4. Verschillen tussen huishoudens
De hoogte van de energierekening wordt voor een belangrijk deel bepaald door het energieverbruik van het huishouden. Als huishoudens meer gas of elektriciteit verbruiken is de rekening, bij een vergelijkbaar contract, ook hoger. Dit energieverbruik hangt samen met kenmerken van de woning en de samenstelling en voorkeuren van het huishouden. Zoals dit hoofdstuk duidelijk maakt is het energieverbruik in een grote, oude en niet energiezuinige woning met veel bewoners gemiddeld hoger dan in een kleine, nieuwe, energiezuinige woning met maar één bewoner. Dit hoofdstuk geeft inzicht in de spreiding van de energierekening tussen en binnen groepen van woningen en hun bewoners, uitgaande van de energietarieven die in de vorige hoofdstukken zijn gepresenteerd.
4.1 Energierekening tien groepen huishoudens 2018-2022
Het CBS ontwikkelde op verzoek van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat tien herkenbare profielen van aardgaswoningen en hun bewoners. Aardgaswoningen worden hoofdzakelijk verwarmd met aardgas en maken 88 procent van de totale woningvoorraad uit. Woningen met stadswarmte en all-electric woningen worden dus niet meegenomen. De tien profielen van aardgaswoningen verschillen naar woningtype, woonoppervlakte, bouwjaar en het aantal bewoners en omvatten samen bijna 75 procent van alle aardgaswoningen. Elk jaar wordt het gemiddeld aardgas- en elektriciteitsverbruik van deze groepen gepubliceerd. De verbruiken van de profielgroepen zijn bekend vanaf 2018. Het meest recente jaar is 2020 en vormt de basis voor de berekeningen in dit hoofdstuk.
Aardgas (m3, temperatuur- gecorrigeerd) | Elektriciteit (kWh) | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
2018* | 2019* | 2020* | 2018* | 2019* | 2020* | |
Een bewoner in nieuw, klein appartement | 670 | 620 | 630 | 1640 | 1610 | 1580 |
Een bewoner in oud, klein appartement | 870 | 810 | 800 | 1580 | 1550 | 1550 |
Twee of meer bewoners in oud, klein appartement | 1090 | 1010 | 1000 | 2280 | 2220 | 2270 |
Een bewoner in oude, kleine rijwoning | 1160 | 1060 | 1050 | 1730 | 1690 | 1680 |
Een bewoner in oude, middelgrote rijwoning | 1380 | 1260 | 1240 | 2050 | 2000 | 1990 |
Twee of meer bewoners in oude, kleine rijwoning | 1330 | 1230 | 1220 | 2860 | 2780 | 2790 |
Twee of meer bewoners in nieuwe, middelgrote rijwoning | 1170 | 1080 | 1080 | 3340 | 3260 | 3260 |
Twee of meer bewoners in oude, middelgrote rijwoning | 1510 | 1390 | 1380 | 3290 | 3190 | 3200 |
Twee of meer bewoners in oude, grote rijwoning | 2100 | 1940 | 1920 | 3950 | 3860 | 3900 |
Twee of meer bewoners in oude, grote vrijstaande woning | 2620 | 2400 | 2400 | 4490 | 4450 | 4530 |
1) Een rijwoning is een tussen-, hoek- of 2-onder-1-kapwoning; oud heeft betrekking op woningen tot 1992, nieuw op woningen die zijn gebouwd in 1992 of daarna; klein geeft aan dat woningen kleiner zijn dan 100 m2, middel duidt woningen aan van 100 tot 150 m2 en bij groot zijn woningen 150 m2 en groter. Bron: CBS |
Uit tabel 4.1 is te berekenen dat gemiddeld voor de meeste groepen aardgaswoningen de hoeveelheid geleverde gas tussen 2018 en 2019 met 7 tot bijna 9 procent daalde. Tussen 2019 en 2020 daalde voor de meeste groepen het gasverbruik nog wel iets (tot anderhalf procent), maar was er voor één profielgroep sprake van een licht stijgend gasverbruik. Deze ontwikkelingen zijn niet toe te schrijven aan veranderende weersomstandigheden omdat de gasverbruiken gecorrigeerd zijn voor temperatuur. Het elektriciteitsverbruik van de profielgroepen daalde tussen 2018 en 2019 met 1 tot 3 procent, terwijl de ontwikkeling tussen 2019 en 2020 een wisselend beeld laat zien van 2 procent daling tot 2 procent stijging.
