Jonge moeders dragen steeds meer bij aan gezinsinkomen

Bijlage A: Data en methode

Onderzoekspopulatie

Om inzicht te krijgen in de inkomensverhouding tussen mannen en vrouwen binnen een huishouden, zijn paren die een eerste kind kregen gevolgd twee jaar voor en twee jaar na de geboorte. Om de samenhang tussen de inkomensbijdrage van vrouwen voor de geboorte van hun eersteling aan het huishoudensinkomen en hun arbeidsparticipatie en inkomensaandeel na de geboorte te onderzoeken, is gebruik gemaakt van het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden (SSB) van het CBS.

De totale omvang van de geselecteerde onderzoekspopulatie bestond in eerste instantie uit bijna 150 duizend huishoudens. Het gaat hierbij om paren van wie het eerste kind geboren werd in 2005 of 2013. Alleen heteroseksuele stellen die tijdens de gehele periode (twee jaar voor de geboorte tot twee jaar na de geboorte) samen waren en op hetzelfde adres woonden werden geselecteerd, om de focus te houden op stellen die een gezamenlijk huishouden voeren. Stellen die uit elkaar gingen of die zelfs nooit samen een huishouden deelden, vallen dus buiten de onderzoekspopulatie.

In tweede instantie richtte het onderzoek zich op stellen van wie beide partners op de arbeidsmarkt actief kunnen zijn. Dit zijn stellen waarin zowel de vader als de moedert en minste 18 jaar is ten tijde van de geboorte van hun eersteling en niet studeerde tijdens de gehele onderzoeksperiode. Deze laatste selectie is gebeurd met behulp van onderwijsbestanden: de personen die geregistreerd stonden bij een onderwijsinstelling als scholier/student zijn in dit onderzoek niet meegenomen. Ook werkende studenten of scholieren zijn uit het onderzoek gelaten..

Omdat de focus van het onderzoek lag op de verandering van de arbeidsmarktsituatie van de moeder, zijn enkel stellen geselecteerd van wie beide ouders twee jaar voorde geboorte werkten. Om verschillende modellen te kunnen vergelijken is ten slotte geselecteerd op huishoudens die geen missende waardes hadden. Na deze selecties bleven meer dan 63 duizend huishoudens over (35 586 in 2005 en 27 503 in 2013) waarmee de analyses zijn uitgevoerd. Het wel of niet werkend zijn is bepaald met behulp van informatie afkomstig van de Belastingdienst (zelfstandigen) of UWV (werknemers). Indien men inkomsten uit een werknemersbaan had of als zelfstandige, zijn mensen gekenmerkt als werkend, onafhankelijk van de hoogte van andere inkomstenbronnen.

Methode

Om inzicht te geven in de inkomensverandering, komen eerst beschrijvende statistieken aan bod van het aandeel van het huishoudinkomen dat verdiend wordt door de moeder twee jaar voor en twee jaar na de gezinsvorming. Uit deze beschrijvende analyses blijkt hoe de inkomensverhouding in paren verandert na de geboorte van het eerste kind, en of deze verandering verschilt tussen cohorten.

De onderzoeksvragen 2 en 3 over hoe de oorspronkelijke inkomensverhouding, het opleidingsniveau en cohort samenhangen met de inkomensverhouding die ontstaat na de geboorte van het eerste kind worden beantwoord met een multivariate analyse. Deze analyse is tweedelig. Eerst worden de kansen van vrouwen geschat om te blijven werken na de geboorte. Dit gebeurt met diverse logistische regressiemodellen met als afhankelijke dichotome variabele of de vrouwelijke partner twee jaar na de geboorte wel of niet werkt (0/1). Daarna geven lineaire regressiemodellen inzicht in welke factoren samenhangen met het aandeel van de moeder in het gezinsinkomen twee jaar na de geboorte van het eerste kind. Deze analyse wordt uitgevoerd op de populatie vrouwen die op beide peilmomenten werkzaam waren.

