Opvattingen over trouwen, samenwonen en scheiden

Technische toelichting

Voor dit artikel zijn vragen opgenomen in het Onderzoek Belevingen van 2017. Hieraan werkten 3 339 personen mee. De volgende stellingen zijn voorgelegd:

Hierna volgt een aantal ontwikkelingen die steeds vaker voorkomen in de huidige samenleving. Kunt u voor elke ontwikkeling aangeven in hoeverre u deze goed of slecht vindt?
— Dat steeds meer stellen eerst gaan samenwonen voordat ze gaan trouwen
— Dat steeds meer stellen niet meer trouwen
— Dat steeds meer huwelijken eindigen in een echtscheiding
— Dat steeds meer stellen kinderen krijgen zonder dat ze getrouwd zijn
— Dat steeds meer kinderen een deel van hun jeugd doorbrengen in een eenoudergezin.

Niet alle deelnemers wilden of konden een oordeel geven over de stellingen; ze wisten geen antwoord of weigerden een antwoord te geven. Het aandeel missende waarden varieerde van 2,1 tot 3,7 procent (ongewogen). Omdat de verdeling over de antwoordcategorieën met de categorie ‘geen antwoord’ vergelijkbaar is aan die zonder deze categorie, zijn deze gevallen in de analyses steeds buiten beschouwing gelaten.

Om na te gaan of er brede consensus is tussen bevolkingsgroepen in de opvattingen over relatievorming, zijn een aantal groepen met elkaar vergeleken (zie tabel B.1).Leeftijdsgroepen zijn afgeleid door de leeftijd op het moment van de enquête te nemen.Het hoogst behaalde (zelf gerapporteerde) opleidingsniveau is in drie categorieën ingedeeld, namelijk laag, middelbaar en hoog. Een laag opleidingsniveau komt overeen met alleen basisonderwijs, vmbo- of mbo1-niveau. Onder middelbaar opgeleiden vallenmensen met havo, vwo of een mbo opleiding. Hoogopgeleiden hebben een diploma op hbo- of wo-niveau. Voor denominatie is onderscheid gemaakt naar mensen die geen geloof aanhangen, mensen die zich katholiek noemen, mensen die zich rekenen tot een protestants christelijk geloof (PKN, hervormd of gereformeerd) en een groep ‘overig’. In deze laatste groep vallen de islam, het jodendom, het hindoeïsme, het boeddhisme of nog andere religies. De migratieachtergrond is bepaald met behulp van informatie over het eigen geboorteland en dat van de ouders uit het BRP. Vanwege de kleine aantallen is alleen onderverdeeld naar mensen met een Nederlandse achtergrond, met een westerse en met een niet-westerse achtergrond. Om na te gaan of de eigen ervaring met relaties een rol speelt, is onderscheid gemaakt tussen mensen die op het moment van de enquête geen partner hebben waar ze mee samenwonen, mensen die samenwonen en niet gehuwd zijn, en mensen die samenwonen en ook de burgerlijke staat gehuwd hebben.Met behulp van informatie uit het BRP is daarnaast afgeleid of mensen in het verleden een scheiding hebben meegemaakt. Voor de mate van stedelijkheid is uitgesplitst naar gemeenten die zeer sterk stedelijk, sterk stedelijk, matig stedelijk, weinig stedelijk en niet stedelijk zijn. Deze indeling is gebaseerd op de omgevingsadressendichtheid. Nadere uitleg over de indelingen van het CBS is te vinden op de website.

Om te corrigeren voor de, mogelijk selectieve, non-respons, worden de uitkomsten gewogen. Verschillen tussen de diverse bevolkingsgroepen zijn bivariaat getoetst. Deze analyses zijn van belang omdat het om een steekproef gaat en gevonden verschillen toevallig kunnen zijn. Voor deze analyses zijn de antwoordcategorieën ‘heel goed’ en‘goed’ samengevoegd, en ook de categorieën ‘heel slecht’ en ‘slecht’. Daarnaast zijn multivariate analyses uitgevoerd, om na te gaan of gevonden verschillen door andere kenmerken verklaard kunnen worden. Deze zijn op de ongewogen data uitgevoerd. Het gaat om logistische regressies met gedichotomiseerde varianten van de variabelen(bijvoorbeeld (heel) goed versus de andere antwoordcategorieën). De uitkomsten zijn terug te vinden in tabel B.2.