5. Gemiddelde afgelegde afstand per verplaatsing
De totale reizigerskilometers zijn te ontleden in aantallen verplaatsingen en verplaatsingsafstanden. Dit hoofdstuk richt zich op de gemiddelde afgelegde afstand per verplaatsing naar vervoerwijze en naar motief. Evenals bij het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag in het voorgaande hoofdstuk, wordt bij de afgelegde afstand per verplaatsing alleen gerekend met reguliere verplaatsingen. Voor deze indicator wordt vooral informatie op verplaatsingsniveau gebruikt. Echter, bij de indeling naar vervoerwijze wordt voor alle reguliere verplaatsingen gekeken naar de som van de ritafstanden per ritvervoerwijze (bijvoorbeeld de fiets) en deze wordt vervolgens gedeeld door het totaal aantal verplaatsingen waarvan (in dit geval) de fiets de hoofdvervoerwijze is.
In tabel 5.1 wordt de gemiddelde afstand per verplaatsing in Nederland van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland weergegeven naar vervoerwijze.
2018 | 2019 | 2020 | verschil 2020 t.o.v. 2019 (%) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 13,00 | 13,29 | 10,58* | -20 |
Personenauto als bestuurder | 18,96 | 19,00 | 16,33* | -14 |
Personenauto als passagier | 20,60 | 21,30 | 18,21* | -15 |
Trein | 49,29 | 49,84 | 48,51 | -3 |
Bus/tram/metro | 13,91 | 14,64 | 13,62 | -7 |
Fiets | 3,99 | 3,97 | 4,16* | +5 |
Lopen | 2,02 | 2,07 | 2,15* | +4 |
Overig | 21,56 | 20,61 | 17,33* | -16 |
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar. |
Uit tabel 5.1 volgt dat de gemiddelde afstand per verplaatsing voor het totaal van alle vervoerwijzen in ODiN 2020 10,6 kilometer is. Dat is meer dan een vijfde korter dan in 2019. Deze gemiddelde afstand per verplaatsing van personen van 6 jaar of ouder verschilt significant van ODiN 2019. Ook de gemiddelde afstand per verplaatsing van personenautobestuurders en personenautopassagiers, daalde in 2020 significant in vergelijking met een jaar eerder met respectievelijk 14 procent en 15 procent. Daarentegen was de gemiddelde afstand per verplaatsing met de fiets in 2020 een twintigste deel (significant) langer dan in 2019 evenals de gemiddelde afstand van een verplaatsing te voet.
Dat de diverse maatregelen om het aantal besmettingen in goede banen te leiden ook een relatie kunnen hebben met de afgelegde verplaatsing blijkt onder andere uit het artikel ‘Een virus en ons reisgedrag’. De auteurs vergeleken gegevens op werkdagen in de weken 14, 18, 22, 26, 30, 34 en 38 uit het Nationaal Verplaatsingspanel (NVP) met de gegevens in week 10 (vlak voor de ‘intelligente lockdown’) in 2020. Zij constateerden op basis daarvan dat de afgelegde afstand per 'trip' er anders uitziet. Voor personenauto en OV daalde de afgelegde afstand fors, terwijl die voor fietsen en lopen toenam. Op het moment dat de personenauto (week 21) en OV (week 26) weer op het niveau van begin maart zaten, bleven de fiets- en loopafstanden nog steeds boven basisniveau. Volgens de auteurs leek er niet direct sprake te zijn van substitutie: "We zijn minder verplaatsingen gaan maken, maar de afgelegde afstand per verplaatsing is toegenomen" (Smit, Taale en Van Beek, 2020). Hierbij dient te worden opgemerkt dat in de analyse van Smit et al. door het vergelijken van indexcijfers met elkaar binnen hetzelfde jaar, eventuele seizoenseffecten en veranderingen in weersomstandigheden die ook een rol kunnen hebben bij de wijzigingen in de mobiliteit, niet zijn meegenomen. Uit eerder genoemd onderzoek van het KiM (De Haas et al., 2020) dat betrekking heeft op de eerste helft van 2020 blijkt dat in die periode het aantal verplaatsingen nog steeds 29 procent lager ligt dan voor de start van de coronacrisis maar dat de daling in afstand op dat moment 37 procent bedraagt, hetgeen betekent dat de gemiddelde afstand per verplaatsing rond juni/juli in dat jaar lager ligt dan vóór de crisis.
In tabel 5.2 is de gemiddelde afstand per verplaatsing naar reismotief in Nederland van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland weergegeven.
2018 | 2019 | 2020 | ||
---|---|---|---|---|
Totaal | 13,00 | 13,29 | 10,58* | -20 |
Van en naar het werk | 19,21 | 19,26 | 16,66* | -13 |
Zakelijk en beroepsmatig | 31,81 | 30,56 | 25,76* | -16 |
Diensten en verzorging | 9,68 | 8,51* | 8,55 | 0 |
Winkelen en boodschappen doen | 5,51 | 5,75 | 4,49* | -22 |
Onderwijs of cursus volgen | 9,12 | 9,25 | 7,44* | -20 |
Visite en logeren | 22,37 | 21,41 | 17,10* | -20 |
Uitgaan, sport en hobby | 11,96 | 13,09* | 11,23* | -14 |
Toeren en wandelen | 9,45 | 9,52 | 7,69* | -19 |
Ander motief | 9,49 | 10,07 | 9,13* | -9 |
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar. |
Uit tabel 5.2 blijkt dat voor vrijwel alle motieven geldt dat de gemiddelde afstand per verplaatsing gemeten in ODiN 2020 significant verschilt met ODiN 2019. Enige uitzondering hierop vormt het motief ‘Diensten en verzorging'.
