Achtergronden bij de gestegen winstgevendheid van de groothandel

Over deze publicatie

In de afgelopen jaren is de winstgevendheid van de groothandel bovengemiddeld gegroeid. Uit CBS-cijfers blijkt dat dit gedeeltelijk samenhangt met de toegenomen transitohandel. Deze betrekkelijk arbeidsextensieve activiteiten stuwden het exploitatieoverschot. De verwevenheid van de groothandel met het buitenland is groot. Zo zijn de vijftien grootste groothandelaren in Nederland in handen van buitenlandse moeders. Dit heeft tot gevolg dat de winsten van deze bedrijven naar het buitenland vloeien. De sterke groei van de groothandel is qua werkgelegenheid en inkomen van beperkte betekenis geweest voor Nederland.

De in dit artikel uiteengezette meningen zijn voor rekening van de auteurs en komen niet per se overeen met die van het CBS.

1. Inleiding

De handel, goed voor 13 procent van het Nederlandse bruto toegevoegde waarde in 2023 behoorde vanaf 1995 tot en met 2023 tot de snelst groeiende bedrijfstakken van Nederland. De toegevoegde waarde van de handel groeide in volume in 28 jaar tijd met 123 procent. De winstgevendheid, het netto-exploitatieoverschot als aandeel van de bruto toegevoegde waarde, steeg in diezelfde periode van 29 naar 43 procent. 

De stijging van de winstgevendheid is deels het gevolg van de gestegen multifactorproductiviteit (MFP). Dit is het deel van de productiviteitsgroei dat niet wordt veroorzaakt door een hogere inzet van machines en andere kapitaalgoederen, of door beter opgeleid of meer ervaren personeel. MFP kan voornamelijk groeien door schaalvoordelen en technische vooruitgang. De productiviteit van een bedrijfstak als geheel kan ook groeien doordat het aandeel van bedrijven met een relatief hoge productiviteit in deze bedrijfstak stijgt. Van de gemiddelde jaarlijkse volumegroei van 3,1 procent in de handel tussen 1995 en 2022, was 1,7 procent het gevolg van een stijgende MFP; dit is veel hoger dan in andere bedrijfstakken binnen de commerciële sector (zie figuur 1.1).1)

In 2023 bestaat de handel bestaat uit de autohandel en -reparatie (met een toegevoegde waarde van 13 miljard euro), de groothandel en handelsbemiddeling (80 miljard euro) en de detailhandel (34 miljard euro). Vanwege het dominante aandeel in de toegevoegde waarde van 63 procent en de internationale oriëntatie wordt in dit artikel ingezoomd op de groothandel en handelsbemiddeling, voortaan groothandel genoemd.

Figuur 1.1 Uitsplitsing gemiddelde volumegroei toegevoegde waarde in de handel en de commerciële sector
VariabeleGemiddelde bijdrage arbeid (%-punt)Gemiddelde bijdrage kapitaal (%-punt)Gemiddelde bijdrage multifactor-productiviteit (%-punt)
Commerciële economie1,10,40,7
Handel10,51,7
1) Vanwege afrondingsverschillen tellen de verschillende onderdelen niet op tot de gemiddelde volumegroei van de toegevoegde waarde. 2) In 2024 heeft het CBS een revisie doorgevoerd van de nationale rekeningen. Op het moment van schrijven zijn de cijfers van de groeirekeningen nog niet herzien. Daardoor kunnen de berekende gemiddelden nog veranderen. Een nieuwe reeks is eind oktober 2024 beschikbaar.

Hoe is die sterke toename van de winstgevendheid en productiviteitsgroei tot stand gekomen? Allereerst wordt in paragraaf 2 teruggeblikt op de belangrijkste ontwikkelingen in de groothandel. Daarna volgt een analyse van de belangrijkste handelsactiviteiten in de groothandel en de bijdragen daarvan aan de productie, met als hamvraag wat de groothandel zo winstgevend maakte. Het artikel sluit af met enkele conclusies.

