3. Methode
3.1 Update huidige koolstofrekeningen
De standaard koolstofrekeningen, zoals beschreven in hoofdstuk 2, zijn in dit project geüpdatet met cijfers over 2020. Uitgebreide informatie over de toegepaste methode voor het opstellen van de koolstofrekeningen is te vinden in hoofdstuk 6 van de technische toelichting, die deel uitmaakt van een eerder door het CBS gepubliceerd rapport over de Natuurlijke kapitaalrekeningen (Berkel et al., 2022).
Voor het bepalen van de stromen tussen de verschillende sferen en de koolstofvoorraden binnen die sferen worden diverse statistieken gebruikt. De koolstof in de economie wordt voornamelijk geschat door materiaalstromen uit de Materiaalmonitor (Delahaye, et al., 20233)) om te zetten naar koolstof, met behulp van koolstofgehaltes per kilogram van specifieke productgroepen. De producten worden zo met behulp van conversiefactoren omgezet naar koolstofinhoud, waarbij een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen biobased en fossiele koolstof.
3.2 Verbetering van de bestaande koolstofrekeningen
In het huidige project zijn de standaard koolstofrekeningen verbeterd door de koolstofstromen binnen de economie preciezer vast te stellen. Er zijn diverse verbeteringen doorgevoerd om dit te realiseren.
Ten eerste zijn de koolstofgehaltes van producten geoptimaliseerd. Voor fossiele brandstoffen en biomassa voor verbranding hebben we de officiële lijst met koolstofemissiefactoren van de RVO geraadpleegd. Daarnaast hebben we ook gebruik gemaakt van de Phyllis-database van ECN, die gedetailleerde informatie over de samenstelling van biomassa en afval biedt. Verder hebben we contact gehad met de Universiteit Utrecht, waar onderzoek wordt gedaan naar koolstofstromen in specifieke sectoren, met name de chemische industrie4). De inschattingen van de koolstofgehaltes van goederengroepen zijn uitgewisseld en, waar relevant, overgenomen om verbeteringen door te voeren. Bovendien is er een analyse uitgevoerd op samengestelde producten, zoals meubels en gemengd afval. Op basis van de materiaalsamenstelling van deze producten is een verbeterde bepaling van de koolstofgehaltes in deze goederengroepen ontwikkeld. Deskundigen van Wageningen University & Research (WUR) en het NOVA-instituut hebben een uitgebreide lijst met biobased gehaltes per kilogram per product beschikbaar gesteld waarmee we een onderscheid gemaakt hebben tussen biobased en fossiele koolstof.
Ten tweede is de structuur van de verzamelde gegevens en de output verbeterd. De koolstofrekeningen zijn nu opgebouwd uit vijf hoofdtabellen: de biosfeer, de geosfeer, de atmosfeer, de economie, en een verzamel¬tabel die de vier sferen samenbrengt. Voor de koolstofstromen in de economie wordt nu uitsluitend van de Materiaalmonitor uitgegaan. De Materiaalmonitor onderscheidt stromen van ongeveer 350 producten tussen 150 verschillende economische sectoren, inclusief de huishoudens. In de Materiaalmonitor wordt het aanbod en gebruik van producten aan elkaar gelijk gesteld door op de cijfers op elkaar af te stemmen. Deze inpassing wordt ook gedaan voor de input en output van sectoren. Voor de koolstofstromen is deze optimalisatie nu niet uitgevoerd vanwege de benodigde tijd en de beoogde focus op het macro-economisch perspectief.
De hoofdtabellen vormen de basis voor een Sankey-diagram. Waar de Sankey voorheen uitsluitend beschikbaar was voor de economie, is deze nu uitgebreid naar alle vier de sferen. Dit maakt het mogelijk om zowel de onderlinge samenhang als de relatieve groottes van de stromen tussen de sferen inzichtelijk te maken. Deze verbeteringen dragen bij aan een geïntegreerd overzicht, wat inzicht geeft voor het effectief aanpakken van vraagstukken rondom koolstof.