De uitkomsten van multivariate analyses worden gepresenteerd in zowel figuren als voorspelde kansen. De voorspelde kansen zijn a) het voorspelde percentage vrouwen dat blijft werken of b) het geschatte percentage van het huishoudinkomen dat vrouwen verdienen als alle andere verklarende variabelen op een gemiddelde waarde zijn gezet(zie tabel B1). De effecten van de verklarende variabelen van alle modellen zijn inde tabellen B2 en B3 opgenomen. Meestal worden daarbij t-waarden gerapporteerd om te bepalen of de effecten van de verklarende variabelen relevant genoeg zijn. Het databestand dat in deze analyse is gebruikt, is zo groot dat een eventueel verschil al gemakkelijk significant lijkt te zijn volgens conventionele normen (t> 1,96; p <0,05).Analoog aan eerder werk van Steenhof en Liefbroer (2008) met behulp van het SSB, onderscheiden we vier klassen van significantie:
— effecten met t-waarden onder 2 worden als ‘verwaarloosbaar’ beschouwd,
— t-waarden tussen 2 en 10 zijn ‘zwak’ (*),
— t-waarden tussen 10 en 20 ‘matig’(**),
— en t-waarden groter dan 20 ‘sterk’ (***).

Variabelen

Twee uitkomstvariabelen zijn gedefinieerd: 1) een dichotome variabele die aangeeft of de vrouwelijke partner twee jaar na de geboorte wel of niet werkt en 2) het aandeel van de moeder in het gezinsinkomen twee jaar na de geboorte van het eerste kind. Om het aandeel van de moeder in het gezinsinkomen te berekenen, kijken we naar het persoonlijk inkomen van beide partners. Voor personen met een negatief inkomen (bijvoorbeeld zelfstandigen met verlies) is het inkomen op 0 gezet. Het inkomensaandeel van de vrouw is berekend door het persoonlijk inkomen van beide partners op te tellen en het aandeel van de vrouw daarin te berekenen.

De inkomensaandeel van de moeder twee jaar voor de geboorte, het opleidingsniveau van beide partners en het cohortjaar vormen de belangrijkste onafhankelijke variabelen. Het inkomensaandeel van de moeder voor de geboorte wordt op dezelfde manier berekend als haar aandeel twee jaar na de geboorte. Het opleidingsniveau van beide partners is vastgesteld op basis van de hoogst afgeronde opleiding. In het geval van een hbo of wo opleiding wordt een persoon gezien als hoogopgeleid, anders lager (middelbaar of laag) opgeleid. Wanneer het opleidingsniveau niet bekend was, is deze op middelbaar/laagopgeleid gezet, omdat het ontbreken van deze gegevens vaak voorkomt onder lageropgeleiden. Om de invloed van tijd te meten, wordt in de analyses gecontroleerd voor het jaar waarin het eerste kind is geboren (2005 of 2013).

De inkomensverhouding binnen paren hangt ook samen met andere kenmerken van beide partners. Om deze reden wordt gecontroleerd voor een aantal demografische kenmerken(leeftijd, herkomst) en een aantal variabelen gerelateerd aan het werk van zowel de moeder(aantal gewerkte uren voor de geboorte en de bedrijfssector) als de vader (aantal gewerkte uren,bedrijfssector twee jaar voor de geboorte en of hij na de geboorte een baan heeft). Het aantal gewerkte uren is uitgedrukt in de arbeidsduur ten opzichte van een voltijdbaan in hetzelfde bedrijf of in de zelfde bedrijfssector. Deze zogenoemde deeltijdfactor is bij vrouwen in drie categorieën ingedeeld: kleine baan (≤ 0,60 vte), middelgrote baan (tussen 0,6 en 0,8 vte) en grote baan (>0,8 vte). Daarnaast lopen in de analyses een aantal gezinskenmerken mee die het inkomensaandeel van de vrouw na de geboorte kunnen verklaren (relatieduur,huwelijksstatus), het huishouden (inkomensdecielgroep) en de gezinssituatie twee jaar na de geboorte van het eerste kind (of er nog een kind geboren is en of het eerste kind deel uitmaakt van een meerling).