2. Inrichting van het land in ecosystemen
Om te zien op welke manier, en waar, de verschillende ecosystemen in Nederland een bijdrage leveren aan brede welvaart is het van belang de leefomgeving consistent te karteren en veranderingen door de tijd zorgvuldig te monitoren. In deze studie is gebruik gemaakt van een zo consistent mogelijke kartering van ecosystemen in Nederland voor de jaren 2013, 2015, 2018 en 2020. Allereerst wordt gekeken naar de huidige indeling in ecosystemen. Hierbij worden de 50 ecosysteemtypen ingedeeld in vier categorieën: ‘agrarisch’, ‘bebouwd’, ‘natuur en half-natuur’ en ‘zoet en brak water en kust’. Vervolgens wordt gekeken op welke manier deze ecosystemen een bijdrage leveren aan brede welvaart door te kijken naar de ecosysteemdiensten die zij leveren.
2.1 Ecosysteemtypen in 2020
Onderstaande figuur laat de verdeling van het oppervlak van Nederland zien in de vier categorieën en onderliggende ecosysteemtypen voor het jaar 2020 zien voor het jaar 2020. Verreweg de grootste categorie van ecosysteemtypen is gerelateerd aan de landbouw; bijna de helft van het landoppervlak is agrarisch. De tweede grote categorie is het grotendeels bebouwde en verharde gebied, dat vooral in gebruik is voor wonen, werken, industrie en infrastructuur. Deze overwegend bebouwde categorie omvat echter ook privé-tuinen, evenals een verzameling van niet-bebouwde gebruiksvormen zoals paardenweitjes, bermen en braakliggend terrein (binnen de bebouwde kom). Apart weergegeven zijn groenvoorzieningen (‘groen’ in de figuur) zoals parken en plantsoenen, en ruimte voor recreatie.
Het areaal van de categorie natuur, met daarin groene natuurlijke en halfnatuurlijke gebieden, is net iets kleiner dan de categorie bebouwd. Het grootste aandeel hierin wordt gevormd door bossen, bomenrijen, heggen en hagen, terwijl open natuur zoals heide en natuurlijke graslanden en wetlands minder frequent voorkomen. Bij de laatste categorie, water en kust, is alleen het zoete en brakke water in beschouwing genomen. Ook dit vormt een significant deel van de ecosystemen op en nabij het land. De lange Nederlandse kuststrook met haar duinen en stranden neemt in deze categorie relatief weinig ruimte in beslag. Deze twee categorieën samen representeren een groot deel van de land- en waternatuur in Nederland.
2.2 Agrarische ecosystemen
Bovenstaande figuur laat zien dat bijna de helft (49 procent) van Nederland valt onder de verschillende ecosysteemtypes in de categorie agrarisch. Hierin nemen akkers een vrijwel even grote plek in als weilanden. Van het akkerland (inclusief de meerjarige teelt) was in 2018 bijna 98 procent in ‘regulier’ gebruik, dat wil zeggen zonder een vorm van natuur- of landschapsbeheer1). Van de weilanden was dit voor bijna 97 procent van het areaal het geval.
Afname agrarische ecosystemen
De omvang van het totale areaal dat valt onder de agrarische ecosysteemtypen is tussen 2013 en 2020 afgenomen met circa 244 km2, oftewel zo’n 1,3 procent. Het is daarom interessant om te kijken in hoeverre landbouwgebied is omgezet in ‘bebouwd’ of in ‘natuur’ of ‘water en kust’. In de figuur hieronder is deze omzetting per provincie weergegeven. De grootste omzetting van landbouwgrond naar een ander soort ecosysteem trad tussen 2013 en 2020 op in de provincies Gelderland en Noord-Brabant, waarbij respectievelijk 152 en 141 km2 van de landbouw-ecosystemen werden omgezet in een andere categorie. Er werd echter ook ‘nieuwe’ landbouwgrond gecreëerd door omzetting vanuit andere ecosysteemtypen. Het nettoresultaat van alle omzettingen van en naar landbouw (weergegeven tussen haakjes), laat zien dat de grootste totale afname zichtbaar was in de provincie Noord-Brabant, met een afname van 58 km2, en dat er een kleine toename van 7 km2 plaatsvond in Friesland. De figuur laat zien dat in alle provincies behalve Zeeland, de grootste omzetting die van landbouw naar bebouwd gebied en infrastructuur (‘bebouwd’) is.
2.3 Bebouwd gebied en infrastructuur, groenvoorzieningen in bebouwd gebied
Het totale areaal aan ecosystemen van de categorie ‘bebouwd’ vormt met bijna 24 procent de tweede grootste categorie in Nederland. Hieronder vallen alle terreinen die grotendeels bebouwd of bestraat zijn, zoals bebouwing, bedrijventerreinen, wegen en andere infrastructuur. Woongebieden vallen hier ook onder, inclusief de bijbehorende tuinen. Parken, plantsoenen en andere (publiek toegankelijke) groenvoorzieningen binnen de bebouwde kom vallen ook onder deze categorie, maar zijn apart weergegeven.