Ten derde is in dit project een eerste stap gezet in de ontwikkeling van kerncijfers voor beleidsmakers. De koolstofrekeningen helpen bij het identificeren van mogelijkheden om broeikasgasemissies effectief te verminderen en zo bij te dragen aan het tegengaan van klimaatverandering. Dit onderzoek verkent hoe de koolstofrekeningen beleidsmakers kunnen ondersteunen bij het vinden van effectieve beleidsinterventies.
3.3 Uitbreiding met koolstofvoorraden in de economie
Langdurige opslag van koolstof is cruciaal om emissies naar de atmosfeer te verminderen. Opslag vindt plaats in de biosfeer (bijvoorbeeld via vegetatie en bodem), de geosfeer (zoals oude aardgasvelden), en de economie (bijvoorbeeld in duurzame consumptiegoederen5) en gebouwen). De opslag van koolstof staat centraal in de overeenkomst van de Carbon Removals and Carbon Farming (CRCF) regulation die in 2024 door het Europese parlement is aangenomen. Hiermee is het eerste EU-brede vrijwillige kader voor de certificering van koolstofverwijdering, koolstoflandbouw en koolstofopslag in producten in heel Europa gecreëerd.
Koolstofvoorraden in de economie zijn nog niet eerder in kaart gebracht, maar zijn nieuw toegevoegd aan de standaard koolstofrekeningen in dit onderzoek. Deze uitbreiding is gebaseerd op een samenwerking tussen het CBS en het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden (CML) (Voet et al., to be submitted). Onder het Circulaire Economie-programma van IenW hebben zij onderzoek gedaan naar de vastlegging van materialen, zoals beton in gebouwen en ijzer in auto’s. In 2024 heeft het CBS alle projecten samengebracht in één Materiaalvoorradenmonitor, die inzicht biedt in de "urban mine" van Nederland en de toekomstige beschikbaarheid van secundaire materialen6).
De Materiaalvoorradenmonitor is een belangrijke basis voor het bepalen van koolstofvoorraden in dit project. Koolstofvoorraden worden, net als materiaalstromen, berekend met koolstofcoëfficiënten voor verschillende goederengroepen, zoals hout, asfalt en beton. Dit deel van het project is experimenteel, omdat de koppeling van voorraden aan de materiaalmonitor nog niet volledig is ontwikkeld. De voorraden zijn gecategoriseerd in groepen zoals huizen, meubels en elektronische apparaten, en verder opgesplitst in de materialen waaruit deze zijn samengesteld. Daarnaast zijn er enkele kapitaalgoederen, zoals caravans, treinen, plezierboten en airco's, die momenteel niet zijn meegenomen, maar mogelijk in de toekomst worden toegevoegd.
3.4 Belangrijke aannames en keuzes
Bij het opstellen van de koolstofrekeningen zijn verschillende keuzes en aannames gemaakt om tot de resultaten te komen. Deze paragraaf licht enkele belangrijke keuzes en aannames toe, zodat de cijfers in de Sankey-diagrammen en tabellen gemakkelijker te interpreteren zijn voor de lezer van dit rapport.
- Koolstofvoorraden in de Geosfeer: De voorraden van aardgas en aardolie in de geosfeer omvatten uitsluitend maatschappelijk acceptabele en economisch rendabele winbare voorraden, en niet de volledige hoeveelheid koolstof in de grond. Steenkoolvoorraden, aardolie, kalksteen en aardgas dat momenteel niet meer gewonnen gaat worden, worden buiten beschouwing gelaten.
- Koolstofvoorraden in de Biosfeer: De koolstofvoorraad in de biosfeer omvat koolstof in levende biomassa (vegetatie) boven de grond en biogene koolstof in de bovenste 30 cm van de bodem. Deze voorraadschatting is gemaakt door de WUR in een eerder samenwerkingsproject (Natuurlijkkapitaalrekeningen). Deze cijfers zijn op een andere manier berekend dan binnen de LULUCF. Helaas is er vanuit de LULUCF (Land Use, Land-Use Change, and Forestry) geen schatting beschikbaar van de koolstofvoorraad in de biosfeer. Hierdoor is het niet mogelijk om de voorraadcijfers te koppelen aan dezelfde sectorale indeling als de koolstofstromen uit de LULUCF, zoals bijvoorbeeld de sector Forest Land. De tabel in Annex II geeft deze specifieke onderverdeling van de voorraad niet weer, maar het totaal van de koolstofvoorraad wordt wel vermeld.
