Seizoenspatronen in huishoudelijk energieverbruik

2. Seizoenspatronen in huishoudelijk elektriciteitsverbruik

Voor dit pilotonderzoek zijn gegevens gebruikt van maandelijkse elektriciteitsleveringen en -terugleveringen en jaarlijkse aardgasleveringen voor ongeveer zes miljoen woningen (op een totale woningvoorraad van ruim acht miljoen woningen) in 2022. Binnen de onderzochte populatie hadden 139 000 woningen op 1 januari 2022 een bekende warmtepompinstallatie vanuit de registers van RVO, tegenover 186 200 woningen op 31 december.

2.1 Brutoleveringen

We vergelijken drie verschillende (en elkaar deels overlappende) groepen van huishoudens, namelijk huishoudens met of zonder geregistreerde warmtepompinstallatie, en huishoudens met zonnepanelen. Er is geen verder onderscheid gemaakt naar overige woning- of huishoudenskenmerken. Daarnaast moet worden opgemerkt dat de populatie van woningen zonder geregistreerde warmtepomp een kleine fractie woningen bevat met een ongeregistreerde warmtepomp. Deze ongeregistreerde warmtepompen zijn met de huidige kennis echter buiten beeld en kunnen daarom niet onderscheiden worden.

Figuur 2.1 toont de gemiddelde maandelijkse bruto-elektriciteitslevering (de directe afname van het elektriciteitsnet zonder correctie voor teruglevering of eigen opwek). De bruto-elektriciteitslevering vertoont een herkenbaar seizoenspatroon: de elektriciteitsvraag in de wintermaanden is hoger dan in de zomermaanden. Dat effect is verreweg het grootst voor woningen met een geregistreerde warmtepompinstallatie.

Figuur 2.1:

Bruto elektriciteitslevering voor huishoudens met of zonder geregistreerde warmtepompinstallatie en huishoudens met zonnepanelen per maand in 2022.

Deze figuur toont de maandelijkse bruto elektriciteitslevering voor drie gedeeltelijk overlappende groepen van woningen. De brutolevering is sterk seizoensafhankelijk voor woningen met een warmtepomp, namelijk veel hoger in wintermaanden dan in zomermaanden. Dat effect is minder groot voor woningen zonder geregistreerd warmtepomp.

2.2 Finaal elektriciteitsverbruik

Gestimuleerd door lagere installatiekosten en de salderingsregeling hebben steeds meer woningen zonnepanelen en wekken ze zelf elektriciteit op. Een gedeelte hiervan wordt “achter de meter” verbruikt; het andere deel wordt teruggeleverd aan het net. Het CBS kan op basis van het opgesteld vermogen een schatting maken van de productie van zonnestroom (Onderzoek naar productiefactoren zonnestroom in 2022 | CBS). Het verbruik van zelf opgewekte zonnestroom kan worden berekend uit het verschil tussen de teruglevering en de geschatte productie. Het finaal elektriciteitsverbruik, zoals te zien in Figuur 2.2.1, is gedefinieerd als de som van de brutolevering (afname van het net) en het geschatte eigen verbruik van opgewekte zonnestroom. Voor woningen met een warmtepomp is dit finaal elektriciteitsverbruik typerend hoog, met name in de koude wintermaanden.

Een veel gebruikte maatstaf voor het aardgasverbruik voor ruimteverwarming is het aantal graaddagen (https://nl.wikipedia.org/wiki/Graaddag) in de betreffende verslagperiode. Naar verwachting hangt het finaal elektriciteitsverbruik voor ruimteverwarming op een vergelijkbare manier af van de buitentemperatuur. Om die reden is het aantal maandelijkse graaddagen ook in Figuur 2.2.1 weergegeven.

Figuur 2.2.1:

Het finaal elektriciteitsverbruik voor huishoudens met of zonder geregistreerde warmtepompinstallatie en huishoudens met zonnepanelen per maand in 2022. Ter vergelijking is het aantal maandelijkse graaddagen in de betreffende maanden weergegeven.

Deze figuur toont per maand het finaal elektriciteitsverbruik voor drie gedeeltelijk overlappende groepen van woningen, en toont het aantal graaddagen per maand.. Woningen met een geregistreerde warmtepomp verbruiken veel meer elektriciteit in koude wintermaanden.

Figuur 2.2.2:

Het finaal elektriciteitsverbruik als functie van het aantal graaddagen per maand voor huishoudens met of zonder geregistreerde warmtepompinstallatie en huishoudens met zonnepanelen. Het finaal elektriciteitsverbruik bestaat uit een basis finaal verbruik en een seizoensafhankelijk aanvullend finaal verbruik.

Deze figuur toont het finaal elektriciteitsverbruik als functie van het aantal graaddagen per maand in 2022. In koudere maanden met meer graaddagen is er een aanvullend finaal verbruik, gemodelleerd als een lineaire toename bovenop het basis finaal verbruik als functie van het aantal graaddagen.

Figuur 2.2.2 toont het finaal elektriciteitsverbruik als functie van het aantal graaddagen per maand. Er kan een simpel model worden opgesteld, waarin woningen geen elektriciteit verbruiken voor ruimteverwarming in de warmere maanden met minder dan 120 graaddagen. In 2022 was dat de periode van mei tot en met september. Het gemiddelde verbruik in die maanden noemen we het basis finaal verbruik. In koudere maanden is er een aanvullend finaal verbruik, gemodelleerd als een lineaire toename bovenop het basis finaal verbruik als functie van het aantal graaddagen. Woningen met een geregistreerde warmtepompinstallatie hebben gemiddeld een veel groter aanvullend finaal verbruik dan woningen zonder registratie.