1) De commerciële sector is de hele Nederlandse economie exclusief verhuur en handel van onroerend goed, overheid, onderwijs en huishoudens als werkgever. Dit is een aggregaat dat wordt gebruikt in de berekening van de groeirekeningen.

2. Belangrijkste ontwikkelingen in de groothandel

2.1 Inkomensvorming en winsten

Voor de hele Nederlandse economie bleef de winstgevendheid (het netto-exploitatieoverschot als aandeel van de bruto toegevoegde waarde) redelijk stabiel tussen 1995 en 2023, tussen de 26 en 30 procent. Bij de groothandel nam deze winstgevendheid echter sterk toe, van 30 procent in 1995 naar 48 procent in 2023 (zie figuur 2.1). 

Dit zou er op kunnen duiden dat de groothandel in deze periode meer heeft geïnvesteerd in kapitaal, en dus kapitaalintensiever is geworden. Dat blijkt echter niet zo te zijn: in 1995 was de bruto toegevoegde waarde verkregen per één euro aan kapitaal (investeringsgoederen en voorraden handelsgoederen) 54 eurocent. In 2022 was die opbrengst gestegen tot 97 eurocent. Met dezelfde hoeveelheid kapitaal werd dus ruim 60 procent meer toegevoegde waarde gegenereerd. Hetzelfde patroon is te zien in het behaalde kapitaalrendement, berekend als de verhouding tussen het netto exploitatieoverschot / gemengd inkomen en de som van kapitaalgoederen en handelsvoorraden. Terwijl het kapitaalrendement van de gehele economie schommelde tussen de 8 en 10 procent, steeg deze in de groothandel van 16 naar 48 procent (zie figuur 2.2).

Een mogelijke verklaring voor de hoge winstgevendheid en het toegenomen kapitaalrendement van de groothandel is de relatief hoge volatiliteit van het kapitaalrendement in de groothandel vergeleken met die van de gehele economie. Ervan uitgaande dat onzekerheid door de markt wordt geprijsd, zouden volatielere investeringen meer moeten opleveren door het grotere risico. Een bovengemiddeld kapitaalrendement in de groothandel ligt hierdoor in de lijn der verwachting. Tenzij investeringen in de groothandel in de loop van de jaren steeds risicovoller zijn geworden, verklaart dit echter niet de aanzienlijke stijging van het kapitaalrendement. 

Figuur 2.1 Aandeel netto exploitatieoverschot in de toegevoegde waarde
JaarGroothandel (%)Totale economie (%)
199530,426,9
199631,727,3
199737,328,6
199839,528,8
199939,027,9
200041,527,5
200141,427,5
200242,426,7
200338,426,2
200441,927,0
200543,228,1
200642,929,9
200744,230,4
200843,529,7
200939,226,4
201041,227,4
201141,527,5
201241,226,9
201344,226,8
201444,926,9
201545,928,7
201645,728,3
201746,029,1
201846,028,9
201947,328,9
202047,028,0
202152,830,5
202249,732,0
202348,032,0

Figuur 2.2 Kapitaalrendement groothandel en totale economie
JaarGroothandel (%)Totale economie (%)
199516,47,7
199617,57,8
199722,68,4
199824,88,6
199925,48,4
200029,58,3
200129,58,2
200231,57,8
2003287,5
200432,67,7
200534,78,1
200635,18,7
200738,39,0
2008388,7
200932,97,3
201035,37,6
201137,17,8
201238,17,6
201342,37,7
201442,67,9
201544,28,6
201644,48,6
201744,79,0
201844,99,0
201946,38,9
202044,78,1
202152,99,0
202248,110,1
Kapitaalrendement is berekend als het aandeel van het netto exploitatieoverschot / gemengd inkomen in de som van de kapitaalgoederenvoorraad en de handelsvoorraad.