- Koolstofvoorraden in de Economie: De koolstofvoorraad in de economie omvat koolstof die is opgeslagen in vaste activa en duurzame consumptiegoederen, zoals gebouwen, machines, apparaten en meubels. In dit kader worden fossiele brandstoffen die niet in hetzelfde kalenderjaar worden verbruikt, beschouwd als kortlopende voorraden en tellen ze niet mee als koolstofvoorraad. Bijvoorbeeld, diesel die aan het einde van 2020 wordt aangeschaft maar pas in het begin van 2021 wordt verbruikt, wordt in 2020 als een kortlopende voorraad gezien en niet als onderdeel van de koolstofvoorraad. Dit wordt verderop uitgebreider toegelicht, als het gaat om “overige mutaties”. Daarnaast is er een wettelijk verplichte voorraad van fossiele energiedragers die jaarlijks constant wordt aangehouden, maar deze strategische voorraad is eveneens niet opgenomen in de huidige voorraadcijfers. Dit project richt zich specifiek op langdurige voorraden in vaste activa en duurzame consumptiegoederen.
- Koolstofvoorraden in de Atmosfeer: Het is uitdagend om een exact voorraadcijfer voor de koolstofconcentratie in de Nederlandse atmosfeer te bepalen omdat de koolstof ook uit andere landen komt en niet direct aan Nederland kan worden gekoppeld. We bepalen de voorraden nu door de historische cumulatieve emissies van de Nederlandse economie sinds 1860 te ramen. Hierbij hebben we wel te maken met enkele beperkingen. De internationale zee- en luchtvaart, evenals de verbranding van biomassa, zijn uitgesloten, en we hebben alleen gegevens over CO₂-emissies, terwijl andere broeikasgassen zoals CH₄ niet zijn meegenomen. Data over andere broeikasgassen zijn niet beschikbaar voor de tijdreeks van voor 1990. Ook ontbreken gegevens over de koolstofvoorraad in de atmosfeer afkomstig uit de biosfeer (LULUCF-emissies) vanwege het gebrek aan historische data en expertise voor betrouwbare schattingen. Hierdoor zijn de voorraadcijfers waarschijnlijk een onderschatting van de koolstofvoorraad afkomstig uit Nederland sinds 1860. Voor meer details over de rekenmethoden voor de uitstoot, zie hoofdstuk 3.5.
- Koolstofcoëfficiënt van beton: De koolstofcoëfficiënt van beton is gebaseerd op de chemische samenstelling van cement en beton. De coëfficiënten zijn ter controle voorgelegd aan experts waaronder experts van Imperial College London. De koolstofinhoud van beton varieert afhankelijk van het type en de gebruikte aggregaten. Beton absorbeert daarnaast gedurende zijn levensduur koolstof via carbonisatie, maar dit proces is momenteel buiten beschouwing gelaten gezien de technische complexiteit. Dit kan leiden tot een onderschatting van de koolstofvoorraad in bestaande gebouwen.
- Definities internationale handel: In de economische statistieken wordt er onderscheid gemaakt tussen export, doorvoer en wederuitvoer. Export betreft goederen die in Nederland zijn geproduceerd en naar het buitenland gaan, wederuitvoer omvat goederen, in Nederlands bezit, die kort in Nederland verblijven zonder bewerking en daarna worden doorverkocht, en doorvoer verwijst naar goederen, niet in Nederlands bezit, die Nederland binnenkomen en direct worden doorgevoerd naar een ander land. Doorvoer wordt uitgesloten in de koolstofrekeningen om de impact van de Nederlandse economie op koolstofemissies en -voorraden nauwkeuriger weer te geven.
