Opvattingen over trouwen, samenwonen en scheiden

2. Resultaten

2.1 Opvattingen over ontwikkelingen in samenwonen, trouwen en scheiden

Het vaakst vinden mensen het goed dat stellen tegenwoordig eerst samenwonen voordat ze gaan trouwen en vinden ze het juist slecht als er meer huwelijken eindigen in een echtscheiding. In beide gevallen deelt drie kwart deze mening. Ook een ruime meerderheid (bijna twee derde) vindt het niet goed dat steeds meer kinderen een deel van hun jeugd doorbrengen in een eenoudergezin.
Over de andere twee ontwikkelingen is een meerderheid neutraal. Iets meer dan de helft van de mensen vindt het niet goed, maar ook niet slecht dat meer stellen kinderen krijgen zonder dat ze getrouwd zijn of dat er steeds meer stellen zijn die niet meer trouwen. De groep die positief tegenover deze ontwikkelingen staat is groter dan de groep die negatief is: een derde vindt het goed of heel goed, ruim een op de zes vindt het juist slecht of heel slecht.

Trouwen niet noodzakelijk

Een ruime meerderheid heeft er dus weinig tot geen moeite mee dat het huwelijk niet meer dezelfde centrale plaats inneemt bij de vorming van relaties en gezinnen als vroeger.Een minderheid van een kleine 15 procent zou nog wel liever zien dat stellen trouwen en eenzelfde aandeel vindt dat zij dat zouden moeten doen voor ze aan kinderen beginnen.Hoewel een directe vergelijking met eerder onderzoek niet goed mogelijk is vanwege verschillen in vraagstelling en onderzoeksmethode, lijkt dit beeld sinds het begin van deze eeuw weinig te zijn veranderd. In het onderzoek naar de Meningen en Opvattingen van de bevolking over Aspecten van het Bevolkingsvraagstuk (MOAB) in 2000 (Esveldt, Beets,Henkens, Liefbroer en Moors, 2001) keurde al een minderheid van 15 procent (voor vrouwen) en 20 procent (voor mannen) het af als kinderen buiten het huwelijk werden geboren (Liefbroer en Billari, 2010). In het European Social Survey van 2006 keurde eveneens 15 procent dit af, terwijl bijna drie kwart dit goed keurde (Rijken en Liefbroer,2011).
Wel lijkt de Nederlandse bevolking nu sterker voorstander van samenwonen voor het huwelijk. In 2000 vond twee derde het goed om direct te trouwen zonder eerst te hebben samengewoond, en keurde een op de tien dat af. In het huidige onderzoek vindt een meerderheid van ruim drie kwart het juist goed dat steeds meer stellen eerst gaan samenwonen voordat ze de stap naar een huwelijk zetten, en vindt slechts 6 procent dat een slechte zaak.

2.1.1 Opvattingen over ontwikkelingen in relatievorming en -ontbinding, 2017
Categories1Slecht (% personen van 18 jaar of ouder)Niet goed, maar ook niet slecht (% personen van 18 jaar of ouder)Goed (% personen van 18 jaar of ouder)
Dat steeds meer stellen eerst gaan samenwonen voordat ze gaan trouwen6,417,276,4
Dat steeds meer stellen niet meer trouwen13,852,733,5
Dat steeds meer stellen kinderen krijgen zonder dat ze getrouwd zijn14,552,632,9
Dat steeds meer kinderen een deel van hun jeugd doorbrengen in een éénoudergezin64,531,44,1
Dat steeds meer huwelijken eindigen in een echtscheiding75,622,71,7

Meer scheidingen geen goede ontwikkeling

Hoewel de meeste Nederlanders het niet noodzakelijk vinden dat stellen trouwen, vinden zij het wel onwenselijk als meer huwelijken in een echtscheiding eindigen en er meer kinderen een deel van hun jeugd in een eenoudergezin doorbrengen. Dat is niet verwonderlijk. Scheiden heeft praktische en emotionele gevolgen, vooral als er kinderen bij betrokken zijn (Amato, 2010). Onder eenoudergezinnen is het risico op armoede ook relatief groot (Van den Brakel en Otten, 2019). Een scheiding wordt dan ook vaker afgekeurd als een stel jonge kinderen heeft dan wanneer die er niet zijn (Liefbroer en Billari, 2010).