2.2 Arbeid

Ondanks dat de winstgevendheid sterker toenam dan gemiddeld, is de werkgelegenheid in de groothandel in de afgelopen jaren niet bovengemiddeld toegenomen. In 2023 was het aantal gewerkte uren 19 procent hoger dan in 1995. In de totale economie lag de toename van het aantal gewerkte uren hoger, namelijk 36 procent (zie figuur 2.3). Daarnaast daalde het aandeel arbeid in de totale beloning van productiefactoren, de arbeidsinkomensquote (aiq), in deze periode van 71 naar 53 procent. Dat is een sterkere afname dan die van de marktsector, waar de aiq van 81 naar 69 procent daalde (zie figuur 2.4). De marktsector bestaat uit alle bedrijfstakken van de economie waarvoor het meten van de aiq zinvol is (zie CBS, 2023). 

Figuur 2.3 Ontwikkeling arbeidsvolume
JaarTotale economie (1995=100)Groothandel (1995=100)
1995100,0100,0
1996103,1102,6
1997105,3102,2
1998107,5104,8
1999110,5108,0
2000111,5108,8
2001112,9108,2
2002112,4105,6
2003111,0104,4
2004111,4104,9
2005111,0103,4
2006113,1106,3
2007116,4108,9
2008118,2110,3
2009116,5108,5
2010115,7108,0
2011116,6108,8
2012115,6109,2
2013114,6108,1
2014115,4108,1
2015116,3108,2
2016119,1111,3
2017121,8112,5
2018125,1114,4
2019128,4117,3
2020123,0114,7
2021128,7117,6
2022*133,8119,6
2023*135,6118,8

Figuur 2.4 Ontwikkeling arbeidsinkomensquote
JaarGroothandel (%)Marktsector (%)
199570,981,4
199669,481,2
199763,379,3
199861,377,9
199962,078,9
200059,779,7
200159,578,1
200258,278,1
200362,179
200458,577,3
200557,175,2
200657,573,7
200756,372,5
200856,774,2
200960,477,7
201059,376,9
201159,377,1
201259,578,2
201355,578
201454,877,7
201554,074,8
201654,274,5
201754,073,7
201853,974,3
201952,573,5
202053,574,4
202150,270,5
202251,469,4
202352,669

2.3 Structuur van de groothandel

De groothandel was in 2023, met een aandeel van 63 procent in de bruto toegevoegde waarde, verreweg de grootste branche binnen de handel. De bruto toegevoegde waarde van de groothandel is, met 80 miljard euro, meer dan twee keer zo groot als die van de detailhandel (34 miljard euro). De detailhandel is de op een na grootste branche binnen de handel.

Gecorrigeerd voor prijsveranderingen was de bruto toegevoegde waarde van de groothandel in 2023 2,7 keer groter dan in 1995. Het netto exploitatie-overschot was maar liefst 5,9 keer groter (zie figuur 2.5). Een volumegroei van het netto-exploitatieoverschot betekent dat de volumegroei van de productie die van de productiefactoren kapitaal, arbeid en intermediair verbruik overtrof. 

Figuur 2.5 Ontwikkeling groothandel (volume)
JaarBruto toegevoegde waarde (1995 =100)Netto exploitatieoverschot (1995 =100)
1995100,0100,0
1996105,0112,8
1997115,9145,7
1998124,4164,9
1999131,0176,9
2000145,3216,3
2001145,6211,6
2002143,9209,2
2003147,4222,6
2004156,5258,9
2005164,3285,9
2006172,2308,2
2007179,0318,6
2008179,5309,1
2009169,5272,1
2010179,1310,7
2011190,3350,0
2012192,7355,5
2013203,6403,7
2014211,6442,0
2015215,9443,4
2016225,6478,5
2017230,2491,3
2018239,0514,6
2019250,2552,1
2020247,4552,1
2021277,8670,5
2022272,2617,1
2023*267,0593,1

3. Wat maakt de groothandel in Nederland zo winstgevend?

3.1 Handelsmarges

Gedurende de periode van groei tussen 2023 en 1995 bleef de productie in de groothandel van handelsmarges de kernactiviteit (zie kader). In 1995 bedroeg de productie van handelsmarges, het verschil tussen inkoop- en verkoopwaarde, bijna 65 procent van de totale productie. In 2023 was dit percentage rond hetzelfde niveau, namelijk 64 procent (zie figuur 3.1). 

