Toelichting
Het gebruik van gemiddelde prijzen
De StatLinetabel met consumentenprijzen voor gas en elektriciteit geeft de gemiddelde maandelijkse prijs van de verschillende componenten van de gas- en elektriciteitsrekening zoals die op dat moment worden aangeboden door energiemaatschappijen. De verschillende componenten zijn: belastingen, netwerk- en leveringskosten en kunnen een vaste component hebben en een variabele.
Per component wordt een gemiddelde berekend, gebaseerd op de informatie van energieleveranciers over de tarieven die zij hanteren voor de verschillende contracten en het aantal aansluitingen (huishoudens). De prijzen van contracten verschillen bijvoorbeeld per leverancier, per soort energie (groen of grijs), per dagdeel (dag- en nachtstroom of een enkele meter voor één tarief) en contractduur. Bij het berekenen van het gemiddelde voor de prijscomponenten is door weging rekening gehouden met het gemiddelde aantal aansluitingen in het voorgaande jaar voor de verschillende soorten contracten.
Bij het gebruik van deze prijzen voor het berekenen van de gemiddelde energierekening voor huishoudens levert dat een goede benadering voor wat betreft het prijsniveau waartegen contracten op dat moment kunnen worden afgesloten. Voor een huishouden dat precies evenveel energie verbruikt als het gemiddelde kan de hoogte van de energierekening wel hoger of lager uitpakken, afhankelijk van het contract met de energieleverancier. Een deel van de huishoudens heeft een meerjarig contract met een vaste leveringsprijs (in 2021 was dit minder dan de helft van alle contracten). De leveringsprijs van eerder afgesloten meerjarige contracten wordt niet meegenomen in de gemiddelde prijs van een bepaalde maand. Het is namelijk onbekend hoeveel huishoudens, welke contracten op welk moment tegen welke prijs hebben afgesloten. Bij stijgende energieprijzen betekent dit dat de gemiddelde prijs die alle huishoudens in Nederland samen betalen lager ligt dan in de tabel wordt weergegeven en bij dalende energieprijzen ligt deze gemiddelde prijs hoger.
Belastingen op energie
Er zijn twee specifieke heffingen op energie: de energiebelasting en de opslag duurzame energie (ODE). De ODE is in 2013 ingevoerd en de opbrengsten van deze belasting gaan naar de subsidiëring van duurzame energie. Energiebedrijven innen de energiebelasting en ODE voor elke verbruikte kilowattuur stroom en kubieke meter gas en dragen dit vervolgens af aan de overheid. Omdat de overheid energie als een basisbehoefte ziet, krijgt elk huishouden een vast belastingbedrag terug. Dit is de heffingskorting. Deze heffingskorting wordt verrekend per elektriciteitsaansluiting. Omdat de heffingskorting compenseert voor de belasting op elektriciteit en gas wordt deze heffingskorting verdeeld over de gas- en elektriciteitsrekening naar rato van de betaalde belastingen. Ten slotte betaalt elk huishouden btw over de energierekening. De levering, het transport en de energiebelastingen vallen allemaal onder het hoge btw-tarief van 21 procent.
Berekening van een gemiddelde energierekening
Met de StatLinetabel consumentenprijzen voor gas en elektriciteit kan een gemiddelde gas- en elektriciteitsrekening uitgerekend worden voor de tarieven zoals die op dat moment worden aangeboden door energiemaatschappijen. Hiervoor worden de variabele tarieven (de tarieven per verbruikseenheid) vermenigvuldigd met het jaarverbruik en opgeteld bij de vaste tarieven.
De “gemiddelde energierekening van januari” beschrijft dan wat huishoudens gemiddeld moeten betalen voor een jaar energieverbruik. Hierbij baseren we ons dus op de prijzen zoals die in januari worden aangeboden en het verwachte jaarverbruik.
Gas | Tarief januari 2022 | Verbruik | Totaal |
---|---|---|---|
Transportkosten (vast) | 191,32 | 1 | 191,32 |
Leveringskosten (vast) | 72,74 | 1 | 72,74 |
Leveringskosten (variabel) | 1,1956 | 1 169 | 1397,66 |
ODE | 0,10467 | 1 169 | 122,36 |
Energiebelasting | 0,43950 | 1 169 | 513,78 |
Totaal jaarbedrag gas | 2297,86 | ||
Elektriciteit | Tarief januari 2022 | Verbruik | Totaal |
Transportkosten (vast) | 267,12 | 1 | 267,12 |
Leveringskosten (vast) | 72,55 | 1 | 72,55 |
Leveringskosten (variabel) | 0,3169 | 2 479 | 785,60 |
ODE | 0,03691 | 2 479 | 91,50 |
Energiebelasting | 0,04452 | 2 479 | 110,37 |
Totaal jaarbedrag elektriciteit | 1327,14 | ||
Energiebelasting algemeen | Tarief januari 2022 | Totaal | |
Heffingskorting | -824,77 | -824,77 | |
Totale energierekening | 2 800,23 | ||
Het berekenen van prijs- en verbruikseffecten
De prijs van energie en het verbruik bepalen de hoogte van de energierekening. De totale gemiddelde verandering van de energierekening kunnen we uitsplitsen in prijs- en verbruikseffecten Hiervoor gebruiken we de zogenoemde methode voor Bennet-indicatoren.