- Balanspost/Overige mutaties: Kleine koolstofstromen, zoals het slijten van autoremblokken, koolstofverlies via het riool, opname van koolstof door het lichaam via voedsel, afvalstortingen en het gebruik van kortetermijnvoorraden (zoals aardgas en aardolie die binnen een jaar worden gebruikt), zijn niet apart opgenomen in de Sankey. Om de grafiek overzichtelijk te houden, zijn deze stromen, samen met eventuele statistische afwijkingen, samengevoegd in één balanspost. Deze balanspost komt overeen met de cijfers in de tabellen van de bijlage onder de regel "Overige mutaties."
- Kort-cyclisch en duurzaam: Aan kort-cyclisch of duurzaam is geen exacte tijdsbepaling, gekoppeld. In dit rapport verwijst kort-cyclisch naar de koolstofopslag en -emissies die optreden over een korte tijdsperiode, vaak binnen een jaar. In de context van gewassen wordt koolstof tijdelijk opgeslagen totdat de gewassen worden geoogst en gegeten, waarna de koolstof snel weer vrijkomt. Voor producten uit de economie geldt dat zij vaak binnen een jaar na productie worden gebruikt en in afvalstromen terechtkomen, waarbij de koolstof eveneens snel vrijkomt of wordt gerecycled. Kort-cyclische koolstof gaat dus over meer dan energetische toepassingen van biomassa. Indien opslag- en emissieperioden niet kort-cyclisch zijn wordt ernaar gerefereerd als duurzaam. Denk hierbij aan gebouwen en meubels, die over het algemeen langer dan een jaar in de economie blijven bestaan.
3.5 Relatie met andere koolstofcijfers
Nederland rapporteert jaarlijks haar nationale broeikasgasemissies, inclusief gedetailleerde gegevens over de koolstofopslag in landgebruik, landgebruiksverandering en bosbouwactiviteiten (LULUCF) op Nederlands grondgebied, via het Nationaal Inventaris Rapport (NIR) aan internationale organisaties zoals het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). Het NIR bevat vooral uitleg en context over de gegevens die in de Common Reporting Format (CRF) tabellen worden gepresenteerd. Deze rapportages zijn cruciaal voor het monitoren van de voortgang richting wereldwijde klimaatdoelstellingen. In deze paragraaf wordt de relatie tussen de cijfers in het NIR en die in de koolstofrekeningen toegelicht.
3.5.1 LULUCF
LULUCF is een categorie in de klimaatrapportage die de uitstoot en opname van broeikasgassen door landgebruik en bosbouw omvat. In de koolstofrekeningen zijn de LULUCF-emissies geïmplementeerd in de biosfeerstromen en voor een deel in de economie. Normaliter worden deze als netto emissies gerapporteerd, de emissies minus de vastlegging. In de koolstofrekeningen zijn deze stromen losgekoppeld en zijn de bruto emissies en de vastlegging apart opgenomen in de tabellen en Sankey-diagram. De vastlegging en bruto emissies zijn onderverdeeld in LULUCF-sectoren. Aangezien ‘Forest land' de meest relevante is voor dit project hebben wij deze in de tabellen in annex II apart weergeven, de overige sectoren zijn samengevoegd.
Een van de sectoren is Harvested Wood Products (HWP), deze sector valt bij ons onder de economie en niet de biosfeer aangezien het kappen van hout en het verwerken daarvan economische activiteiten zijn. HWP verwijst naar houtproducten zoals in bouwmaterialen, meubels en papier, waarin koolstof is opgeslagen. In Nederland wordt de koolstofopslag in HWP berekend door de jaarlijkse hoeveelheid geoogst hout te monitoren, de levensduur van houtproducten in te schatten en rekening te houden met de eindbestemming van deze producten (recycling, verbranding of stortplaats). Deze gegevens worden gebruikt om de netto koolstofopslag in HWP te berekenen en de resultaten worden vervolgens geïnterpreteerd binnen de bredere LULUCF-rapportage.
Er is overlap tussen HWP en de koolstofrekeningen van het CBS, maar het CBS richt zich niet alleen op houtproducten, maar op alle goederen in de economie, wat de gegevens completer maakt. De cijfers van het CBS zijn gebaseerd op de Materiaalmonitor en focussen op het jaarlijkse aanbod en gebruik van materialen waaronder het gebruik van producten gemaakt van hout.