Ten opzichte van andere onderzoeken lijkt het aandeel dat scheiden een slechte zaak vindt(76 procent) groot. Zo vinden Rijken en Liefbroer (2011) dat 25 procent scheiden afkeurt als er kinderen bij betrokken zijn en dat Nederlanders de mate waarin een scheiding te rechtvaardigen is een ruime 6 geven op een schaal van 1 (nooit te rechtvaardigen) tot 10 (altijd te rechtvaardigen). Het gaat er bij de stelling in het onderzoek Belevingen echter niet om of scheiden op zichzelf goed- of afgekeurd wordt, maar om een verandering in het aantal huwelijken dat eindigt in een scheiding. In eerder onderzoek met een vergelijkbare vraagstelling (Esveldt et al., 2001) was eveneens een relatief groot aandeel, zo’n 80 procent, van mening dat een toename in het aantal scheidingen een slechte zaak is en was een te verwaarlozen percentage daar positief over. Dat onderzoek beschreef een periode van tien jaar, van 1990 tot 2000. In die periode steeg het percentage huwelijken dat strandde, en bleef het aandeel dat deze ontwikkeling slecht vond vrijwel gelijk.Sindsdien is het echtscheidingspercentage verder toegenomen. Op basis van het aantal scheidingen in 2014 eindigde naar schatting 40 procent van de huwelijken in een scheiding. Dit percentage is inmiddels gestabiliseerd en zelfs licht gedaald (CBS, StatLine).

Uit de bevindingen blijkt dat het aandeel dat het slecht vindt als meer kinderen in een eenoudergezin opgroeien kleiner is dan het aandeel dat meer scheidingen slecht vindt.Tegelijkertijd wordt volgens ander onderzoek scheiden als er kinderen zijn doorgaans sterker afgekeurd dan wanneer er geen kinderen zijn (Liefbroer en Billari, 2010). Wellicht worden de beslissing om te scheiden en het proces zelf negatiever beoordeeld dan de nieuwe, mogelijk weer stabiele, situatie. Bovendien groeien inmiddels veel kinderen op in eenoudergezinnen; rond de 500 duizend kinderen wonen alleen met de moeder of de vader. Vaak gaat dit ook goed (CBS, 2018a). Daarnaast kan een eenoudergezin ook het gevolg zijn van andere gebeurtenissen, zoals een verweduwing of een bewuste keus om zonder partner aan kinderen te beginnen.

2.2 Verschillen naar achtergrondkenmerken

Om na te gaan in hoeverre er consensus is in de opvattingen over relatievorming en-ontbinding, is een aantal groepen in de samenleving met elkaar vergeleken. In de eerste plaats is gekeken naar verschillen tussen mannen en vrouwen en tussen verschillende leeftijdsgroepen. Oudere generaties zijn opgegroeid in een tijd waarin het nog gebruikelijk was om te trouwen en waarin scheiden nog relatief weinig voorkwam. Hun opvattingen daarover kunnen daardoor anders zijn dan die van jongeren. Aan de andere kant kunnen jongeren juist meer idealistische opvattingen hebben omdat ze minder ervaring hebben met relaties dan ouderen (Rijken en Liefbroer, 2012).

Naast geslacht en leeftijd is gekeken naar verschillen in opleidingsniveau en religie.Hoogopgeleiden en mensen die niet gelovig zijn bleken in eerder onderzoek doorgaans toleranter te staan tegenover nieuwe samenleefvormen en minder te hechten aan de daarover bestaande normen en waarden (Liefbroer en Billari, 2010). In veel religies,daarentegen, is de rol van het huwelijk nog wel belangrijk. Ook in andere landen en culturen kan anders tegen het huwelijk aangekeken worden. Om die reden is ook migratieachtergrond meegenomen.Naar de mate van stedelijkheid van de woongemeente is uitgesplitst omdat nieuwe trends vaak in steden worden gezet (De Voogd, 2015). Stedelingen zouden daardoor positiever tegenover minder formele en minder traditionele samenleefvormen kunnen staan. Tot slot kan de eigen ervaring met relaties, gezinnen en scheiden van invloed zijn op opvattingen over relaties. Daarom is de groep die geen samenwoonrelatie heeft vergeleken met gehuwde en ongehuwde samenwoners en is vastgesteld of er eigen kinderen zijn. Ook is nagegaan of iemand op het moment van het onderzoek gescheiden was of ooit eerder een echtscheiding heeft meegemaakt. De uitkomsten voor deze groepen zijn terug te vinden in tabel B.1 en B.2.