De gemiddelde afstand per verplaatsing om ‘Van en naar het werk’ te reizen was in 2020 2,6 kilometer korter dan in 2019, de gemiddelde verplaatsingsafstand van zakelijke en beroepsmatige verplaatsingen, bijna 5 kilometer korter. In 2018 en 2019 was de gemiddelde verplaatsingsafstand voor reizen met de trein van en naar het werk circa 41 kilometer, voor reizigers die met de trein reisden met een zakelijk of beroepsmatig motief was de verplaatsingsafstand nog groter (zie CBS StatLine, 2021a). Het is aannemelijk dat hierdoor een deel van de langere reisafstanden voor deze motieven tijdens de periode met coronamaatregelen niet heeft plaatsgevonden. Een groot deel van de mensen die de trein gebruikten om van en naar het werk te reizen of om zakelijke activiteiten zoals voor extern vergaderen en andere zakelijke activiteiten met mensen buiten de werkomgeving, reisden door de coronamaatregelen minder met de trein (Metselaar, 2020). Zo constateerden De Haas et al. (2021) op basis van gegevens van het MPN op 3 tijdstippen in 2020 dat werkenden die vóór de coronacrisis het OV gebruikten voor de reis van huis naar het werk, in de meest recente meting van september/oktober 2020 meer thuis werkten dan werkenden die een andere vervoerwijze voor de woon-werkreis gebruikten.
De gemiddelde verplaatsingsafstand voor het motief ‘Winkelen en boodschappen doen‘ is ten opzichte van 2019 22 procent korter en bedraagt in 2020 4,5 kilometer. Ook hier spelen overheidsmaatregelen mogelijk een rol zoals de oproep “Ga zo veel mogelijk naar de winkels of markten bij u in de buurt. Zo komt u zo min mogelijk in contact met anderen” (Rijksoverheid (z.d. a). Van Velzen berichtte in november 2020 dat de crisis de consument naar winkels in de buurt drijft (Velzen, J. van, 2020). Dit maakt aannemelijk dat in 2020 de gemiddelde verplaatsingsafstand voor ‘Winkelen en boodschappen doen’ korter is dan de jaren ervoor.
Ook de gemiddelde verplaatsingsafstand voor ‘Onderwijs of cursus volgen’ is vergeleken met 2019 afgenomen met 1,8 kilometer tot bijna 7,5 kilometer. Op het gebied van het onderwijs en de kinderopvang waren in 2020 overheidsmaatregelen van toepassing in het kader van covid-19. Op hogescholen en universiteiten waren in 2020 na de eerste lockdown in maart de langdurigste beperkingen van kracht. Op deze schooltypen vonden en vinden bijna geen fysieke onderwijsactiviteiten plaats met uitzonderingen van examens, tentamens, ondersteuning van kwetsbare studenten en praktijkonderwijs. Over het algemeen is de afstand van huis naar deze schooltypen langer dan van de andere schooltypen. Op het lager onderwijs en het speciaal onderwijs waren minder beperkingen van toepassing. Zodra het mogelijk was, werd onderwijs aan deze groepen weer voortgezet. De afstanden van huis naar deze schooltypen zijn gemiddeld het kortst en zijn voor het basisonderwijs gemiddeld 0,7 kilometer. Voor het voortgezet onderwijs variëren de gemiddelde woon-schoolafstanden tussen 2,4 en 3,3 kilometer (CBS StatLine, 2021b). Omdat vooral de schooltypen met de kortste woon-schoolafstanden de minste beperkingen hadden, is het aannemelijk dat de gemiddelde verplaatsingsafstand voor ‘Onderwijs of cursus volgen’ vergeleken met 2019 toen deze beperkingen niet van kracht waren, korter is geworden.
De gemiddelde verplaatsingsafstand voor ‘Visite en logeren’ is met 4,3 kilometer gedaald tot 17,1 kilometer in 2020. Naast maatregelen die het logeren in hotels en dergelijke minder aantrekkelijk maakten, zoals het feit dat bijvoorbeeld gedurende bepaalde perioden in 2020 eet- en drinkgelegenheden en roomservice in hotels gesloten waren voor hotelgasten (Rijksoverheid, 2021b), waren er ook beperkingen met betrekking tot het ontmoeten van het aantal mensen buitenshuis en het ontvangen van gasten binnenshuis. Het is aannemelijk dat daardoor, als er gelogeerd werd of mensen op visite gingen, minder vaak een bezoek op lange afstand plaatsvond. Berichten uit de media zoals bijvoorbeeld over het dichter bij huis zoeken van vriendschappen in coronatijd (Santhagens en Van Oost, 2021) wijzen ook in de richting van kortere verplaatsingen.
Op de horeca en de sportgelegenheden waren eveneens tal van beperkingen van toepassing (Rijksoverheid, 2021b). Mogelijk heeft dat ook zijn weerslag gehad op de gemiddelde verplaatsingsafstand voor het motief ’Uitgaan, sport en hobby’. Uit eten was gedurende diverse perioden in 2020 niet mogelijk, het afhalen van maaltijden wel. Sportclubs moesten van tijd tot tijd hun deuren gesloten houden op enkele uitzonderingen na. De gemiddelde verplaatsingsafstand voor het motief ’Uitgaan, sport en hobby’ was in 2020 1,9 kilometer (-14 procent) korter dan in 2019.
Ofschoon er 58 procent meer verplaatsingen plaatsvonden in 2020 en 29 procent meer kilometers zijn afgelegd met als doel ‘Toeren en wandelen’ was de gemiddelde verplaatsingsafstand van zo’n activiteit ruim 1,8 kilometer korter dan in 2019. Er zijn veel rondjes gemaakt in 2020; verplaatsingen met hetzelfde aankomst- en vertrekpunt.