De ontwikkelingen tussen 2019 en 2020 zijn moeilijk te duiden omdat het CBS voor 2020 de methode voor het bepalen van de energieleveringen aan woningen heeft vernieuwd (zie toelichting Nieuwe methode voor bepaling energieleveringen aan woningen). Het is niet uit te sluiten dat deze nieuwe methode voor de ene groep woningen net iets andere effecten heeft dan voor een andere groep. Het is aannemelijk dat het energieverbruik in woningen in 2020 ten opzichte van 2019 is beïnvloed door de maatregelen tegen het coronavirus en door het gemiddeld energiezuiniger worden van de woningvoorraad.
Het energieverbruik van woningen in 2021 en 2022 is nog niet bekend. Daarom wordt, net als in hoofdstuk 2, gebruik gemaakt van prognoses voor het energieverbruik in deze jaren. Deze prognoses sluiten aan bij de ontwikkelingen in de KEV 2021. Er is niet voldoende informatie om daarbij onderscheid te maken tussen de verschillende huishoudensprofielen. Voor alle groepen wordt daarom aangenomen dat het energieverbruik met hetzelfde percentage daalt ten opzichte van 2020, gebaseerd op de ontwikkelingen in het gemiddelde verbruik, zoals weergegeven in hoofdstuk 2. De verwachte daling in de gemiddelde elektriciteitslevering tussen 2020 en 2021 is bijna 4 procent en tussen 2020 en 2022 tussen 7,5 en 8 procent. Het gemiddelde gasverbruik daalt tussen 2020 en 2021 naar verwachting met ruim 2 procent en tussen 2020 en 2022 met bijna 4 procent. In de berekening van dit verbruik wordt uitgegaan van gemiddelde weersomstandigheden in Nederland; het gaat om temperatuur gecorrigeerde verbruiken.
Met de jaargemiddelde energieprijzen tot en met 2021, de prijzen van januari 2021 en januari 2022 en de indicatieve verbruiken per huishoudensprofiel in 2021 en 2022 is het mogelijk om een indicatief beeld te geven van de ontwikkeling in de gemiddelde energierekening per huishoudensprofiel naar moment van afsluiten (zie figuur 4.1 en tabel 4.2). Hierbij zijn zowel de waargenomen veranderingen in de energieprijzen als de verwachte veranderingen in de energieverbruiken meegenomen in de berekening.
2021 (euro) | 2020 (euro) | 2019 (euro) | 2018 (euro) | |
---|---|---|---|---|
Een bewoner in nieuw, klein appartement | 1000 | 880 | 1070 | 970 |
Een bewoner in oud, klein appartement | 1150 | 1010 | 1200 | 1090 |
Twee of meer bewoners in oud, klein appartement | 1510 | 1320 | 1510 | 1390 |
Een bewoner in oude, kleine rijwoning | 1410 | 1230 | 1430 | 1320 |
Een bewoner in oude, middelgrote rijwoning | 1660 | 1450 | 1650 | 1540 |
Twee of meer bewoners in oude, kleine rijwoning | 1840 | 1610 | 1800 | 1680 |
Twee of meer bewoners in nieuwe, middelgrote rijwoning | 1830 | 1610 | 1790 | 1670 |
Twee of meer bewoners in oude, middelgrote rijwoning | 2080 | 1820 | 2020 | 1890 |
Twee of meer bewoners in oude, grote rijwoning | 2760 | 2400 | 2590 | 2440 |
Twee of meer bewoners in oude, grote vrijstaande woning | 3350 | 2920 | 3070 | 2910 |
1) Voor 2018-2021 is uitgegaan van de gemiddelde jaarprijzen in het betreffende jaar; verbruiken 2018, 2019 en 2020 zijn gebaseerd op waarnemingen en 2021 op prognose |
Januari 2021 | Januari 2022 | Verschil in euro | Verschil (%) | |
---|---|---|---|---|
Een bewoner in nieuw, klein appartement | 850 | 1 410 | 560 | 65,9 |
Een bewoner in oud, klein appartement | 980 | 1 690 | 710 | 72,4 |
Twee of meer bewoners in oud, klein appartement | 1 280 | 2 290 | 1 010 | 78,9 |