Als we de energierekening van januari 2022 vergelijken met die van januari 2021 dan kunnen we de totale verandering van de energierekening als volgt splitsen in een prijseffect en een verbruikseffect:
- Voor het prijseffect houden we het verbruik constant. Het gehanteerde verbruik is het gemiddelde van het geraamde gebruik in 2021 en 2022.
- Voor het verbruikseffect houden we de prijs constant. De gehanteerde prijs is het gemiddelde van januari 2021 en januari 2022.
De som van dit prijs- en verbruikseffect komt overeen met het totale verschil in de energierekening tussen januari 2022 en januari 2021. Voor de berekening van de energierekening in januari 2022 worden dan de prijzen van januari 2022 en het geraamde gemiddelde verbruik van 2022 genomen en voor de berekening van 2021 worden de prijzen van januari 2021 en het verbruik van 2021 genomen.
Het geraamde gemiddelde verbruik voor 2022 is 2 479 kWh elektriciteit en 1 169 m3 gas. Voor 2021 is het geraamde verbruik 2 580 kWh elektriciteit en 1 190 m3 gas.
Het verbruik heeft logischerwijs alleen effect op de variabele kosten die de gebruiker per kubieke meter gas of per kilowattuur elektriciteit betaalt en niet op de vaste kosten. De vaste kosten veranderen alleen in prijs, niet in hoeveelheid.
Gemiddeld gas- en elektriciteitsverbruik
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) berekent het gemiddelde gas- en elektriciteitsverbruik voor woningen volgens de methode die wordt gebruikt in de Klimaat- en energieverkenning (KEV). Woningen op stadswarmte zijn uitgesloten en het totale gasverbruik wordt gecorrigeerd voor verschillen in buitentemperatuur (zie toelichting Temperatuurcorrectie gasverbruik). Om te komen tot het gemiddelde gasverbruik per bewoonde woning wordt het totale temperatuur gecorrigeerde gasverbruik van alle woningen in Nederland gedeeld door het totaal aantal bewoonde woningen zonder stadswarmte.
Voor het gemiddelde elektriciteitsverbruik wordt de opwekking met eigen zonnepanelen gesaldeerd met de totale levering. Er kan sprake zijn van enige overcompensatie omdat niet bekend is welke leveringen reeds zijn gesaldeerd en welke niet (zie toelichting Saldering van elektriciteitsleveringen). De totale levering van elektriciteit aan woningen door energiemaatschappijen wordt daarnaast nog verminderd met leveringen aan gemeenschappelijke ruimten, zoals galerijen en liften. Om te komen tot het gemiddelde elektriciteitsverbruik per bewoonde woning wordt de gecorrigeerde totale leveringshoeveelheid van elektriciteit gedeeld door het totaal aantal bewoonde woningen in Nederland.
NB. Voor het gemak noemen we deze levering in deze notitie het “verbruik”. Zelf opgewekte en verbruikte energie maakt echter geen onderdeel uit van de levering. Uiteraard zijn aan de eigen opwekking van energie door huishoudens ook kosten verbonden, maar die nemen we hier niet mee.
Voor de profielen van aardgaswoningen (hoofdstuk 4) wordt vanuit microdata het gemiddeld aardgas- en elektriciteitsverbruik berekend voor groepen van aardgaswoningen. Om te bepalen of een woning een aardgaswoning is wordt gekeken naar de hoofdverwarmingsinstallatie. Indien er sprake is van individuele CV of van blokverwarming wordt een woning tot de aardgaswoningen gerekend. Deze afbakening wijkt een klein beetje af van de afbakening zoals hierboven beschreven voor de methode van de KEV. In die laatste methode worden namelijk all-electric woningen (dus geen gasaansluiting én geen stadswarmte) wel meegenomen, in de benadering vanuit de microdata niet. Daarnaast wordt in de methode van de KEV het gemiddeld elektriciteitsverbruik berekend over alle bewoonde woningen, terwijl in de benadering vanuit de microdata de (bewoonde) woningen met stadswarmte en all-electric woningen niet worden meegenomen, evenals woningen met 11 of meer geregistreerde bewoners.
