Prognose 2019-2050: Demografische veronderstellingen

4. Sterfte

Om het aantal sterfgevallen in de toekomst te bepalen, wordt in de Bevolkingsprognose gekeken naar ontwikkelingen in de levensverwachting bij geboorte. Deze is de afgelopen decennia vrijwel continu gestegen. In 1980 gold voor mannen een levensverwachting van ruim 72 jaar en voor vrouwen van 79 jaar. In 2018 is dit gestegen tot ruim 80 jaar voormannen en ruim 83 jaar voor vrouwen. Ook voor de toekomst voorziet de prognose een verdere toename, tot bijna 85 jaar voor mannen en bijna 89 jaar voor vrouwen in 2050 (Stoeldraijer en Van Duin, 2018). Hoewel de levensduur stijgt, zal het aantal sterfgevallen de komende decennia toch gaan toenemen. Dit komt door de vergrijzing.

Regionale verschillen in levensverwachting hangen, net als de vruchtbaarheid, samen met diverse sociaaleconomische, culturele en leefstijlkenmerken van mensen (Loke en De Jong,2013). Net als bij vorige edities van de regionale prognose, is voor de editie van 2019 getracht de gemeentelijke verschillen in de levensverwachting te verklaren aan de hand van een multivariaat regressiemodel. De afhankelijke variabele in dit model is de levensverwachting bij geboorte in 2016. Het model wordt voor mannen en vrouwen apart geschat. Ook hier worden filtertechnieken toegepast op de waargenomen levensverwachting bij geboorte, omdat in kleine gemeenten de levensverwachting van jaar op jaar sterk kan schommelen. In het model wordt rekening gehouden met het aandeelouderen in de bevolking door gebruik te maken van Weighted Least Squares (WLS) en de weging uit te voeren met het aantal mannen en vrouwen in de gemeente van 65 jaar of ouder.

Tabel 4.1.1 laat de resultaten van het regressiemodel zien, waarbij variabelen die niet significant samenhangen met de levensverwachting uit het uiteindelijke model zijn verwijderd. Het blijkt voor mannen dat de levensverwachting in een gemeente hoger is naarmate het aandeel gehuwde mannen groter is. Voor vrouwen is de levensverwachting lager naarmate er meer verweduwde vrouwen of vrouwen in een instelling wonen. Bij de culturele variabelen is voor zowel mannen als vrouwen de levensverwachting hoger in gemeenten waar meer stemmers op christelijke partijen zijn. Sociaaleconomische factoren hebben de grootste verklarende kracht. Bij mannen hangt een hoger inkomen in een gemeente samen met een hogere levensverwachting, bij vrouwen gaat een groter aandeeluitkeringsgerechtigden samen met een lagere levensverwachting. De proxy’s die gebruikt zijn voor verschillen in leefstijl tussen gemeenten zijn het aandeel mensen dat overlijdt aan ziekten van het hart- en vaatstelsel, aan aandoeningen aan het ademhalingsstelsel, aan kanker of aan overige doodsoorzaken. Alle dragen bij aan een lagere levensverwachting in gemeenten waar dit vaker voorkomt, al spelen ziekten van het ademhalingsstelsel geen rol bij de levensverwachting van vrouwen.

Met de parameters van dit model, de b-waarden, en met een extrapolatie van de onafhankelijke variabelen is vervolgens voor mannen en vrouwen de levensverwachting in 2030 berekend. Dit gaf voor diverse gemeenten echter minder plausibele uitkomsten, zoals een hogere levensverwachting voor mannen dan voor vrouwen, of een kleiner verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen dan in 2018, terwijl dit verschil in de afgelopen jaren juist groter was geworden. Gezien deze tekortkomingen is voor de prognose 2019–2050 gekozen voor een eenvoudiger methode die wel plausibele uitkomsten geeft. Daarvoor is het gemiddelde absolute verschil van de geslachtspecifieke levensverwachting van gemeenten ten opzichte van Nederland bepaald in de periode 2009–2016. Dit verschil is vervolgens toegepast op de ontwikkeling van de nationale levensverwachting volgens de Bevolkingsprognose. De schattingen op basis het regressiemodel zijn wel gebruikt als controle op de uitkomsten van deze methodiek. Indien de uitkomsten op elkaar lijken, draagt dit bij aan de plausibiliteit van de schattingen.
4.1.1. Resultaten van het multivariate regressiemodel1) voor de verklaring van gemeentelijke verschillen in levensverwachting, 2016
MannenMannenVrouwenVrouwen
BBètaBBèta
Constante79,764 *** 88,905 ***
Demografische2): % gehuwde mannen0,024 ***0,131
Demografische2): % verweduwde vrouwen -0,146 ***-0.156
Demografische2): % institutionele vrouwen -0,049 **-0,090
Culturele en leefstijl2): % ziekten van hart- en vaatstelsel-1,277 ***-0,240-0,612 ***-0,129
Culturele en leefstijl2): % ziekten van ademhalingsstelsel-1,486 ***-0,135
Culturele en leefstijl2): % nieuwvormingen-0,774 ***-0,135-1,013 ***-0,197
Culturele en leefstijl2): % overige doodsoorzaken-0,577 ***-0,183-0,470 ***-0,168
Culturele, leefstijl2): % stemmen op CU en SGP bij TK-verkiezingen 20060,033 ***0,1970,019 ***0,127
Sociaaleconomische2): % uitkeringen (WAO, WW, bijstand) -0,108 ***-0,318
Sociaaleconomische2): Gemiddeld besteedbaar inkomen0,080 ***0,254
Verklaarde variantie78,9 %74,8 %

* Significantieniveau: p = 0,10
**Significantieniveau: p = 0,05
*** Significantieniveau: p = 0,01
1) De variabelen zijn in elke gemeente gewogen met het aantal mannen of vrouwen van 65 jaar en ouder.
2) variabelen

 



Kaart 4.1.2 laat de veronderstelde levensverwachting bij de geboorte voor vrouwen en mannen in 2035 zien, naast de waarneming in 2016. Er is sprake van een aanzienlijke regionale variatie in de levensverwachting. In de grote steden en universiteitssteden ligt de levensverwachting doorgaans lager dan in de plattelandsgemeenten, hoewel deze steden relatief jong zijn. Dit komt omdat bij het berekenen van de levensverwachting rekening wordt gehouden met verschillen in leeftijdsopbouw. De hogere sterfte en de lagere levensverwachting hangen in deze steden samen met een hoog aandeel personen dat een uitkering ontvangt. Dat gaat op zijn beurt vaak samen met een minder gezonde levensstijl.Diverse gemeenten in de bible belt kennen juist een hoge levensverwachting.