Een bewoner in oude, kleine rijwoning | 1 200 | 2 150 | 950 | 79,2 |
Een bewoner in oude, middelgrote rijwoning | 1 410 | 2 580 | 1 170 | 83,0 |
Twee of meer bewoners in oude, kleine rijwoning | 1 560 | 2 850 | 1 290 | 82,7 |
Twee of meer bewoners in nieuwe, middelgrote rijwoning | 1 550 | 2 790 | 1 240 | 80,0 |
Twee of meer bewoners in oude, middelgrote rijwoning | 1 770 | 3 260 | 1 490 | 84,2 |
Twee of meer bewoners in oude, grote rijwoning | 2 340 | 4 420 | 2 080 | 88,9 |
Twee of meer bewoners in oude, grote vrijstaande woning | 2 840 | 5 460 | 2 620 | 92,3 |
1) Prijzen zijn gebaseerd op de waargenomen prijzen in januari 2021 en januari 2022; verbruiken zijn gebaseerd op prognose. |
Net als eerdere jaren blijkt uit figuur 4.1 en tabel 4.2 dat eenpersoonshuishoudens in een klein, nieuw appartement het minste uitgeven aan energie, terwijl meerpersoonshuishoudens in grote, oude vrijstaande woningen de hoogste energierekening hebben. Figuur 4.1 laat zien dat deze laatste groep door de jaren heen gemiddeld ongeveer drie keer zoveel uitgeeft aan gas en elektriciteit dan de eenpersoonshuishoudens met een klein, nieuw appartement. Tabel 4.2 laat zien dat dit verschil met de nieuwe tarieven in januari 2022 behoorlijk oploopt: de groep met de hoogste energierekening betaalt bijna vier keer meer dan de groep met de laagste energierekening.
Verder is te zien dat alle groepen huishoudens door de tijd heen ongeveer hetzelfde patroon volgen: tussen 2018 tot 2019 stijgt de energierekening flink, om vervolgens in 2020 te dalen tot onder het niveau van 2018. In 2021 stijgt de gemiddelde energierekening, uitgaand van de gemiddelde jaarprijzen over 12 maanden, terug naar het niveau van 2019. Daarbij valt op dat voor groepen aardgaswoningen met het hoogste verbruik de stijging nog iets sterker is en de energierekening van 2021 gemiddeld hoger is dan 2019. Dit komt met name door de sterke stijging van de variabele leveringsprijzen voor gas en elektriciteit. Vooral in de tweede helft van 2021 stegen deze leveringstarieven hard, waardoor het jaargemiddelde sterk steeg. De zeer bescheiden (geraamde) daling van het energieverbruik tussen 2020 en 2021 kan de sterk oplopende prijzen niet compenseren.
In de vorige paragrafen is beschreven hoe de sterke prijsontwikkeling van met name de leveringstarieven in januari 2022 doorzet. Omdat de vaste kosten dalen (en per saldo zelfs een vaste teruggave worden) en de variabele prijscomponenten stijgen is de stijging van de energierekening hoger naarmate het energieverbruik groter is. Dit is goed te zien in tabel 4.2 waarin de energierekening op basis van de prijzen in januari 2021 (en een prognose voor het jaarverbruik in 2021) wordt vergeleken met de energierekening op basis van de prijzen in januari 2022 (en een prognose voor het jaarverbruik in 2022). Voor de profielgroep met het laagste gebruik – alleenstaanden in een nieuw, klein appartement – stijgt de energierekening 66 procent, terwijl de toename voor de profielgroep met het hoogste gebruik – meerpersoonshuishoudens in een oude, grote vrijstaande woningen – 92 procent bedraagt. In euro’s is de toename voor deze laatste groep ruim viereneenhalf keer zo groot als voor de eerste groep. De hogere variabele prijscomponenten verklaren de toename van de verschillen tussen aardgaswoningen met een hoog en met een lager verbruik.
