3. Welke rol speelt het buitenland in de Nederlandse materiaalstromen?
3.1 Nederland als handelsland
In 2022 werd 369 miljard kilo aan materialen in de Nederlandse economie ingezet, waarvan nog geen kwart (88 miljard kilo) in Nederland zelf is gewonnen. Het grootste deel van de benodigde materialen werd dus ingevoerd uit het buitenland. In 2022 voerde Nederland in totaal 415 miljard kilo aan materialen in plus 16 miljard kilo aan afval bestemd voor recycling in Nederland. Hiervan bestond 149 miljard kilo uit wederuitvoer5), ofwel ingevoerde goederen die niet in de Nederlandse economie worden ingezet maar het land (vrijwel) zonder verdere bewerking weer verlaten.
Van de 282 miljard kilo aan ingevoerde materialen (Figuur 3.1.1) en afval die in de Nederlandse economie worden ingezet bestond meer dan de helft uit fossiele materialen (155 miljard kilo). Het gaat dan met name om ruwe aardolie, aardgas en steenkool. Daarna volgen biomassa (67 miljard kilo), vooral voeding, zoals vlees en zuivel, granen, oliehoudende gewassen, fruit, en hout. Verder ging het om mineralen als zand, grind en klei (30 miljard kilo) en metalen, zoals ijzererts maar ook metaalproducten en andere ertsen als bauxiet en aluminium (30 miljard kilo).
Fossiel (miljard kilo) | Biomassa (miljard kilo) | Mineraal (miljard kilo) | Metaal (miljard kilo) | |
---|---|---|---|---|
Invoer (excl. wederuitvoer) | 155,344 | 66,747 | 29,928 | 29,901 |
Uitvoer (excl. wederuitvoer) | 93,538 | 48,498 | 26,349 | 18,864 |
Wederuitvoer | 93,388 | 31,918 | 7,726 | 16,324 |
Slechts een deel van de materialen die in de Nederlandse economie worden ingezet is bestemd voor binnenlandse consumptie. Een groot deel van de materialen is bestemd voor gebruik in het buitenland en wordt uitgevoerd. In totaal wordt 187 miljard kilo aan materialen uitgevoerd naar het buitenland, dit is exclusief wederuitvoer. Hiermee ligt de uitvoer van materialen aanzienlijk lager dan de invoer.
De helft van de uitvoer bestaat uit fossiele materialen, met name aardolieproducten zoals benzine, diesel en stookolie. Daarna volgen biomassa (48 miljard kilo), met name voedings- en genotmiddelen zoals dierlijke producten als vlees en zuivel, gewassen als wortels, knollen en overige groenten en fruit. Ook mineralen (26 miljard kilo) als zand, grind, zout, klei en chemische- en kunstmestmineralen en metalen (19 miljard kilo), waaronder metaalproducten zoals basismetalen, machines en elektronica en transportmiddelen (CBS, 2023), worden op grote schaal geëxporteerd.
Een opvallend verschil tussen de invoer en uitvoer is dat Nederland relatief veel grondstoffen invoert en relatief veel halffabricaten en eindproducten uitvoert. Nederland voert bijvoorbeeld veel grondstoffen in zoals ruwe aardolie, aardgas en ijzererts. Vervolgens exporteert Nederland aardolieproducten zoals benzine en diesel, basismetalen en metaalproducten zoals machines, elektronica en transportmiddelen. Voor de benodigde grondstoffen is de Nederlandse economie voor een groot deel afhankelijk van het buitenland.
3.2 Materiaalafhankelijkheid van de Nederlandse economie
Van de materialen die in 2022 in de Nederlandse economie werden ingezet kwam het grootste deel uit het buitenland. Nederland is daarmee voor ruim driekwart van de materiaalinzet, en alle economische activiteiten die met die materiaalinzet samenhangen, afhankelijk van het buitenland (Figuur 3.2.1).
Invoer (%) | Winning (%) | |
---|---|---|
Totaal | 76,31 | 23,69 |
Metaal | 100 | 0 |
Fossiel | 91,34 | 8,66 |
Biomassa | 60,92 | 39,08 |
Mineralen | 49,95 | 50,05 |
De mate van afhankelijkheid verschilt per materiaalcategorie. In Nederland worden geen metalen gewonnen, hiervoor is Nederland dus volledig afhankelijk van het buitenland. In 2022 was Nederland voor 91 procent van de fossiele materialen afhankelijk van het buitenland. De afhankelijkheid van fossiele materialen is het afgelopen decennium gestegen, in 2010 was dit nog 62 procent. Dit komt met name door het afbouwen van de gaswinning in Groningen, die in 2024 definitief is stopgezet. Bij biomassa en mineralen is de afhankelijkheid van het buitenland kleiner. Voor de inzet van mineralen is de afhankelijkheid tussen 2010 en 2022 gedaald van 63 procent naar 50 procent. Voor de inzet van biomassa is dit ongeveer gelijk gebleven.