Vrouwen minder vaak moeite met toename aantal kinderen dat buiten het huwelijk opgroeit

Over het algemeen is er weinig verschil tussen mannen en vrouwen in de mening over de voorgelegde ontwikkelingen in de samenleving, al lijken vrouwen tegenover sommige onderwerpen iets toleranter te staan. Vrouwen vinden het wat vaker goed en juist minder vaak slecht dat steeds meer stellen kinderen krijgen zonder dat ze getrouwd zijn. Van de vrouwen vindt 35 procent het goed en 13 procent vindt het slecht, van de mannen vindt 30 procent dit goed en 16 procent slecht. Ook heeft een wat kleiner aandeel van de vrouwen er moeite mee als steeds meer kinderen een deel van hun jeugd in een eenoudergezin doorbrengen. Bijna 62 procent vindt dit slecht, tegenover bijna 68 procent van de mannen.

2.2.1 Opvatting over de toename van kinderen die opgroeien in een eenoudergezin, 2017
Categories1Slecht (% personen van 18 jaar of ouder)Niet goed, maar ook niet slecht (% personen van 18 jaar of ouder)Goed (% personen van 18 jaar of ouder)
Man67,529,13,4
Vrouw61,733,54,9

Ouderen hechten meeste belang aan trouwen

In de oudste leeftijdsgroep is het aandeel dat het slecht vindt dat het huwelijk een steeds minder centrale rol heeft het grootst. Van de 70-plussers vindt bijna een kwart het een slechte ontwikkeling dat steeds meer stellen kinderen krijgen zonder dat ze getrouwd zijn.Ruim 20 procent vindt het niet goed dat steeds meer stellen niet meer trouwen. In de totale bevolking is minder dan 15 procent die mening toegedaan. Meer overeenstemming is er over samenwonen voor het huwelijk, al is de oudste groep ook daar wat terughoudender over.

De jongste groep, van 18 tot 30 jaar, is het vaakst neutraal over de toename in ongehuwd samenwonen. Ruim 60 procent vindt het niet goed, maar ook niet slecht dat stellen niet meer trouwen of dat meer kinderen buiten het huwelijk worden geboren. In de overige leeftijdsgroepen ligt dit aandeel rond de 50 procent. Hierdoor is bij de jongste leeftijden het aandeel dat deze ontwikkelingen goed vindt net als bij de oudsten relatief klein. Ook in ander onderzoek is naar voren gekomen dat de jongste groep soms wat conservatiever is dan degenen die wat ouder zijn (Rijken en Liefbroer, 2012). Hoewel deze late tieners en twintigers zelf doorgaans nog niet gehuwd zijn, en de groep die ongehuwd samenwoont in deze leeftijden naar verhouding groot is, staan zij dus niet uitgesproken positief tegenover een toename van het aantal stellen dat ongehuwd samenwoont. Over het algemeen vinden ongehuwd samenwoners dat juist wel relatief vaak goed, zoals verderop in dit artikel nog zal blijken.

Een ontwikkeling naar meer echtscheidingen en meer kinderen die een deel van hun jeugd in een eenoudergezin doorbrengen wordt ook door zowel de oudste als de jongste leeftijdsgroep relatief vaak negatief beoordeeld. Zo’n 80 procent vindt het slecht dat meer huwelijken stranden. Ongeveer 70 procent is negatief over een toename van eenoudergezinnen. Vooral in de groep van 40 tot 70 jaar zijn meer mensen daar juist neutraal over en ligt het aandeel dat de ontwikkelingen slecht vindt zo’n 10 procentpunten lager.