Een in het oog lopende verandering in de handel in recente jaren is de opkomst van het internet als verkoopkanaal. Volgens de ICT-enquête van het CBS gaven in 2023 38 procent van de bedrijven in de groothandel aan het internet gebruiken voor verkoop van goederen en diensten. 

IT-oplossingen stellen groothandelaren in staat handelstransacties efficiënter af te handelen, het voorraadbeheer te optimaliseren en de verschillende processen, van inkoop tot distributie, goed op elkaar te laten aansluiten. In de literatuur wordt melding gemaakt van het feit dat IT-toepassingen de handelsketens kunnen verkorten (“removal of the middlemen”) die daarmee efficiënter en goedkoper zouden worden (Dachs et al., 2016). Het is waarschijnlijk dat ook in de groothandel IT-gedreven innovaties tot de eerder genoemde productiviteitswinsten hebben geleid (zie figuur 1.1).

3.2 Transitohandel

Naast het produceren van handelsmarges verdient de groothandel veel geld met transitohandel. Er wordt aangenomen dat bij transitohandel de kosten minimaal zijn, de productiewaarde van de transitohandel komt volledig terug in de winst van de groothandel. Onder deze aanname is ruim 45 procent van de winsttoename in de groothandel tussen 1995 en 2023, een bedrag van bijna 14,5 miljard euro, afkomstig van transitohandel. Deze ontwikkeling, en de gevolgen van globalisering ofwel de gestegen verwevenheid van de handel met het buitenland zijn onderwerpen die in het vervolg van dit artikel worden uitgelicht. Deze ontwikkelingen zijn aanvullend op de door innovatie gedreven productiviteitsgroei van handelsactiviteiten. 

Figuur 3.1 Aandeel van type diensten in de productiewaarde van de groothandel, 2023
ProductgroepAantal
Handelsmarges92153
Transitohandel16250
Overig35663

Figuur 3.2 Aandeel van transitohandel in de productiewaarde van de groothandel
JaarAandeel transitohandel (%)
20105,5
20117,6
20129,0
201310,8
201411,9
201515,2
201615,6
201718,0
201817,0
201915,9
202010,3
202111,4
202211,2
202311,3

Transitohandel is de handel in goederen die in het buitenland worden aangekocht en vervolgens weer in het buitenland, mogelijk een ander land, worden verkocht. De verhandelde goederen worden dus niet binnen de landsgrenzen gebracht van het land van waaruit de transitohandelaar opereert en dus economisch ingezeten is. De transitohandelaar verkrijgt louter tijdelijk het economisch eigendom van een voorraad goederen die zich in het buitenland bevinden. Volgens de internationaal geldende nationale rekeningenconventies (ESR 2010, paragraaf 2.12) is het ingezetenschap bepalend voor het land waar de betreffende handelsmarge meetellen in het bbp.

Het aandeel van de transitohandel in de totale productiewaarde van de groothandel is in de afgelopen jaren fors toegenomen (zie figuur 3.2). Na 2017 daalde dit aandeel echter wel weer iets. De productiewaarde van de transitohandel bedroeg 19,2 miljard euro in 2017 en 16,2 miljard in 2023. De oorzaak van deze daling hangt mogelijk samen met strengere Europese regels, maar wellicht dat ook de coronacrisis heeft geleid tot dalende inkomsten uit transitohandel. 

