6. Zelfstandigen in cultuureducatie
6.1 Inleiding
In paragraaf 4.2 is al aangegeven dat het grootste deel van het aanbod van cultuureducatie in Nederland wordt verzorgd door zelfstandigen. In dit laatste hoofdstuk wordt nader ingegaan op enkele aspecten van de activiteit van zelfstandigen in cultuureducatie. De volgende twee paragrafen gaan in op de belangrijkste drijfveren om als zelfstandige werkzaam te zijn in de cultuureducatie (paragraaf 6.2) en de locatie waar deze zelfstandigen lesgeven aan hun leerlingen (paragraaf 6.3).
6.2 Waarom als zelfstandige (zzp’er) werken in cultuureducatie
De belangrijkste reden om zelfstandige te zijn in het domein cultuureducatie, is de aantrekkelijke situatie van een zelfstandige in het algemeen volgens de respondenten. Men vindt bijvoorbeeld de eigen autonomie en het kunnen leveren van maatwerk (61,4 procent) belangrijk, maar ook de flexibele werktijden en balans tussen privé en werk (25,2 procent) vindt men belangrijk om als zelfstandige in de cultuureducatie aan de slag te gaan. Hier is sprake van pull-factoren. Minder vaak geeft men aan dat het min of meer een gedwongen situatie is (push factor). Bijvoorbeeld omdat er geen vacatures zijn (25,2 procent) of door gedwongen ontslag (6,3 procent). Mogelijk is bij deze laatste optie sprake van een onderschatting, omdat men ontslag niet zo snel zal toegeven.
De resultaten in deze enquête wijken af van het beeld dat in de laatste jaren in de media naar voren kwam. Daarin is er sprake van gedwongen ontslag van werknemers van muziekscholen die vervolgens weer als zelfstandige door diezelfde instellingen worden ingehuurd. Het veel positievere beeld in deze enquête kan een gevolg zijn van de lage netto respons waardoor de resultaten van het onderzoek niet voldoende betrouwbaar zijn. Het verschillende beeld kan ook ontstaan doordat de oud-werknemers van muziekscholen maar een kleine groep zelfstandigen vormen in deze sector. Hun negatieve beeld wordt dan verdrongen door het positievere beeld van de grote groep zelfstandigen die uit overtuiging zzp’er is geworden. Zie figuur 6.2.1.
Waarschijnlijk ligt de waarheid in het midden en zullen de resultaten in dit onderzoek anders zijn uitgevallen bij een betere respons, maar het is niet aannemelijk dat daar een diametraal tegenovergesteld beeld uit zou volgen waarbij het merendeel van de zelfstandigen aangeeft dat men door ontslag gedwongen is om zzp’er te worden en slecht een klein deel uit eigen overtuiging als zzp’er werkzaam is.
Percentage (%) | |
---|---|
Uit overtuiging (autonomie/maatwerk) | 61,4 |
Meer balans tussen werk en privé | 27,0 |
Gebrek aan vacatures/vaste banen | 25,2 |
Gedwongen ontslag | 6,3 |
Andere reden | 15,9 |
Meer dan één antwoord mogelijk * voorlopige cijfers |
6.3 Op welke plekken wordt lesgegeven
2016* (%) | 2018/2019* (%) | |
---|---|---|
School | 33,9 | 37,1 |
Eigen woning | 26,4 | 29,0 |
Muziek- of dansschool | 23,3 | 26,0 |
Eigen werkruimte buit.eigen woning | 19,7 | 38,5 |
Ander(e) werkruimte | 19,5 | |
Centrum voor de kunsten | 20,5 | |
Culturele instelling | 19,5 | 15,5 |
Bij leerling thuis | 11,1 | 8,7 |
Buurthuis | 10,8 | 15,0 |
Openlucht | 9,8 | 12,0 |
Kinder- of buit.sch.opvang | 6,1 | 6,9 |
Zorg- of welzijnsinstelling | 6,1 | 9,5 |
Religieus gebouw | 5,7 | 8,8 |
Bibliotheek | 4,3 | 7,6 |
Elders | 10,4 | 13,9 |
Meer dan één antwoord mogelijk * voorlopige cijfers |
Figuur 6.3.1 laten de plekken zien waar zelfstandigen hun lessen geven aan leerlingen (dit is niet gevraagd bij de instellingen en bedrijven). Er is meer dan een antwoord mogelijk. Het vaakst wordt door zelfstandigen lesgegeven in een school en/of de eigen woning. Met de nodige slagen om de arm, lijkt het erop dat het gebruik van de eigen werkruimte in 2019 is toegenomen in vergelijking met 2017.