2.2.2 Opvattingen over de toename van stellen die kinderen krijgen zonder getrouwd te zijn, 2017
Categories1Slecht (% personen van 18 jaar of ouder)Niet goed, maar ook niet slecht (% personen van 18 jaar of ouder)Goed (% personen van 18 jaar of ouder)
18 tot 30 jaar13,261,924,9
30 tot 40 jaar12,549,538
40 tot 50 jaar12,547,839,7
50 tot 60 jaar11,154,634,3
60 tot 70 jaar14,651,434,1
70 jaar of ouder24,448,227,4

Hoogopgeleiden minder negatief over ongehuwd samenwonen en scheiden

Hoewel zowel hoog- als laagopgeleiden het in meerderheid geen slechte zaak vinden dat meer stellen samenwonen en er meer kinderen buiten het huwelijk worden geboren,hebben laagopgeleiden daar over het algemeen wat meer moeite mee. Zij vinden deze ontwikkelingen vaker slecht. Hoogopgeleiden zijn er eerder neutraal over. Middelbaar opgeleiden zitten daar tussenin. Van de laagopgeleiden vindt 17 procent het slecht dat meer stellen niet meer trouwen en 19 procent vindt dat van stellen die kinderen krijgen zonder getrouwd te zijn. Onder hoogopgeleiden is dit in beide gevallen 11 procent. Verder vinden hoogopgeleiden het wat vaker dan laagopgeleiden goed (78 procent tegenover 74 procent) en minder vaak slecht (4 procent tegenover 10 procent) dat meer stellen eerst samenwonen voordat ze de stap naar het huwelijk maken.

Hoogopgeleiden zijn wat vaker neutraal over een toename van het aantal huwelijken dat strandt (25 tegenover 19 procent) en vinden het wat minder vaak slecht (74 tegenover 79 procent), maar in alle groepen vindt slechts een klein percentage dit een goede ontwikkeling. Ook de toename van het aantal kinderen dat een deel van hun jeugd in een eenoudergezin doorbrengt vindt een vergelijkbaar aandeel in alle groepen slecht, al zijn hoogopgeleiden nog minder dan laagopgeleiden geneigd om dit goed te vinden.

2.2.3 Opvattingen over de toename van stellen die niet meer trouwen, 2017
Categories1Slecht (% personen van 18 jaar of ouder)Niet goed, maar ook niet slecht (% personen van 18 jaar of ouder)Goed (% personen van 18 jaar of ouder)
Hoog11,257,631,1
Middelbaar13,951,334,8
Laag16,748,734,6

Vooral gelovigen hechten aan het huwelijk

Religie maakt het grootste verschil in de opvattingen over samenwonen, trouwen en scheiden. Van de mensen die geen geloof aanhangen is een beduidend groter deel positief over een toename van ongehuwd samenwonen dan van degenen die zich wel tot een geloof rekenen. Dit geldt ook voor ongehuwd samenwonen op de langere termijn en als er kinderen komen. Van de niet-gelovigen vindt ruim 40 procent het goed dat steeds meer stellen niet meer trouwen en dat steeds meer stellen kinderen krijgen zonder dat ze getrouwd zijn. Ongeveer 5 procent vindt dat een slechte ontwikkeling. Bij de gelovigen gaat het respectievelijk om een kwart die deze ontwikkelingen goed vindt en eveneens ongeveer een kwart die ze slecht vindt.
Ook binnen de groep gelovigen zijn er verschillen in opvattingen over deze ontwikkelingen. Degenen die zich indelen bij de Rooms-Katholieken zijn positiever dan Protestanten (PKN, hervormd, gereformeerd) en mensen die zich rekenen tot een overig geloof (islam, jodendom, hindoeïsme, boeddhisme of nog weer anders). Van de Katholieken vindt ruim een tiende de toename van het ongehuwd samenwonen en kinderen krijgen buiten het huwelijk slecht. Bij Protestanten is ongeveer 30 procent die mening toegedaan en bij aanhangers van een overig geloof is dat rond de 45 procent. Toch is er ook onder deze gelovigen dus een meerderheid die hier niet negatief over is, maar die neutraal of zelfs positief is over deze ontwikkelingen.