De grootste groothandelsbedrijven in Nederland, waarvan de meeste bekende internationale handelsmerken vertegenwoordigen, lijken zich te hebben gespecialiseerd in transitohandel. In 2021 was het aandeel van de transitohandel in de inkoopwaarde van de vijftien grootste handelsbedrijven in Nederland bijna 60 procent (zie figuur 3.3). In 2016 was dit zelfs 73 procent. De omvang van de binnenlandse handelsactiviteiten van de grootste vijftien bedrijven is een stuk geringer en varieerde in de afgelopen jaren tussen 14 en 27 procent. Voor de overige groothandelsbedrijven is het belang van transitohandel aanzienlijk kleiner. 

Een ander kenmerk van deze grootste bedrijven is hun buitenlandse zeggenschap. Elk van deze vijftien groothandelaren heeft een buitenlandse moedermaatschappij. Hierdoor is het niet ondenkbaar dat de gerapporteerde transitohandel in de grootste vijftien bedrijven deels betrekking heeft op handelsstromen binnen concernverband. Via die weg kan transitohandel worden gebruikt voor een herallocatie van winsten met als doel deze te leiden langs gunstige belastingroutes. Transitohandel is niet gebonden aan fysieke grenzen, de aanwezigheid van een kantoor met computer is voldoende. 

Voor de grootste vijftien bedrijven geldt dat de winsten behaald met transitohandel weinig betekenis hebben voor de Nederlandse economie. Deze vloeien uiteindelijk terug naar de buitenlandse moeder. Daarnaast levert de transitohandel weinig werkgelegenheid op, met als uitzondering de fiscaal-juridische dienstverlening vanuit Nederland. 

Figuur 3.3 Verdeling inkoopwaarde handelsgoederen naar bestemming, 2021
 Binnenland (%)Transitohandel (%)Buitenland (%)
Top 15 groothandelsbedrijven275914
Overige groothandelsbedrijven501832

3.3 Globalisering

De groothandel is een zeer belangrijke schakel in de distributieketen tussen producenten en hun afnemers, zowel nationaal als internationaal (Voncken & van Loon, 2019). De groothandel zorgt ervoor dat bedrijven voorzien worden van grondstoffen en intermediaire producten die noodzakelijk zijn voor diverse productieprocessen. De groothandel fungeert ook als intermediair en helpt met name kleine en middelgrote bedrijven met het afzetten van hun producten op buitenlandse markten. Deze bedrijven zijn vaak niet op eigen kracht in staat om internationale klanten te vinden en/of de financiële risico’s te dragen die gepaard gaan met exporteren. 

Gezien de toegenomen globalisering in de afgelopen 25 jaar is het dus niet verwonderlijk dat de productie van de Nederlandse groothandel is toegenomen. Immers, wanneer productieketens gefragmenteerd raken en zich uitspreiden over een reeks van landen, dan neemt het belang van handel en handelsbemiddeling toe. Nederland is van oudsher een transport- en handelsland en heeft vanwege zijn ligging een comparatief voordeel. Dit is ook terug te zien aan waar groothandelsmarges in Nederland worden verdiend. Waar in 1995 slechts 37 procent van de groothandelsmarges werd verdiend met buitenlandse handel, is dat in 2023 uitgegroeid naar 45 procent. De volumegroei van de groothandelsmarges die aan buitenlandse handel zijn verdiend sinds 1995 is ook groter dan de volumegroei van de binnenlandse handel (zie figuur 3.4).

