Achtergronden bij de gestegen winstgevendheid van de groothandel

2. Belangrijkste ontwikkelingen in de groothandel

2.1 Inkomensvorming en winsten

Voor de hele Nederlandse economie bleef de winstgevendheid (het netto-exploitatieoverschot als aandeel van de bruto toegevoegde waarde) redelijk stabiel tussen 1995 en 2023, tussen de 26 en 30 procent. Bij de groothandel nam deze winstgevendheid echter sterk toe, van 30 procent in 1995 naar 48 procent in 2023 (zie figuur 2.1). 

Dit zou er op kunnen duiden dat de groothandel in deze periode meer heeft geïnvesteerd in kapitaal, en dus kapitaalintensiever is geworden. Dat blijkt echter niet zo te zijn: in 1995 was de bruto toegevoegde waarde verkregen per één euro aan kapitaal (investeringsgoederen en voorraden handelsgoederen) 54 eurocent. In 2022 was die opbrengst gestegen tot 97 eurocent. Met dezelfde hoeveelheid kapitaal werd dus ruim 60 procent meer toegevoegde waarde gegenereerd. Hetzelfde patroon is te zien in het behaalde kapitaalrendement, berekend als de verhouding tussen het netto exploitatieoverschot / gemengd inkomen en de som van kapitaalgoederen en handelsvoorraden. Terwijl het kapitaalrendement van de gehele economie schommelde tussen de 8 en 10 procent, steeg deze in de groothandel van 16 naar 48 procent (zie figuur 2.2).

Een mogelijke verklaring voor de hoge winstgevendheid en het toegenomen kapitaalrendement van de groothandel is de relatief hoge volatiliteit van het kapitaalrendement in de groothandel vergeleken met die van de gehele economie. Ervan uitgaande dat onzekerheid door de markt wordt geprijsd, zouden volatielere investeringen meer moeten opleveren door het grotere risico. Een bovengemiddeld kapitaalrendement in de groothandel ligt hierdoor in de lijn der verwachting. Tenzij investeringen in de groothandel in de loop van de jaren steeds risicovoller zijn geworden, verklaart dit echter niet de aanzienlijke stijging van het kapitaalrendement. 

Figuur 2.1 Aandeel netto exploitatieoverschot in de toegevoegde waarde
JaarGroothandel (%)Totale economie (%)
199530,426,9
199631,727,3
199737,328,6
199839,528,8
199939,027,9
200041,527,5
200141,427,5
200242,426,7
200338,426,2
200441,927,0
200543,228,1
200642,929,9
200744,230,4
200843,529,7
200939,226,4
201041,227,4
201141,527,5
201241,226,9
201344,226,8
201444,926,9
201545,928,7
201645,728,3
201746,029,1
201846,028,9
201947,328,9
202047,028,0
202152,830,5
202249,732,0
202348,032,0

Figuur 2.2 Kapitaalrendement groothandel en totale economie
JaarGroothandel (%)Totale economie (%)
199516,47,7
199617,57,8
199722,68,4
199824,88,6
199925,48,4
200029,58,3
200129,58,2
200231,57,8
2003287,5
200432,67,7
200534,78,1
200635,18,7
200738,39,0
2008388,7
200932,97,3
201035,37,6
201137,17,8
201238,17,6
201342,37,7
201442,67,9
201544,28,6
201644,48,6
201744,79,0
201844,99,0
201946,38,9
202044,78,1
202152,99,0
202248,110,1
Kapitaalrendement is berekend als het aandeel van het netto exploitatieoverschot / gemengd inkomen in de som van de kapitaalgoederenvoorraad en de handelsvoorraad.

2.2 Arbeid

Ondanks dat de winstgevendheid sterker toenam dan gemiddeld, is de werkgelegenheid in de groothandel in de afgelopen jaren niet bovengemiddeld toegenomen. In 2023 was het aantal gewerkte uren 19 procent hoger dan in 1995. In de totale economie lag de toename van het aantal gewerkte uren hoger, namelijk 36 procent (zie figuur 2.3). Daarnaast daalde het aandeel arbeid in de totale beloning van productiefactoren, de arbeidsinkomensquote (aiq), in deze periode van 71 naar 53 procent. Dat is een sterkere afname dan die van de marktsector, waar de aiq van 81 naar 69 procent daalde (zie figuur 2.4). De marktsector bestaat uit alle bedrijfstakken van de economie waarvoor het meten van de aiq zinvol is (zie CBS, 2023). 

Figuur 2.3 Ontwikkeling arbeidsvolume
JaarTotale economie (1995=100)Groothandel (1995=100)
1995100,0100,0
1996103,1102,6
1997105,3102,2
1998107,5104,8
1999110,5108,0
2000111,5108,8
2001112,9108,2
2002112,4105,6
2003111,0104,4
2004111,4104,9
2005111,0103,4
2006113,1106,3
2007116,4108,9
2008118,2110,3
2009116,5108,5
2010115,7108,0
2011116,6108,8
2012115,6109,2
2013114,6108,1
2014115,4108,1
2015116,3108,2
2016119,1111,3
2017121,8112,5
2018125,1114,4
2019128,4117,3
2020123,0114,7
2021128,7117,6
2022*133,8119,6
2023*135,6118,8

Figuur 2.4 Ontwikkeling arbeidsinkomensquote
JaarGroothandel (%)Marktsector (%)
199570,981,4
199669,481,2
199763,379,3
199861,377,9
199962,078,9
200059,779,7
200159,578,1
200258,278,1
200362,179
200458,577,3
200557,175,2
200657,573,7
200756,372,5
200856,774,2
200960,477,7
201059,376,9
201159,377,1
201259,578,2
201355,578
201454,877,7
201554,074,8
201654,274,5
201754,073,7
201853,974,3
201952,573,5
202053,574,4
202150,270,5
202251,469,4
202352,669

2.3 Structuur van de groothandel

De groothandel was in 2023, met een aandeel van 63 procent in de bruto toegevoegde waarde, verreweg de grootste branche binnen de handel. De bruto toegevoegde waarde van de groothandel is, met 80 miljard euro, meer dan twee keer zo groot als die van de detailhandel (34 miljard euro). De detailhandel is de op een na grootste branche binnen de handel.

Gecorrigeerd voor prijsveranderingen was de bruto toegevoegde waarde van de groothandel in 2023 2,7 keer groter dan in 1995. Het netto exploitatie-overschot was maar liefst 5,9 keer groter (zie figuur 2.5). Een volumegroei van het netto-exploitatieoverschot betekent dat de volumegroei van de productie die van de productiefactoren kapitaal, arbeid en intermediair verbruik overtrof. 

Figuur 2.5 Ontwikkeling groothandel (volume)
JaarBruto toegevoegde waarde (1995 =100)Netto exploitatieoverschot (1995 =100)
1995100,0100,0
1996105,0112,8
1997115,9145,7
1998124,4164,9
1999131,0176,9
2000145,3216,3
2001145,6211,6
2002143,9209,2
2003147,4222,6
2004156,5258,9
2005164,3285,9
2006172,2308,2
2007179,0318,6
2008179,5309,1
2009169,5272,1
2010179,1310,7
2011190,3350,0
2012192,7355,5
2013203,6403,7
2014211,6442,0
2015215,9443,4
2016225,6478,5
2017230,2491,3
2018239,0514,6
2019250,2552,1
2020247,4552,1
2021277,8670,5
2022272,2617,1
2023*267,0593,1