2.2.4 Opvattingen over een toename van stellen die samenwonen voor ze gaan trouwen, 2017
Categories1Slecht (% personen van 18 jaar of ouder)Niet goed, maar ook niet slecht (% personen van 18 jaar of ouder)Goed (% personen van 18 jaar of ouder)
Geen geloof0,313,786
Rooms-Katholiek2,413,584,1
PKN, hervormd, gereformeerd16,327,556,3
Overig geloof30,926,842,3


Er is meer overeenstemming tussen de verschillende groepen in de opvatting dat een toename van het aantal scheidingen en eenoudergezinnen niet goed is. Toch zijn degenen die zich niet tot een geloof rekenen hier ook vaker neutraal en minder vaak negatief over.Bij de stelling over scheiden vindt ruim 70 procent van de niet-gelovigen dit slecht en rondde 80 procent van degenen die wel een geloof aanhangen. Bij de stelling over eenoudergezinnen is dat zo’n 60 procent tegenover rond de 70 procent. De Rooms Katholieken nemen een tussenpositie in; van hen vindt 65 procent deze ontwikkeling slecht.

Met een Nederlandse achtergrond vaker positief over toename ongehuwd samenwonen

Het huwelijk is belangrijker voor mensen met een niet-Nederlandse migratieachtergrond dan voor degenen die een Nederlandse herkomst hebben. Vooral bij een niet-westerse achtergrond is een kleiner deel positief en een groter deel negatief of neutraal over het toenemende aantal stellen dat kiest voor ongehuwd samenwonen. Dat meer stellen samenwonen voor het huwelijk vindt bijna 80 procent van de mensen met een Nederlandse achtergrond goed, tegenover 55 procent van de niet-westers groep. Het verschil is 36 tegenover 16 procent bij de stelling over de toename van stellen die niet meer trouwen, en 35 tegenover 22 procent bij de stelling over het grotere aantal stellen dat kinderen krijgt zonder getrouwd te zijn. Hierbij speelt een rol dat het aandeel met een overig geloof relatief groot is onder degenen met een niet-westerse achtergrond, terwijl het aandeel dat geen geloof aanhangt juist klein is. De gevonden verschillen worden kleiner, maar blijven wel bestaan als hiervoor gecorrigeerd wordt (zie tabel B.2).

De opvattingen van mensen met een westerse migratieachtergrond over de rol van het huwelijk liggen dichter bij die van mensen met een Nederlandse achtergrond. Dat is met name het geval bij samenwonen voor het huwelijk, waar de twee groepen niet van elkaar verschillen. De westerse groep vindt het echter wat minder vaak goed dat meer stellen ervoor kiezen om niet te trouwen (31 procent) of om kinderen te krijgen zonder te trouwen(28 procent).

2.2.5 Opvatting over de toename van stellen die samenwonen en niet meer trouwen, 2017
Categories1Slecht (% personen van 18 jaar of ouder)Niet goed, maar ook niet slecht (% personen van 18 jaar of ouder)Goed (% personen van 18 jaar of ouder)
Nederlandse achtergrond11,452,236,4
Westerse migratieachtergrond1257,430,6
Niet-westerse migratieachtergrond32,851,715,5


Over de toename van het aantal echtscheidingen en het aantal kinderen dat opgroeit ineen eenoudergezin zijn de meningen naar migratieachtergrond nauwelijks verdeeld. Rond drie kwart vindt de eerste ontwikkeling slecht, en ongeveer twee derde is negatief over de tweede ontwikkeling.