Figuur 3.4 Ontwikkeling handelsmarges naar bestemming (volume)
JaarNederland (1995=100)Buitenland (1995=100)
1995100,0100,0
1996106,6106,1
1997113,4121,1
1998121,3130,4
1999127,3145,0
2000131,3170,4
2001133,0172,6
2002131,4174,1
2003130,4180,1
2004132,2196,8
2005133,6209,9
2006139,5230,7
2007146,3242,8
2008148,5244,8
2009138,0224,8
2010137,4249,4
2011143,8259,0
2012139,1261,2
2013136,9262,2
2014139,1270,8
2015144,8273,5
2016148,6286,4
2017151,5300,7
2018158,3310,9
2019161,2325,0
2020159,6329,6
2021165,7365,0
2022171,1370,8
2023171,2369,8

De mate waarin deze toenemende globalisering terugkomt in de winst is lastig vast te stellen. Wat echter wel vaststaat is dat de groothandel sterk is verbonden met het buitenland. Zoals eerder opgemerkt is een aanzienlijk deel van de bedrijven in de groothandel in handen van buitenlandse moeders. Hierdoor komt een aanzienlijk aandeel van de operationele winst die in de groothandel wordt behaald uiteindelijk terecht bij buitenlandse eigenaren. Tussen 2016 en 2021 ging gemiddeld 43 procent van de winst die werd verdiend in niet-financiële vennootschappen in de groothandel naar het buitenland toe. In vergelijking tot alle niet-financiële vennootschappen waar dit percentage maar 36 procent is (zie figuur 3.5). 

Figuur 3.5 Aandeel van de winsten van niet-financiële vennootschappen naar het buitenland
JaarGroothandel (%)Totaal (%)
201628,535,2
201745,039,7
201845,840,7
201946,937,9
202047,432,5
202142,128,3

4. Conclusies

De operationele winsten van de groothandel zijn tussen 1995 en 2023 fors gestegen. De stijging van de werkgelegenheid was echter, in vergelijking met de rest van de economie, bescheiden van omvang. Daarnaast daalde de aiq in deze bedrijfstak in de loop van de jaren stevig en lag ver onder het gemiddelde van de Nederlandse marktsector.

De stijging van de winstgevendheid is in belangrijke mate toe te schrijven aan een aanzienlijke productiviteitsgroei. Deze productiviteitsgroei hangt samen met de transitohandel.

De verwevenheid van de groothandel met het buitenland is groot. De groothandel biedt als handelsbemiddelaar een ondersteunende rol bij de Nederlandse importeurs en exporteurs. Veel van de groothandelsactiviteiten in Nederland hebben betrekking op goederenstromen uit het buitenland. 

De aanzienlijke omvang van transitohandel die vanuit Nederland plaatsvindt benadrukt eveneens de internationale oriëntatie van deze branche. Het vormt een aanzienlijk aandeel van de Nederlandse groothandel en is bij uitstek een activiteit van de grootste bedrijven in de groothandel. Ook vindt het deels plaats binnen concernverband. De aanwezigheid van transitohandel in Nederland hangt mogelijk samen met het gunstige belastingklimaat en de belastingverdragen die vanuit Nederland met veel andere landen zijn afgesloten. 

Deze activiteiten hebben substantieel bijgedragen aan de gestegen winsten binnen de groothandel in de afgelopen jaren, maar de betekenis ervan voor de Nederlandse economie is bescheiden van omvang. Transitohandel kan met weinig inzet van productiemiddelen (zoals arbeid) worden uitgevoerd. Bovendien verlaat via het buitenlands zeggenschap een aanzienlijk deel van de bijbehorende operationele winsten Nederland.

Bronnen

CBS – Centraal Bureau voor de Statistiek. (2023). Methodologische achtergronden van de arbeidsinkomensquote. De Nederlandse Economie. 

Dachs, B., Broos, E., Dünser, M., Hanzl-Weiß, D., Mertens, K., Schartinger, D., Stehrer, R., & Vanoeteren, V. (2016, juni). EU wholesale trade: Analysis of the sector and value chains. AIT-IS-Report, vol. 128. 

Voncken, R. & Loon, van. A. (2019). Nederlandse groothandel: een verkenning. Internationaliseringsmonitor 2019(iii).