3.3 Leven op grote voet
Nederland importeerde in 2022 282 miljard kilo aan goederen. De invoer bestaat niet alleen uit ruwe grondstoffen, maar ook uit materialen, halffabricaten en producten. Voordat deze goederen Nederland bereikten, hebben ze vaak één of meerdere bewerkingsstappen ondergaan. Tijdens deze stappen zijn allerlei materialen (bijvoorbeeld fossiele brandstoffen voor machines en transport) nodig geweest in de verschillende schakels van de waardeketen om de goederen te produceren. De totale hoeveelheid grondstoffen die in de gehele keten is ingezet vormt de grondstofvoetafdruk. Deze omvat zowel het directe als indirecte grondstoffengebruik. De grondstofvoetafdruk geeft een vollediger beeld van het werkelijke grondstoffengebruik van de Nederlandse economie, en daarmee de afhankelijkheid van grondstoffenwinning in andere landen.6)
In deze paragraaf worden de directe materiaalstromen (paragraaf 3.1) vergeleken met de grondstofvoetafdruk, dit kan momenteel alleen voor 20207). De berekeningsmethode voor de grondstofvoetafdruk is toegelicht in Schoenaker et al. (2024)8), deze wordt ook gebruikt in de ICER-2025.
Productievoetafdruk van de Nederlandse economie
De productievoetafdruk kan, vergelijkbaar met de materiaalinzet (DMI), worden opgedeeld in twee onderdelen: de binnenlandse winning en de invoer van materialen uit het buitenland. In het geval van de grondstofvoetafdruk gaat het daarbij om de grondstoffenwinning in het buitenland ten behoeve van de invoer. De binnenlandse winning is in beide gevallen hetzelfde, namelijk 93 miljard kilo in 2020. Het verschil zit dus in de invoer.
De directe invoer was volgens de Materiaalmonitor 266 miljard kilo in 2020. De invoervoetafdruk was 1 013 miljard kilo, oftewel bijna een verviervoudiging van de directe invoer (Figuur 3.3.1). Ruim 85 procent hiervan (867 miljard kilo) is het gevolg van intermediair gebruik (als hulpmateriaal in een productieproces), de rest (147 miljard kilo) van de invoer voor finale bestedingen (met name consumptie). Daarnaast was de grondstofvoetafdruk van de invoer voor wederuitvoer 673 miljard kilo, vergeleken met 131 miljard kilo directe invoer voor wederuitvoer. Aan de kant van de uitvoer zien we dat de voetafdruk van de uitvoer (545 miljard kilo) een verdrievoudiging is van de directe uitvoer (179 miljard kilo).
Biomassa (miljard kilo) | Fossiele energiedragers (miljard kilo) | Metaal (miljard kilo) | Niet-metaal mineralen (miljard kilo) | |
---|---|---|---|---|
Directe invoer | 63,23 | 141,03 | 28,94 | 32,64 |
Invoervoetafdruk | 221 | 359 | 79 | 354 |
Directe uitvoer | 46,02 | 88,30 | 19,94 | 25,01 |
Uitvoervoetafdruk | 135,22 | 240,63 | 44,56 | 125,05 |
Figuur 3.3.1 laat zien hoe de verhoudingen tussen de materiaalcategorieën verschillen in de grondstofvoetafdruk van de invoer ten opzichte van de directe invoer. Het aandeel mineralen in de invoervoetafdruk (35 procent) is aanzienlijk hoger dan het aandeel mineralen in de directe invoer (12 procent). Een nadere toelichting op de invoervoetafdruk is beschikbaar in de publicatie in Nederland Handelsland (Aerts & Weijers, 2024).
Waar Nederland voor het directe materiaalgebruik van mineralen voor de totale economie zo’n 90 procent zelfvoorzienend is, laat de voetafdruk zien dat dit voor de indirecte materiaalconsumptie een stuk lager is. In totaal omvat de binnenlandse winning daarmee slechts 8 procent van de totale (directe en indirecte) materiaalinzet in de Nederlandse economie. De resultaten tonen aan dat Nederland, ten opzichte van de directe materiaalstromen, nog sterker afhankelijk is van invoer.
6) Voor de Materiaalmonitor en de grondstofvoetafdruk worden invoer en uitvoer volgens twee verschillende methoden berekend. De in- en uitvoercijfers in de Materiaalmonitor zijn voornamelijk gebaseerd op waargenomen kilo’s. Bij de grondstofvoetafdruk wordt de toekenning van de wereldwijde grondstoffenwinning voor de Nederlandse in- en uitvoer bepaald op basis van economische waarden.
7) De grondstofvoetafdruk voor 2022 is nog niet beschikbaar en de Materiaalmonitor wordt slechts tweejaarlijks gemaakt. Vandaar dat de vergelijking is gebaseerd op 2020.
8) De grondstofvoetafdruk kan op meerdere manieren worden berekend. In de ICER-2025 wordt een nieuwe grondstofvoetafdrukberekening, ontwikkeld door het CBS en PBL, geïntroduceerd (Schoenaker et al. (2024).