4.2 Spreiding binnen groepen van huishoudens
De energierekening varieert niet alleen tussen profielen van woningen en hun bewoners, ook binnen deze profielen is er sprake van een grote spreiding. In Tabel 4.3 staat naast het gemiddelde per groep ook de mediaan, de grens waarboven de 10 procent huishoudens met de hoogste energierekening zich bevinden én de grens voor de 10 procent huishoudens met de laagste energierekening. De mediaan geeft de middelste waarneming per groep van aardgaswoningen. De helft van de woningen in een groep heeft een energierekening hoger dan de mediaan en de andere helft heeft een lagere energierekening.
Binnen de groep van alleenwonenden in kleine, nieuwe appartementen betaalt gemiddeld 10 procent van de bewoners met de prijzen van januari 2022 meer dan 2 160 euro op jaarbasis. Dit is 150 euro meer dan de 10 procent zuinigste huishoudens met meer personen in een oude middelgrote rijwoning. Evenzo geven de tien procent zuinigste meerpersoonshuishoudens in grote, oude rijwoningen met de prijzen en verbruiken van januari 2022 minder uit dan de helft van alle meerpersoonshuishoudens in oude, kleine rijwoningen. Deze verschillen kunnen samenhangen met keuzes van huishoudens zoals het aantal kamers dat verwarmd wordt, de aanschaf en het gebruik van energie(on)zuinige apparatuur, of de tijd die mensen thuis doorbrengen. Maar de variatie hangt ook samen met factoren die niet meegenomen zijn in de afbakening van de groepen van aardgaswoningen. Zo wordt er bijvoorbeeld geen rekening gehouden met het energielabel van woningen en zal binnen de meerpersoonshuishoudens het energieverbruik van tweepersoonshuishoudens gemiddeld lager zijn dan dat van vierpersoonshuishoudens. Daarnaast is de variatie in energierekeningen waarschijnlijk nog groter dan uit tabel 4.3 blijkt omdat de bedragen uitgaan van de gemiddelde prijzen van de contracten die op een bepaald tijdstip worden afgesloten. Afhankelijk van het daadwerkelijke contract dat huishoudens hebben met hun energieleverancier kan de rekening dus nog hoger of lager uitvallen (zie ook het rekenvoorbeeld in tabel 2.2). De bedragen in dit artikel geven wel een beeld van de verschillen in de energierekening van aardgaswoningen in relatie tot belangrijke kenmerken van die woningen en hun bewoners.
Gemiddeld | Laagste 10% | Mediaan (50%) | Hoogste 10% | |
---|---|---|---|---|
Een bewoner in nieuw, klein appartement | 1 410 | 690 | 1 360 | 2 160 |
Een bewoner in oud, klein appartement | 1 690 | 760 | 1 630 | 2 660 |
Twee of meer bewoners in oud, klein appartement | 2 290 | 1 220 | 2 190 | 3 470 |
Een bewoner in oude, kleine rijwoning | 2 150 | 1 140 | 2 060 | 3 280 |
Een bewoner in oude, middelgrote rijwoning | 2 580 | 1 380 | 2 470 | 3 920 |
Twee of meer bewoners in oude, kleine rijwoning | 2 850 | 1 720 | 2 740 | 4 100 |
Twee of meer bewoners in nieuwe, middelgrote rijwoning | 2 790 | 1 720 | 2 690 | 3 970 |
Twee of meer bewoners in oude, middelgrote rijwoning | 3 260 | 2 010 | 3 150 | 4 630 |
Twee of meer bewoners in oude, grote rijwoning | 4 420 | 2 690 | 4 280 | 6 340 |
Twee of meer bewoners in oude, grote vrijstaande woning | 5 460 | 3 150 | 5 210 | 7 760 |
1) Op basis van waargenomen tarieven in januari 2022 en de prognose voor het jaargebruik in 2022. |