Kortom, er is overlap tussen LULUCF en de koolstofrekeningen, maar beiden hebben hun eigen methoden, bronnen en doelstellingen bij het verzamelen en rapporteren van koolstofgerelateerde gegevens.
3.5.2 UNFCC-emissie cijfers
Naast de koolstofstromen in de biosfeer zijn er ook grote koolstofstromen vanuit de economie. De koolstofrekeningen bouwen voort op de cijfers uit de Materiaalmonitor, die zijn gebaseerd op nationale economische activiteiten. Hierbij worden emissiecijfers gebruikt die op sommige punten afwijken van die van de UNFCCC. De UNFCCC-cijfers worden wereldwijd gerapporteerd en zijn gestandaardiseerd om de uitstoot tussen landen vergelijkbaar te maken. Deze cijfers spelen een cruciale rol bij de internationale beleidsvorming rond klimaatverandering en bij het monitoren van mondiale klimaatdoelstellingen.
De Milieurekeningen van het CBS, waarop de koolstofrekeningen voor het grootste gedeelte zijn gebaseerd, richten zich echter op de emissies die voortkomen uit de activiteiten van Nederlandse ingezetenen. Ook dit is een internationaal erkend raamwerk dat vanuit Eurostat verplicht is om te maken voor alle lidstaten. Een belangrijk verschil is dat deze cijfers ook de uitstoot door Nederlands wegverkeer in het buitenland en door internationale luchtvaart en scheepvaart omvatten, ongeacht of deze in Nederland of elders plaatsvindt.
Een belangrijk tweede verschil tussen beide systemen zit in de manier waarop de verbranding van biomassa wordt behandeld. In de Milieurekeningen wordt CO₂-uitstoot door biomassa verbranding meegerekend, terwijl dit in de UNFCCC-cijfers apart wordt vermeld als een memo-item, zonder dat het meetelt in de totale CO₂-uitstoot. Andere broeikasgassen die vrijkomen bij biomassaverbranding, zoals methaan en lachgas, worden wel meegenomen in beide rekenmethodes. Dit geldt zowel voor de Common Reporting Format (CRF) tabellen als de Common Reporting Tables (CRT). De CRF en het NIR bieden samen een compleet beeld van de broeikasgasemissies van een land. De CRF tabellen bevatten de emissiegegevens, terwijl het NIR de context en uitleg biedt over hoe deze gegevens zijn verzameld en berekend, en zorgt voor transparantie in de methodologieën en aannames.
Kortom, de cijfers uit de Milieurekeningen geven een vollediger beeld van de uitstoot en opname van koolstof dan de UNFCCC-gegevens. Ze zijn ook consistent met andere gebruikte bronnen, zoals de Materiaalmonitor.
De koolstofrekeningen gaan nog een stap verder. Ze bieden een sluitende balans van zowel de uitstoot van koolstof naar de atmosfeer als de opname ervan uit de atmosfeer. Dit betekent dat ze enkele bronnen omvatten die niet in de standaard broeikasgasregistraties zijn opgenomen, zoals de opname van CO₂ door landbouwgewassen, de uitstoot door ademhaling van mensen en vee, en de emissies door oxidatie van mest in de bodem. Deze emissies vallen buiten de Milieurekeningencijfers en de inventarisaties van de UNFCCC.
In bijlage IV is een brugtabel met de verschillende methodieken om emissies te berekenen gepresenteerd. Meer informatie over verschillende rekenkaders is te vinden op de website van het Compendium voor de Leefomgeving (CLO)7).
4) http://posters.geo.uu.nl/2023/Towards_Carbon_Circularity-GHG_Emissions_and_Carbon_Efficiency_Assessment_of_Dutch_DKR-350_Pyrolysis-Petrik_Genuino_Kramer_Shen-November2023.pdf
5) Met duurzame goederen bedoelen we goederen die langere tijd meegaan. Dit in tegenstelling tot niet-duurzame of verbruiksgoederen die binnen een jaar worden opgebruikt.
6) https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/aanvullende-statistische-diensten/2024/materiaalvoorradenmonitor
7) https://www.clo.nl/indicatoren/nl017023-verschillen-tussen-co2-emissietotalen-verklaard-1990-2021