Gehuwden positiever over huwelijk en negatiever over scheiden

Het soort relatie dat iemand zelf heeft, hangt ook samen met de mening over het belang van het huwelijk. Ongehuwd samenwoners zijn vaker positief over de toename in ongehuwd samenwonen; gehuwden zijn daar juist vaker negatief over. Als het gaat om een groter aantal stellen dat niet meer trouwt, vindt 44 procent van de samenwoners dit een goede ontwikkeling en 29 procent van de gehuwden. Bij kinderen krijgen buiten het huwelijk gaat het om 48 tegenover 28 procent. En waar 4 procent van de samenwoners deze laatste ontwikkeling slecht vindt, is dat 17 procent onder gehuwden. Waarschijnlijk kiezen mensen die het huwelijk belangrijk vinden er eerder voor om te trouwen, en gaan mensen die dat niet vinden eerder ongehuwd samenwonen. Daarnaast kan de ervaring van getrouwd zijn of ongehuwd samenwonen tot een positiever oordeel over de eigen relatievorm leiden.
De verschillen tussen samenwoners en gehuwden in de mening over een toename van samenwonen voor het huwelijk vallen weg als gecorrigeerd wordt voor andere kenmerken. Vooral religie speelt dan een rol. Ongehuwd samenwoners hangen minder vaak een geloof aan, gehuwden vaker wel.

Mensen die ooit een echtscheiding hebben meegemaakt zijn net als ongehuwd samenwoners duidelijker voorstander van samenwonen voor het huwelijk dan anderen.Van hen vindt 86 procent dat een goede ontwikkeling, tegenover drie kwart van de rest.Onder samenwoners is het aandeel dat ooit gescheiden is groter dan onder gehuwden.Toch blijven gescheiden en positiever, ook als hiervoor en voor andere kenmerken gecorrigeerd wordt.

2.2.6 Opvattingen over de toename van stellen die kinderen krijgen zonder getrouwd te zijn, 2017
Categories1Slecht (% personen van 18 jaar of ouder)Niet goed, maar ook niet slecht (% personen van 18 jaar of ouder)Goed (% personen van 18 jaar of ouder)
Woont niet samen13,653,133,3
Woont ongehuwd samen3,948,647,5
Woont gehuwd samen18,353,528,2


Over de toename in het aantal echtscheidingen is een groter deel van de gehuwden dan van de samenwoners negatief, met 80 tegenover 71 procent. Samenwoners zijn eerder neutraal (27 versus 20 procent).
Hebben mensen zelf ooit een echtscheiding meegemaakt, dan is het aandeel dat deze ontwikkeling slecht vindt kleiner. Van hen vindt 62 procent een toename van het aantal echtscheidingen slecht, tegenover 78 procent van degenen die nooit zijn gescheiden. Bij de stelling over eenoudergezinnen is dat 54 procent tegenover 66 procent. Ooit gescheiden personen zijn vaker neutraal, en over echtscheidingen zelfs een beetje positiever (4 procent tegenover 1 procent). Als mensen zelf een eenoudergezin vormen, dan oordelen zij naar verhouding positief over een toename van het aantal kinderen dat een deel van de jeugd in een eenoudergezin doorbrengt. Waar 67 procent van degenen in een gezin met kinderen daar negatief over is, is dat 58 procent bij eenoudergezinnen. Dit verschil blijft ook overeind als gecorrigeerd wordt voor kenmerken als burgerlijke staat, leeftijd en opleidingsniveau.
Een minder grote rol speelt de aanwezigheid van kinderen in het huishouden. Zijn er kinderen, dan zijn er wel wat meer zorgen over een afnemend belang van het huwelijk en de ontwikkeling naar meer echtscheidingen. Bij de andere stellingen maakt dit kenmerk geen verschil.

Weinig verschil tussen stedelingen en niet-stedelingen

De opvattingen van stedelingen en mensen die buiten de stad wonen verschillen nauwelijks van elkaar, zeker als ook rekening gehouden wordt met verschillen in de bevolkingssamenstelling. Wel is in steden de houding ten opzichte van een toename van het aantal echtscheidingen minder negatief. Van de stedelingen vindt 72 procent dit een slechte ontwikkeling, in de weinig en niet stedelijke gebieden is dat zo’n 80 procent.

2.2.7 Opvattingen over de toename van het aantal echtscheidingen, 2017
Categories1Slecht (% personen van 18 jaar of ouder)Niet goed, maar ook niet slecht (% personen van 18 jaar of ouder)Goed (% personen van 18 jaar of ouder)
Zeer sterk stedelijk71,7271,3
Sterk stedelijk73,424,52,1
Matig stedelijk7621,42,6
Weinig stedelijk81,117,51,3
Niet stedelijk79,919,30,7