Verstedelijking en toename bevolkingsdichtheid
Een belangrijke ontwikkeling die over de periode 2013-2020 heeft plaatsgevonden is een toename van het zeer dichtbevolkte gebied. Steeds meer gebieden voldeden aan de grenswaarden2), waardoor tussen 2013 en 2020 sprake was van een toename van het zeer dichtbevolkte gebied van bijna 647 km2 naar 693 km2; een toename van ruim 7 procent. De kaart hieronder laat zien dat die verandering van het oppervlak dichtbevolkt gebied per provincie verschilt. De toename in de provincie Utrecht springt daarbij in het oog, met een toename van circa 19 procent ten opzichte van 2013. In Noord- en Zuid-Holland is de toename relatief klein, maar hierbij moet in acht genomen worden dat deze provincies al zeer dichtbevolkt waren. In Limburg is daarentegen sprake van een afname. De detailkaart hieronder laat zien waar in Utrecht grote verandering zijn opgetreden. Hierbij moet echter worden opgemerkt, dat een relatief kleine toename van de inwonerdichtheid ertoe kan leiden dat een heel gebied ineens aan de randvoorwaarden voldoet. Dat wil zeggen dat in een gebied waarin de inwonerdichtheid al bijna hoog genoeg is om gekarteerd te worden als ‘dichtbevolkt’, slechts weinig nieuwbouw nodig is om aan de hier gebruikte definitie te voldoen. Ook kan er sprake zijn van de omzetting van bijvoorbeeld bedrijfspanden naar woningen, of een toename van het aantal bewoners per pand. Hoewel een toename van het dichtbevolkte gebied dus niet per se tot uitdrukking hoeft te komen in meer bebouwing, heeft deze toename wel invloed op het aantal mensen dat een beroep doet op voorzieningen zoals parken en plantsoenen, en op recreatiemogelijkheden in de wijdere omgeving.
2.4 Natuur en half-natuur op land
Bij elkaar opgeteld bestrijkt de categorie natuur en half-natuur 16 procent van het landoppervlak in 2020. Hier vallen zowel de beschermde heide en bossen van Natura2000 gebieden onder, alsook heggen en hagen met veelal een vorm van landschaps- of natuurbeheer en productiebossen en vele, veelal kleine stukjes bos zonder beschermingsstatus. De duinen en het strand (uit de categorie water en kust) vertegenwoordigen samen nog een extra procent aan natuur op land. Al deze gebieden zijn van groot belang voor recreatie en toerisme en leveren een reeks van regulerende ecosysteemdiensten, zoals te lezen in hoofdstuk 3 ‘Bijdragen aan brede welvaart’. Daarnaast zijn deze natuurlijke en half-natuurlijke ecosystemen van groot belang voor het behoud van biodiversiteit en hebben ze een belangrijke landschappelijke functie. Zoals eerder genoemd wordt een aanzienlijk deel van deze ecosystemen en de bijbehorende biodiversiteit in hun voortbestaan bedreigd door externe drukfactoren, waaronder een hoge stikstofdepositie.
Afname van bos, bomenrijen, heggen en hagen
Hoewel het areaal beschermd bos sinds 2013 licht is toegenomen en het areaal moerasbos gelijk is gebleven, geldt voor de overige vormen van bos dat van 2013 tot 2018 sprake was van een afname. Netto is daardoor het totale areaal bos in Nederland met 53 km2 ofwel 1,5 procent afgenomen tussen 2013 en 2020. Deze afname stagneerde echter tussen 2018 en 2020. Ook het oppervlak van heggen, hagen en bomenrijen is met 14 procent teruggelopen. Hoewel een deel van de bossen is omgezet in andere natuur zoals heide (netto 12 km2) in het kader van natuurontwikkeling, is het verlies van bos tot 2018 grotendeels te verklaren door de omzetting naar de categorie ‘bebouwd’ (circa 30 km2).
2.5 Zoet en brak water en de kuststrook
In 2020 bestond het grondgebied voor ongeveer 11 procent uit ecosystemen van zoet en brak water en de kuststrook. De zoute wateren zijn hierbij niet meegerekend. Het betreft dus water in beekjes, plassen en meren, de grote rivieren, de grote wateren zoals het IJsselmeer, en daarnaast het strand en de duinen. In deze categorie zijn voor wat betreft de omvang van de wateren weinig veranderingen zichtbaar.
2) Het dichtbevolkte gebied omvat alle gebieden waarin per vierkante kilometer meer dan 5000 personen wonen. Alleen gebieden groter dan 3 km2 die aan voorgaande voldoen zijn meegenomen. Let op, deze definitie is dus niet gebaseerd op de omgevingsadressendichtheid. Ze wijkt ook af van het areaal voor ‘wonen en werken’, waarin ook kantoren, bedrijfspanden, infrastructuur etc. worden meegenomen.