1. Inleiding
Oorzaken van deze ontwikkelingen worden onder andere gezocht in veranderingen in waarden en normen, die samengingen met processen als secularisering, modernisering,emancipatie en individualisering (Lesthaeghe, 2014). Vanaf de jaren zestig en zeventig werd zelfontplooiing belangrijker en ontstond er meer ruimte voor mensen om te kiezen hoe zij hun leven wilden inrichten. De grotere nadruk op het realiseren van eigen doelen en behoeften leidde er toe dat mensen zich minder snel gingen binden in formele relatievormen zoals het huwelijk, en dat zij daar bovendien makkelijker weer uitstapten als de relatie niet meer voldoende opleverde.
In de afgelopen decennia zijn de opvattingen van inwoners van Nederland over samenwonen, trouwen en scheiden inderdaad liberaler geworden (Esveldt, Beets, Henkens,Liefbroer en Moors, 2001). Ongehuwd samenwonen en scheiden worden minder vaak afgekeurd dan voorheen (Rijken en Liefbroer, 2011). Het is interessant om na te gaan hoe er momenteel over relaties gedacht wordt en of deze opvattingen gelijk lopen met de ontwikkelingen in het gedrag als het gaat om relatievorming. Door opvattingen en gedrag naast elkaar te leggen, ontstaat een beeld van de mate waarin dat gedrag geaccepteerd wordt (Kalmijn en Uunk, 2006). Daarnaast is het nuttig om te zien of opvattingen breedgedragen worden in de samenleving, of dat er juist verschil is tussen maatschappelijke groepen. Op die manier kan worden nagegaan of er scheidslijnen zijn in de samenleving inde mate van tolerantie met betrekking tot bepaalde samenleefvormen.
In dit artikel wordt nagegaan wat de opvattingen van de Nederlandse bevolking zijn overeen aantal ontwikkelingen in samenwonen, trouwen en scheiden. Hiervoor is gebruikgemaakt van het onderzoek Belevingen van 2017 (zie kader). Daarin zijn vijf stellingen voorgelegd die gingen over samenwonen voor het huwelijk, samenwonen zonder te trouwen, kinderen krijgen buiten het huwelijk, scheiden na een huwelijk en over het aantal kinderen dat opgroeit in eenoudergezinnen. Er is bekeken welk aandeel het goed of heel goed vindt dat bepaald gedrag vaker voorkomt, welk aandeel dat juist slecht of heel slecht vindt en welk deel daar neutraler over is en ontwikkelingen niet goed, maar ook niet slecht vindt. Daarnaast is onderzocht in hoeverre deze opvattingen gedeeld worden door diverse groepen in de samenleving, zoals ouderen en jongeren, gelovigen en laag- en hoogopgeleiden (zie ook de technische toelichting).
De respons bedroeg 55,8 procent. In totaal zijn gegevens beschikbaar van 3 339 personen van 18 jaar of ouder. Zie voor een verdere uitleg van de methode de Technische Toelichting.