelling in de woningbouw zal optreden en daarna een snelle daling (parallel aan het patroon van de drie Randstad provincies),gevolgd door een periode met een gestage daling vanaf 2025.

5.1.1d Netto woningbouw Zuid-Nederland
JaarZeeland (1 000 woningen)Noord-Brabant (1 000 woningen)Limburg (1 000 woningen)
19851,94614,56156,891
19862,17915,79499,047
19872,3517,8387,795
19881,77919,47788,92
19891,65417,9337,201
19901,15914,126,447
19910,21713,1324,667
19921,05212,0814,651
19931,53811,9255,007
19941,90912,464,251
19951,84613,9295,996
19961,49413,45,075
19971,84812,945,849
19981,4314,0655,03
19991,5911,4073,061
20000,94410,5413,461
20010,9268,3783,302
20020,8196,3732,82
20030,6295,6432,041
20041,1698,4642,214
20051,6296,8613,025
20061,2329,1973,68
20071,44710,0532,85
20081,4228,3062,178
20091,35411,7712,964
20100,6397,2012,751
20111,1298,3482,166
2012-0,87511,9614,003
2013216,3966,635
20140,2998,6332,704
20150,9438,9831,266
20160,7437,8972,463
20170,9111,8062,204
20180,7411,7691,978
20190,96712,3442,354
20201,10911,472,21
20211,23810,2771,738
20220,9989,1521,239
20230,897,7481,014
20240,7227,1950,852
20250,5376,5510,693
20260,3546,1730,655
20270,3095,8020,556
20280,2935,3470,534
20290,2364,9270,439
20300,174,2870,331
20310,1493,8380,25
20320,0983,4360,23
20330,0683,1740,177
20340,0472,8960,161
20350,0372,0240,091
20360,0221,7030,079
20370,0081,4460,042
203801,2620,036
203901,1350,034
204000,9940,029
204100,8850,026
204200,8160,024
204300,7940,024
204400,790,023
204500,7960,024
204600,8340,025
204700,8670,025
204800,8930,026
204900,8870,026


Om het verschil in woningbouw in het verleden en de toekomst goed te kunnen vergelijken, wordt in figuur 5.1.2 de jaarlijkse gemiddelde woningbouw in de periode 1985–2017 vergeleken met de periode 2018–2049. In het verleden was woningbouw het hoogst in Zuid-Holland, gevolgd door Noord-Holland en Noord-Brabant waar de woningbouw vrijwel gelijk lag. Ook in de toekomst zal naar verwachting in deze drie provincies het meest worden gebouwd, waarbij in Noord-Brabant naar verwachting wel veel minder zal worden gebouwd dan in Noord-Holland. In deze drie provincies schommelt de verwachte netto woningbouw tussen de 4 en 8 duizend woningen per jaar. Op vrij grote afstand volgen dan Utrecht, Flevoland en Gelderland met een woningbouw van rond 1,5 tot 3 duizend woningen per jaar. In Overijssel ligt de verwachte woningbouw rond de duizend woningen per jaar, terwijl in de overige provincies nog amper sprake zal zijn van netto woningbouw.

Met uitzondering van Flevoland is de toekomstige veronderstelde jaarlijkse gemiddeldewoningbouw in elke provincie veel lager dan in de periode 1985-2017. In Groningen en Limburg bedraagt de verwachte woningbouw slechts een tiende van de woningbouw in het verleden, terwijl in de provincies in de Randstad ruim de helft van de jaarlijkse woningbouw in het verleden gebouwd wordt. Dit duidt op een nog sterkere concentratie van de woningbouw (en bevolking) in de Randstad dan in het verleden.

5.1.2 Gemiddelde netto woningbouw per jaar
 1985-2017 (1 000 woningen)2018-2049 (1 000 woningen)
Groningen1,6170303030,17290625
Friesland2,2505545450,48465625
Drenthe1,9753333330,33525
Overijssel4,5516363641,09109375
Gelderland8,6167878791,6679375
Flevoland3,1423939392,64809375
Utrecht5,9202121212,87303125
Noord-Holland11,534460616,8521875
Zuid-Holland13,142263647,619875
Zeeland1,2530303030,28096875
Noord-Brabant11,572006064,14078125
Limburg4,3216666670,49825