Nieuwe methode voor bepaling energieleveringen aan woningen
Tussen rapportagejaar 2019 en 2020 hebben bij het CBS diverse methodologische vernieuwingen van de klantenbestanden met aardgas- en elektriciteitsleveringen plaatsgevonden. Mede hierdoor is de afbakening van de populatie aardgaswoningen verbeterd. Zo is het onderscheid tussen woningen met en zonder gas verbeterd doordat er meer informatie beschikbaar is over de hoofdverwarmingsinstallatie. Daarnaast bestonden er tot 2019 enkele honderdduizenden woningen waarvoor de gas- of elektriciteitslevering onbekend was. Dankzij het verbeterd inzicht in de hoofdverwarmingsinstallatie kan vanaf 2020 voor alle woningen een elektriciteits- en (indien relevant) gaslevering bepaald worden. Tot slot is het onderscheid tussen woningen en bedrijven beter afgestemd op de (vernieuwde) Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG).
Door de vernieuwingen is er tussen 2019 en 2020 sprake van een trendbreuk. Dit heeft een (beperkt) effect op de totale gas- en elektriciteitsleveringen aan woningen doordat het onderscheid tussen woningen en bedrijven op een iets andere manier tot stand komt dan in de oude methode. Daarnaast heeft de trendbreuk effect op de afbakening van aardgaswoningen en de 10 profielgroepen. Tot en met 2019 werden aardgaswoningen gedefinieerd als woningen waarvoor een valide gas- én een valide elektriciteitslevering bekend was en die hoofdzakelijk verwarmd werden met aardgas (dus zonder stadswarmte). Woningen waarvoor informatie over gas- of elektriciteitslevering ontbraken werden dus niet meegenomen. In de nieuwe methode kunnen aardgaswoningen zuiverder afgebakend worden door uit te gaan van de hoofdverwarmingsinstallatie. Voor de 10 profielen van aardgaswoningen is de afbakening daar waar mogelijk gelijk gehouden. Aardgaswoningen waarvoor niet alle woningkenmerken bekend zijn, waar geen personen staan ingeschreven op 1 januari of waar 11 of meer bewoners staan ingeschreven zijn niet meegenomen in de berekeningen. Door het verbeterd inzicht in het type hoofdverwarming, het ontbreken van woningen waarvoor geen energieleveringen bepaald zijn en de verbeterde afbakening tussen woningen en bedrijven kunnen er wel verschillen op met eerdere jaren optreden.
Saldering van elektriciteitsleveringen
We spreken in dit artikel voor het gemak over het energieverbruik van huishoudens, maar feitelijk betreft de informatie de energieleveringen aan woningen. Deze informatie is afkomstig van netbeheerders. Sommige netbeheerders leveren informatie over de gesaldeerde elektriciteitslevering, dus na correctie voor eventuele teruglevering bij zonnestroom. Andere partijen leveren informatie over de niet-gesaldeerde leveringen. Bij oude, analoge meters is de levering altijd gesaldeerd omdat daarbij de meter terugloopt. Het is op dit moment niet bekend welke informatie gesaldeerd is en welke niet. In elk geval zullen woningen met zonnestroom minder elektriciteit afnemen dan identieke woningen zonder zonnestroom doordat een deel van de opgewekte stroom ook direct door het huishouden gebruikt wordt.
Temperatuurcorrectie gasverbruik
Het grootste deel van het gasverbruik wordt gebruikt voor ruimteverwarming. In een jaar met een zachte winter gebruiken huishoudens hierdoor gemiddeld minder gas dan in een jaar met een strenge winter. Bij het berekenen van prijseffecten en de mogelijkheden voor energiebesparing wordt daarom vaak gewerkt met temperatuur gecorrigeerde gasverbruiken. Hierbij wordt het daadwerkelijk gasverbruik omgerekend naar de hoeveelheid gas die verbruikt zou zijn als de temperatuur in een jaar gemiddeld geweest zou zijn. Er zijn diverse correctiemethoden ontwikkeld. De in dit artikel gebruikte gasverbruiken zijn gecorrigeerd voor temperatuur met dezelfde methode als gebruikt in de Klimaat- en Energieverkenning. Kenmerk van deze methode is dat voor elk jaar het verwachte aantal graaddagen wordt bepaald, waarbij rekening gehouden wordt met de door het KNMI verwachte opwarming door klimaatverandering. Omdat het de laatste jaren warmer wordt, leidt dit tot een dalend verwacht gasverbruik.